Mijn en Dijn.
Is het noodig dat wij in Nederland onze onverschilligheid, onze zielloosheid, onze levensvreemdheid telkens weer op de duidelijkste wijze demonstreeren? Terwijl in de ellendigste verschrikkingen die de wereld ooit gekend heeft een nieuw leven geboren wordt, terwijl de strijdende mannen in pijn en leed hun karakter en hun denkwijzen herzien, terwijl nieuwe gevoelens en nieuwe opvattingen naar een vorm zoeken, schrijft men in Holland huiselijke novelletjes en huiselijke tooneelstukjes, waarin niets (maar dan ook niets) van den tijd en van de verlangens naar een schooner toekomst tot uiting komt.
Het stuk ‘Mijn en Dijn’ van Mevrouw J. van Ammers - Kuller is zulk een hatelijk-huiselijk tooneelstukje, geschreven van uit de sfeer eener banale provinciestad. En men vraagt zich alleen maar af, wie nù nog belang stelt in deze litteraire buurpraatjes, over mijnheer X, die ook al niet zuiver op de graat is al praat hij dan nòg zoo mooi en mevrouw X, die een beetje te hartelijk met haar mans broer omgaat. Is dit alles litteratuur? Het is roddelen in zijn meest gezochten en meest bekenden vorm.
De inhoud van Mijn en Dijn is niet over te vertellen. Het is een vrij verwarde situatie, waarin de teleurgestelde vrouw natuurlijk weer de hoofdrol speelt naast den ‘edelen’ man die niet edel is (oorzaak der teleurstelling) maar die zijn leven betert aan de zijde zijner gade, die ten slotte dan ook weer niet bezweken is voor de verleiding van een nieuwe (ditmaal vreeselijk echte) liefde van een artiste-peintre.
Het onaangenaamste van deze situatie is hare doorgefourneerde onechtheid. De werkelijkheid is nooit zoo banaal als deze bedenkseltjes. En de gewoonste burgerlieden zijn altijd, in het leven, nog een beetje interessanter (omdat zij leven) dan deze opgewonden schepselen van een schrijfer met naam en pretenties. Dit is nu het veelgeroemde Hollandsche realisme. Met het typische gebrek van dat Hollandsche realisme: een totaal gemis aan werkelijkheidszin. De Tachtigers hebben Justus van Maurik vermoord. En de schrijvers die kleintjes na de Tachtigers kwamen aansukkelen, schrijven anecdotes, die nog héél wat onwaarachtiger zijn, dan de anecdotes van Justus van Maurik. Zoo is de Hollandsche aard. Het grootste genot van den Hollander is het gluren door de gordijnkieren van zijn buurman. En de geest waaruit een stuk als ‘Mijn en Dijn’ geboren werd, is dezelfde als die naast elk raam een gezellig klein spionnetje deed aanbrengen.
Zoodat het héél, heel dwaas is om niet te kunnen berusten. Wie grootheid zoekt in Nederland, kan evengoed goud gaan wasschen uit de wateren op het Damterrein. Else Mauhs jubileerde in dit stuk. Zij is een voortreffelijk actrice. En er is geen aanleiding om dat thans met bijzonderen nadruk uit te spreken. In dit stuk loopt ieder enthousiasme dood als stroomend water in een zandwoestijn.
Greshoff.