Tegen zooveel onwaarschijnlijkheden, tegen een zoo lichtvaardig omspringen met de werkelijkheden van het leven, tegen zooveel willekeur zijn zelfs de beste tooneelspelers niet bestand Ook de verbeelding heeft haar logica en ook de droom heeft haar realiteiten.
Lucas die in het bergland woont, leeft als al zijn dorpsgenooten van het poppensnijden. Het is een schamel bestaan, maar men heeft zijn brood. Lucas is een droomer. Hij is een vinder en hij construeert een rad, dat door den stroomval bewogen wordt en dat de productie vertienvoudigen en vergemakkelijken zal. Hij voorspelt zijn makkers een gouden toekomst van gezondheid en overvloed. En de makkers dragen hem op hun schouders in triomph door het dorp. Lucas, de eereburger.
De landsheer hoort van de uitvinding. Hij laat zich de constructie uitleggen en koopt van Lucas het geheim. Het rad wordt gebouwd Het werkt, het produceert. Het brengt rijkdom aan enkelen, aan den heer, aan Lucas. Het brengt nijpende armoede en broodsgebrek aan de poppensnijders van het dorp. Zij bezoeken Lucas Zij bezweren hem terug te keeren. Zij bedreigen hem. Maar de uitvinder, trotsch op zijn macht en zijn geestkracht, is overmoedig. Het oproer breekt uit. De kerk, het landhuis, het rad, voor hen de symbolen van macht en onderdrukking, gaan in vlammen op. Het razende volk dringt bij Lucas binnen Het volk wil wraak en het wil hem vermoorden. Op dit laatste oogenblik wordt Lucas' schoonzusje, die hem liefheeft, van blind ziende. Dit wonder redt den poppensnijder. En brengt aan Lucas - de bevestiging van zijn inkeer. Hij ziet nu dat de eigen zelfzucht hem tot den ondergang bracht. Hij wil met Marjolem een nieuw leven beginnen.
En zij gaan aan de andere zijde der bergen zoeken naar een nieuw geluk voor hen beiden en voor de gansche menschheid.
Bijfiguren zijn de geldgierige vrouw van Lucas, die hem verlaat, de statige en sobere grootvader, en Wolf, Reus en Pioen, de kameraden en vakgenooten.
Men ziet de stof biedt vele mogelijkheden. En wat blijft er van over? Niets dan een schal van woorden in de ooren.
Jan Musch had momenten van zoo groote ontroeringsmacht dat men met angst en verrukking naar hem opzag. Maar tot een levend mensch, een éénheid, kon zelfs hij deze Lucas niet maken. Deze rol is een bedenksel. En geen menschenmacht kan aan een bedenksel adem en zielsdrift geven.
Mevrouw Lobo was vóór dezen nog niet zoo vol kuisch en sterk gevoel, zoo rijk-genuanceerd in haar uitbeelding. En nooit zoo subliem en bovenwereldsch als toen, dat ééne oogenblik, het wonder haar aanraakte. Die ééne seconde is een gang naar den schouwburg waard. Lobo was met waardig heid en innig-begrijpen de grootvader, de oude Adam. Willem van der Veer, de opstandige Pioen, gelijkt, met zijn geweldige figuur en zijn machtige