| |
| |
| |
Verzen
door Marie de Rovanno.
Avond in Zeeland.
Als jij hier bij mij was, hier in dit land,
Waar langs de lichte luchten donk're boomen rijen,
Als jij nu bij me was, en hand in hand,
We soms wat zachte dingen zeien,
En samen gingen over breeden dijk,
En over kronk'lig voetpad door het koren,
Saam in ons lichte luchte-rijk,
Ver voor ons uit een zwarte spitse toren,
Als jij nu bij mij was, mijn lief, de lucht
Zou duizendvoudig schooner nog ontbloeien,
De boomen zouden juichend om ons staan,
Het koren met nog goud'ner glansen gloeien,
Heel d'aarde zou met ons ter bruid-loop gaan.
Mijn lief, de dag is om, de nacht is na,
Ik loop alleen door lichte gouden landen,
Waar stil wat donk're boomen eenzaam staan,
Waar roode glanzen op het koren branden;
De dag is om, mijn lief, de nacht is na,
De wind streelt zachtjens langs mijn open handen....
| |
| |
| |
Vriendschap.
Vriend, als 't donker is en stil,
Kom dan in mijn nauw-verlichte kamer,
Waar een enkle kaars vaagt schemerschijn.
Vriend, we zullen beiden eenzaam zijn
In mijn stille, nauw-verlichte kamer.
Vriend, we zullen beiden eenzaam zijn,
Eenzaam zullen w' enkle woorden zeggen,
Of niet weemoed van ons wijken wil....
Vriend, als 't donker is en stil
Zullen w' enkle droeve woorden zeggen
In den stillen, vagen kaarsenschijn.
Kom dan in mijn nauw-verlichte kamer,
Waar we samen eenzaam zullen zijn.
| |
| |
| |
Invitation.
Ga met mij naar 't stille land
Waar veel witte bloemen bloeien,
Waar de boomen recht en hoog
Naar den wijden hemel groeien,
Waar de wind zacht fluistrend sust,
Daar is vrede, kalmte, rust....
Ga met mij naar 't stille huis,
Waar twee lieve menschen leven
Die door d' eigen zachte vrêe
Moeden twijflaars sterkte geven....
Daar klinkt 's Zondags klokkengalm,
Daar is 't rustig, vredig, kalm....
Ga met mij naar stillen tuin,
Waar veel oude boomen spreiden
Wijde takken, schermend dicht,
Daar is 't goed, lief, voor ons beiden,
Daar vergeten w' al ons wee,
Daar is ruste, kalmte, vrêe....
| |
| |
| |
Maanlicht.
Als alles samenbuigt tot vrede en harmonie,
Als langs de wegen stille paren glijden,
Als maanlicht daagsche dingen hoog gaat wijden
Tot nachte-schoonheid, zilvren symphonie...
Als door de blaren 't bleeke licht komt stralen,
En zilverglanzen streelt langs 't matte zand
En droomen toovert in de vert' - in 't land
Rondom veel doode klanken nederdalen.
Veel doode klanken van wat schoon eens was en groot,
En levensblij en vol van zonnegeuren...
En slechts herinn'ring werd al 't blij gebeuren -
Maar slechts herinn'ring werd ook smart en nood...
Dan zingt ook in mijn ziel een doode symphonie
Van vrede en rust en stil-zijn na lang lijden,
Dan zou ik in die witheid willen glijden,
En mee vergaan in zilvren harmonie.
| |
| |
| |
Levens-Dilettantisme.
Als 'k zoo maar los mag gaan
Wat lijfs- en ziele-melodij.
Als 'k zoo maar stil mag gaan
En soms wat zon mij warm omstreelt,
Zacht ruiz'lend langs mij speelt
Als 'k rustig liggen mag,
Mijn eigen boeken om mij heen,
Te wachten staan op wie ik neem....
Te laten gaan op spel en grilligheên
| |
| |
Een hooge kinderstem kwam zweven
Wat zoete klanken in mijn dag
Een kleine, zuivre vreugde,
Als 't leven mij niets vraagt,
Niets groots, niets ergs....
Het leven-zelf mag leven,
| |
| |
| |
Verboden liefde.
Bêi druk, - maar heel stil
't Was stil in mijn ziele,
Van liefd' en verlangen....
Ik heb wel heel stug soms
Ik het felst naar je liefde
|
|