heeft en die, niet zonder reden, opschrikt als hij hoort hoe de familie van Jasper, die hij goed-gesitueerd dacht te zijn, bij Eef in het krijt staat. Hij ontvlucht, evenmin zonder reden, een feestmaal waar tante Eef zich bedrinkt en allerwalgelijkst gedraagt.
Na drie dagen komt hij terug. Hij heeft over alles nagedacht. Hij heeft zich zelve zuiver tegenover de nieuwe verschijnselen uitgesproken en stelt eerlijk en klaar voor Miep te trouwen aleer hij naar Amerika zal vertrekken. Maar Miep wil niet meer en Jasper vindt het goed dat zij niet wil. Hij houdt een lange redè vol valsch gevoel tot den jongen musicus terwijl hij op ostentative wijze met een doodshoofd goochelt.
De musicus gaat, een beetje benepen, door de achterdeur af. En de gelukkige familie blijft weenende in elkanders armen achter met de hoop op een onechte baby.
Een vriend zeide mij: er is in het tooneelspel slechts één sympathieke figuur en dat is Nanning Storm, de musicus.... Deze voorstelling is wellicht overdreven. Want Heijermans heeft tè veel moeite gedaan om hem als een afschrikwekkend voorbeeld - zwart tegen wit - naast de edele familie te stellen. Maar dit is zekerheid: Nanning Storm is desondanks de eenige echte, gezonde, werkelijke figuur.
Hij is een volmaakt eerlijk en nuchter man, voor wien de wereld niet is opgebouwd uit sentimenteel proza en schijnbaar-diepzinnige theoriën. En zijn moraal, die het huwelijk, gebaseerd op een rustige genegenheid, begrijpt als een maatschappelijk contract, staat hoog boven de opvattingen van een Jasper, den natuurmensch, die liefde als eenige huwelijksvoorwaarde noemt en die niet schroomt zijn kleinkind voor altijd van den vader te scheiden en het als een onregelmatig lid in het maatschappelijk verband te schuiven.
De liefde is in het huwelijk het ontbindende element. Het is drift en verlangen, en kent geen orde. Het huwelijk is rust en een stil ineenvoegen van teedere gevoelens, innige herinneringen en gemeenzame belangen.
De liefde is een brand en een vernietigende kracht. Het huwelijk is een langzame en geduldige opbouw, waar zij die bouwen nooit zich zelve en het eigen geluk zoeken, maar slechts de schoonheid, de evenmaat en de duurzaamheid van het levende werk: de familie.
Paul Adam teekent in zijn uiterst merkwaardigen roman ‘Stephanie’ - met de nog merkwaardiger voorrede (alleen in de editie van 1913 opgenomen) - deze tegenstelling scherp en nuchter. De familie die met zorg is opgebouwd op stellige maatschappelijke en moreele grondslagen tegenover het bohemienhuishouden dat het gevolg is van een huwelijk-uit-liefde. En overtuigend bewijst hij de kracht en de adel van een hoog maatschappelijk besef naast de wanorde van de natuurlijke hartstochten, die onbeheerscht en onbegrepen, het lot der kinderen op zeer noodlottige wijze beinvloeden.