Groot Nederland. Jaargang 15
(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
(Slot.)Een kentering in Barrès' zieleleven is dan ook komende. Wat hij in dit boek hier en daar nog bewere, en misschien zelf nog mag gelooven, cultuur van het eigen ik is voortaan slechts op één bepaalde, nieuwe wijze bevredigend voor hem. Een (wijsgeerig) idealist is hij nog steeds, in den tijd dat Un Homme libre ontstaat. Schrijft hij niet in een opstel van 1888Ga naar voetnoot1) dat het uiterlijk leven bij analytici als hij gering is ‘in vergelijking bij de diepten van hun wezen die zij voortdurend beschouwen’? Een individualist die zich naar vermogen wil uitleven blijft hij eveneens; Un Homme libre spreekt in dit opzicht duidelijk genoeg. Men ziet: dezelfde geesteshouding als ten tijde van Sous l'aeil des Barbares. Maar de sécheresse die in dat boek reeds tot uiting kwam is niet overwonnen. Het is duidelijk dat de rekening voor de periode van Un Homme libre als volgt is op te maken: de ‘methode’ bleek slechts tijdelijk doeltreffend; nauwelijks heeft hij zijn ziel gevoerd tot zalige emotie, of deze lijkt hem vaag en voddig; de winst door verruiming en verrijking bleek niet duurzaam, nauwelijks heeft Lotharingen of Venetië hem kennis en verhelderd begrip van zichzelf verschaft, of een koortsachtig jagen naar nieuwe kennis, nieuw begrip, nieuwe ontroering bevangt hem. Eenheid en bestendigheid | |
[pagina 177]
| |
ontbreken aan zijn zieleleven. Er zijn ‘zondige’ gedeelten in hem, zegt Philippe zelf, die zijn emotie telkens verstoren, die slechts ‘in de wereld’ bevrediging zouden vinden. Een leven van de daad is wat zij eischen; en hij besluit het hun te geven. Daarin wellicht zal het ik zichzelf terug vinden. Door te handelen zal het blijken of het ik inderdaad - zooals Barrès zich dikwijls afvraagt met vrees - aldoor vervloeit.... Want deze vraag vervult hem na Un Homme libre geheel. Heeft het ik een inhoud? Vindt de psycholoog, na ontleding van al wat aan onze ziel van buiten af is toegevoerd en wat zij nog voortdurend in zich opneemt, eigenlijk nog wel een vaste kern, een laatsten ondeelbaren factor dien men de persoonlijkheid of het ik zou kunnen noemen? Is de ziel niet anders dan een samenstel van stoffelijke en geestelijke krachten - of is zij een vast en onafhankelijk middenpunt, waaromheen zich allerlei van buiten komende toevoegsels kristalliseeren? Dilemma - overigens reeds door Taine gesteld en opgelost - waarvan de overweging mede oorzaak is geworden van de gevoelens, gedachten en daden, die zijn weergegeven of aangeduid in Barrès' derde groote boek, Le Jardin de Bérénice (1891). | |
Le Jardin de Bérénice: van dilettant tot fanaticus.Mede, maar niet uitsluitend. Alles in karakter en uiterlijke omstandigheden leidde Barrès in die dagen tot een leven van actie. Nerveus en tenger, broos van uiterlijk,Ga naar voetnoot1) was hij toch innerlijk zeer veerkrachtig, zeer energiek, vol zelfvertrouwen en... vol ijdelheid. Een kostbare factor voor succes, deze laatste eigenschap! En men kan hem er gerust van verdenken dat hij zéér met zichzelf was ingenomen; hoe anders zou hij zich vermeid hebben in het complaisante gespeel met eigen ziel van zijn twee eerste boeken? En wel zeer moet hij overtuigd zijn geweest van eigen geesteswaarde, hij die (een jaar na Le Jardin) schreef dat hij alles wat niet de ware Roem was, maar slechts bekendheid of geachtheid, beschouwde als ‘ontbloot van belang’. Niet ten onrechte overigens kende hij zichzelf een groote kracht toe. Onverstoorbaar en onvermoeid in alle bezwaren, hooghartig | |
[pagina 178]
| |
en zelfbewust in zijn optreden, had hij een zeer sterk persoonlijk overwicht op anderen. Algemeen beschrijft men hem als een onweerstaanbaar charmeur - ondanks zijn hooghartigheid. Onfeilbaar voorschrift! Anderen eerst licht beangst te maken door hooge koelheid en strakken trots, en dan, in het gesprek met elk hunner afzonderlijk, zich belangstellend, toenaderend, innemend te betoonen! Moest niet ieder op zijn beurt wanen, alleen-van-allen uitgezonderd te staan in Barrès' toegenegenheid en achting? Barrès wist wat hij deed - en hij weet het nog steeds. Hij ziet de bezwaren en de moeilijkheden en hij weet ze te overwinnen. Ja, hij zoekt de moeilijkheid om de vreugde der overwinning. Hij is een kracht die naar emplooi zoekt - en dat alleen om groot te zijn, zich groot te gevoelen. Want dit, te gevoelen, te vibreeren, blijft hem hoofdzaak. Hij slaagde, in dien tijd. Zijn boeken werden verkocht, de couranten vroegen hem om artikelen. Zelf reeds welgesteld, trouwde hij met een gefortuneerde vrouw. Hij triumfeert..., Maar hij wil meer. Uiterlijke omstandigheden, karakter, dieper zieleleven, alles drijft hem er toe zijn schoone geestelijk dilettantisme prijs te geven voor groote en rechtstreeksche actie. Toch aarzelt hij nog wel. Het beschouwende bestaan van den dillettant die het gewone menschenleven laat voor wat het is, die het met een geringschattenden, geamuseerden blik aanziet en er zich dan glimlachend en medelijdend van afwendt, heeft een wel streelende bekoring.... ook voor hem die het toch nooit geheel, met de evenwichtige gematigdheid van den echten dilettant heeft kunnen genieten. Evenals andere dilettanti vindt hij de daad soms wel leelijk en de inspanning die zij vordert toch te bezwarend in vergelijking bij het problematische nut. Evenmin als voor hen zijn voor Barrès daad en droom steeds te verzoenen en met Baudelaire zegt hij somtijds nog: Certes, je sortirai, quant à moi, satisfait
D'un monde où l'Action n'est pas la soeur du Rêve’.
Toch aarzelt hij dus nog, en zeer geestig is zijn aarzeling uitgedrukt in een brief dien de Philippe van Le Jardin zich geschreven denkt door Seneca den philosoof aan den Herrezen Lazarus. Deze vraagt zich af of hij naar Gallië zal gaan om daar het christendom te prediken. ‘Gij moet wel overwegen’, schrijft hem Seneca, ‘of het voor u een genotrijker levenswijs zal zijn met de dames uw zusters naar | |
[pagina 179]
| |
Gallië te vertrekken om er als geestdrijver werkzaam te zijn, dan om u met Nero aan ironie en dilettantisme over te geven’. Maar Philippe's keus is gedaan. Hij zal geestdrijver zijn... als men het zoo noemen wil. Als fanaticus zal hij zich het meest intens voelen leven; als man van de daad zal hij zich blijvende ontroering verzekeren. En waarop de verlossende daad zich zal richten wist men al sinds Un Homme Libre: heeft Philippe niet, toen hij zichzelf zocht, zijn vaderland gevonden? Een diep, verteederd, en ook zeer nederig gevoel van eenheid met de volksziel - niet alleen met de Lotharingsche, maar nu ook met de Fransche - ziedaar wat zijn natuurlijke evolutie hem schenkt als een verblijdende, geruststellende en verreinende gave - schenkt aan Barrès zelf, want behoef ik er nog den nadruk op te leggen dat Barrès en Philippe éénzelfde persoon zijn? Wel is Barrès dus aan de dilettanten verwant, maar met hun fijnheid van geest zal hij verbinden wat hun ontbreekt: kracht. Hun bezwaren zal hij niet tellen. Uit liefde voor de volksziel komt men die te boven. Door liefde gedreven vindt men een modus vivendi, ook in het actieve en strijdende leven der ‘wereld’. | |
Le Jardin de Bérénice: de volksziel.Op zeer oorspronkelijke wijze wordt de volksziel gesymboliseerd in de figuur van Bérénice. In allerlei opzichten is zij als het volk zelf waaruit zij voortkomt. Het is een klein meisje, dikwijls onredelijk beangst, halfonbewust; dat soms uit onwetendheid, nooit met opzet zondigt, en dat in haar onderbewustzijn een grooten schat aan goedheid, eenvoudige opofferingsgezindheid en trouw bergt. Zij is het product van haar omgeving en opvoeding. Evenals de 15e-eeuwsche kunst te midden waarvan zij is opgegroeid - haar vader was suppoost in een provinciaal museum - zijn haar gevoelens schraal en gracieus. Zij is naïef-zinnelijk en houdt van mooie dingen. In het museum hadden muurtapijten gehangen, waarin middeleeuwsche zinnebeelden van Eer, van Belangeloosheid, van Eenvoud waren geweven; maar Eer was een weinig vervaagd.... Een schilderij dat Jezus voorstelde had haar de Opofferende Liefde geleerd. | |
[pagina 180]
| |
Als Philippe kennis met haar maakt, heeft zij een geschiedenis; gelijk Frankrijk een nobele geschiedenis heeft als Barrès zich keert tot zijn volk. Zij heeft liefgehad, en haar minnaar is gestorven. Sindsdien is zij één en al ontroering; één durende, melancholische staat van emotie is wat Philippe in haar bekoort. Immers die is het teeken van haar natuurlijke, onberedeneerde gevoeligheid en van haar trouw. Zij heeft traditie. Er is één lijn in haar gevoelsleven. Zij laat zich niet verwarren door het verstand; en ook de ziel van het volk, de ziel misschien van de geheele menschheid, kent de waarheid beter dan onze rede. Als Philippe Bérénice aanziet, haar begrijpt en doorvoelt, beseft hij ‘met een wonderlijke zekerheid de oneindige macht, de ontembare energie van de ziel van 't heelal, die nooit door koude wordt bevangen, die onder geen grafsteen wordt ontmoedigd en die elken dag herleeft.’ Zooals zij Philippe verteedert doordat zij onbewuste kracht genoeg heeft om niet te vergeten, zoo is de Fransche volksziel ontroerend en vooral sterkend doordat zij, ondanks alle verstandelijke inwerking van ambtenaren en slechte politici, uit eigen kracht een traditie voortzet van sierlijke gevoeligheid en eenvoudigen, onbewusten adeldom. Die genegenheid tot het volk nu, die liefde voor al het natuurlijk levende, maken het Barrès in dien tijd mogelijk de practische politiek te kiezen als het gebied waarop zich zijn drang naar de daad zal uitleven. Ziedaar een beslissende stap voor den eleganten egotist... Hij wordt practisch politicus. Waarom tenslotte ook niet? meent hij. Er is immers weldadige politieke actie geweest: Bonaparte die de beginselen der Revolutie verbreidde, de beweging van 1848 (las hij niet Michelet met vervoering?), het socialisme.... | |
Le Jardin de Bérénice: een modus vivendi.Toch levert juist in de politiek het vinden van een modus vivendi ernstige bezwaren op, in 't bijzonder voor den volgeling van Renan, voor den scepticus die Barrès in zijn twee eerste boeken, behalve dan ten opzichte van het eigen ik, toonde te zijn. Hoe zal een scepticus zijn overtuiging dat eigenlijk alle.... overtuigingen aanvechtbaar, want geheel persoonlijk zijn, overeenbrengen met de noodzakelijkheid om één politieke leer trots alles aan te hangen? Nog sterker, hoe zal de scepticus er toe komen het goede recht | |
[pagina 181]
| |
van zijn politieken tegenstander, dat hij toch tot op zekere hoogte inziet, in den politieken strijd beslist en luide te ontkennen? Philippe ziet de beide moeilijkheden zeer goed, en niettemin acht hij ze beide oplosbaar, ook voor den denker. Juist voor den denker; immers leert niet de philosophie (van Hegel b.v.) dat geen enkele bewering de volledige waarheid uitdrukt? Dat elke bewering, elke leer een der aspecten van de waarheid vertegenwoordigt? Maar dan is het ook noodzakelijk dat wij onze eigen leer tot volle, krasse uiting doen komen.... want anders zou immers een der aspecten van de waarheid ontbreken en zou aan deze tekort worden gedaan.... Tot krasse uiting; zeker, volkomen hebben wij het recht onzen tegenstander uit te schelden, en hem zelfs, tegen beter weten in, allerlei ondeugden toe te schrijven; want alleen hierop komt het aan dat wij naast hem een plaats veroveren en dat onze, betrekkelijke waarheid met haar volle kracht worde geopenbaard.... De tegenstander zal van zijn kant hetzelfde doen. Wij moeten hem daarom niet sparen; hem, zoo niet te vernietigen, dan toch op zij te dringen is de hoofdzaak; en als de goede, wijsgeerige redenen die wij in ons binnenste voor deze overtuiging koesteren bij toeval niet geschikt zijn om den volke te worden meegedeeld, welnu.... laat ons dan redenen verzinnen, b.v. dat onze tegenstander een dronkaard is, of een oplichter! ‘Il faut avoir une pensée de derrière, et juger de tout par là, en parlant cependant comme le peuple’Ga naar voetnoot1). Kleine, en zelfs groote onoprechtheden moet men zich weten te veroorloven, omdat de wereld ze nu eenmaal vordert; dit is een onvolmaaktheid van de wereld waaraan men zich maar moet zien aan te passen. Zoo tracht de jonge Barrès de voor velen onverzoenbare tegenstelling tusschen Daad en Droom toch te verzoenen. Zijn rijke gedachte- en gevoelsleven, dat hij deelt met Renan en de andere dilettanti, geeft hij niet op; maar tegelijkertijd, opgestuwd door eigen energie en élan, verheft hij zich erboven, wordt zich bewust van zijn machtige persoonlijkheid, en besluit haar te voeren tot de daad. Voortaan zal hij een kracht zijn die voortgaat en er... in stilte het hare van denkt. Er is iets eigenaardig dubbels in die houding. En inderdaad: Barrès is dubbel. Had hij niet van zijn jeugd af die beide neigingen: | |
[pagina 182]
| |
te droomen en te handelen, in even sterke mate in zich gevoeld? Ik heb eigenlijk nog niets van hem gezegd dan dat. Alles wat hij deed of dichtte was uiting van een dier neigingen of van beide. Maar de gelijktijdige aanwezigheid dier twee neigingen in zijn ziel had zijn karakter een bijzondere plooi gegeven. Als droomer zoekt hij zichzelf, maar weet dat de wereld het niet duldt. Toch kan hij de wereld als man van de daad niet missen: daarom neemt hij tegenover haar een houding aan. Hij heeft een geheime bijgedachte. Met Renan herhaalt hij dat men ‘aan de goden van het Keizerrijk moet offeren’, al gelooft men er zelf niet aan, en veel meer dan Renan past hij het toe. Hij gelijkt op den Julien van Stendhal, die geen scrupules kende wanneer het er op aankwam zich in een vijandige wereld te verwezenlijken. Julien had de verontschuldiging van de armoede en het ongeluk: Barrès verontschuldigt zich in de eerste plaats met de overtuiging dat zijn zelf-realisatie ten goede zal komen aan de schoonheid en aan het land; en dan ook met de fatale noodzakelijkheid om tot zelf-exaltatie te geraken. Want die blijft voor den verstokten individualist toch altijd een hoofdzaak. En ook al vond hij géén verontschuldiging, hij zou niet kunnen nalaten zich te verdubbelen. ‘Le sérieux qui couvre et permet toutes les fantaisies’ is hem een natuurlijke levenshouding. En uit zijn geheim innerlijk leven put hij vreugden die het vulgus niet vermoedt. Hij noemt dit leven zijn ‘secret merveilleux’. Het maakt hem heimelijk rijk; wordt niet door heimelijken rijkdom een verfijnde ziel het gelukkigst? En overigens, wat deze modus vivendi ook waard mag zijn, hij stelt Barrès in staat zijn natie een groot en levenwekkend voorbeeld te geven. | |
Boulangistisch afgevaardigde.Het was in dien tijd een algemeen verschijnsel dat de beste geesten haakten naar een hernieuwd leven van actie, ook voor het land. Men heeft genoeg van de ontmoediging, de onmacht, het politiek bederf, de anarchie die gevolgd waren op 1870. Naar den geest was het tusschen 1870 en 1890 een grootsche tijd geweest: sierlijke, schoone gedachte, nieuwe, diepe kunst. Barrès, en met hem het jonge geslacht, hadden er hun deel aan gehad. Maar het | |
[pagina 183]
| |
openbaar leven was bedorven; steeds wisselende ministeries, stijgende invloed van vreemdelingen in pers en regeering, slordigheid in het bewind, nalatigheid waar het aankwam op groote maatschappelijke hervormingen, het verwaarloozen van artistieke en wetenschappelijke belangen, een angstig laveeren, een overtuigingloos opportunisme, dat alles had het staatkundig leven gekenmerkt. Wat in het geestelijk leven zoo bekoorde, het koele, gedachtenrijpe relativisme, werd in de politiek tot een slap en daadloos opportunisme. De geest versmaadde de daad. Schreef niet Remy de Gourmont nog in 1891, in Le Joujou patriotique, een Mercure-artikel dat veel gerucht maakte, hoe hij voor Elzas-Lotharingen zelfs zijn rechterpink niet zou geven: ‘il me sert à soutenir ma main quand j'écris,’ noch den pink van zijn linkerhand; ‘il me sert à secouer la cendre de ma cigarette’Ga naar voetnoot1). De daad te versmaden is misschien de nobelste houding die 't den geest gegeven is aan te nemen; maar Frankrijk mocht toch niet ten onder gaan! Het jonge geslacht redde Frankrijk. Niet door afstand van zijn geestelijke weelde te doen: de daad versmaadde niet den geést. Maar door beiden hun deel te geven, door ze met elkaar te verzoenen. En dat wel ten bate van het geheele land; gelijk Barrès ze in eigen zieleleven had verzoend ten bate van dat zieleleven zelf. De jeugd van Frankrijk had zich gegroepeerd om een figuur die het symbool was - en vooral wilde zijn - van nationale kracht en nationaal zelfbewustzijn, om Boulanger. Het boulangisme is mislukt, en alvorens te mislukken was het al ontaard; zeer zeker. Maar er was veel moois en goeds in. Het wilde Frankrijk nieuwe eenheid en macht geven en de natie terugbrengen op de historische lijn waarvan zijn eendagspolitici en baatzuchtige geheime machthebbers het zochten te verwijderen. Het moest jonge geesten als Barrès aantrekken. Nog te Venetië schrijft deze artikelen in den Figaro, waarin de moreele toestand van het land in boulangistischen geest wordt besproken. In 1889 sticht hij te Nancy een eigen blad, den Courrier de l'Est, dat tot 1893 is blijven bestaan. Boulanger vraagt hem aan de Presse mee te werken. In een onuitgegeven brochure over het boulangisme schrijft Barrès o.a. hoe ‘geleerden, kunstenaars en pro- | |
[pagina 184]
| |
fessoren wel weten dat er een onuitputtelijke lijst is van de beleedigingen aan de ware beschaving aangedaan door tweeduizend middelmatige lieden die de Derde Republiek luidruchtig onteeren.’ In 1889 voert hij in het departement Meurthe-et-Moselle, rondom Nancy, als Kamercandidaat een hartstochtelijke boulangistische campagne, waarbij hij, naar het schijnt, niet heeft nagelaten zijn tegenstanders volgens de boven uiteengezette beginselen te behandelen! Een paar maanden later is hij gekozen. Het entree van den jongen, reeds beroemden schrijver in de Kamer van Afgevaardigden is een Parijsch evenement. Men noemt hem den prince de la jeunesse. | |
Le Jardin de Bérénice: de Tegenstander.In zijn Jardin de Bérénice laat hij geestig en overtuigend zien wie en wat hij als boulangist wilde bestrijden. De tegenpartij wordt daar gesymboliseerd in Charles Martin. Hij is de tegenstander van de ware liefde tot het volk, van de juiste levensopvatting, van den echten cultus van het ik, van alles wat werkelijk nuttig, goed, edel en schoon is: hij is de Tegenstander, l'Adversaire. Van Philippe's secret mérveilleux begrijpt hij niets. Hij is ingenieur en Kamer-candidaat, en dat is, vindt hij, meer dan genoeg, daar moet hij zich bij houden. Ook hij is een egotist, maar niet zulk een als Philippe.... Hij gelooft alleen in de voortreffelijkheid van eigen verstand. Nooit zou hij zich beklagen dat zijn gevoelsleven verdorde; het heeft nooit gebloeid. Niet hij zou trachten zijn ziel te verrijken; hij acht zich rijk genoeg aan begrip en kennis. Verstaat hij niet zijn vak in alle hoeken? Heeft hij geen schitterende examens afgelegd? Hoe zou hij kunnen aannemen dat er voor hem van eenwording met de volksziel discipline en geluk was te wachten? Wat is een ‘werkman’ vergeleken bij een ingenieur en een Kamer-candidaat? En laat men hem ook niet aankomen met dichterlijke gevoelens; die schuift hij terzijde met een grap. Als Philippe langen tijd in contemplatie is geweest, staande op een toren, voor het wijde en droefgeestige landschap van Aigues-Mortes (waar Bérénice woont), roept Martin uit: ‘Bekent u nu maar dat u daarboven hebt zitten | |
[pagina 185]
| |
slapen!’ En als zij samen den toren beklimmen, legt hij, koel en zeker, de topographie van het land uit. Bij alles blijft hij de starre verstandsmensch. Hij is bij uitstek het type van den zich noemenden ‘man van de practijk’, dat wil, volgens Barrès' geestige definitie, zeggen: van het ‘kinderhoofd beheerscht door specialiteiten-uitdrukkingen’. Naar verstandelijke en aangeleerde beginselen meent hij alle gebreken te kunnen verbeteren, het mogen gebreken zijn in een rivierloop of in den volksaard.... Hij heeft begrippen zonder inzicht; kennis zonder liefde. Hij is de moderne middelmatigheid in persoon. Bérénice gaat aan hem te gronde, en wel door Philippe's eigen schuld. Want deze begaat een groote fout, die hij later diep betreurt. Als hij bemerkt dat Bérénice in haar verlatenheid tot allerlei slechte gewoonten vervalt, wil hij haar tot een normaal leven terugbrengen. En daar nu Martin haar tot vrouw begeert, wendt Philippe zijn invloed op Bérénice aan om haar tot toegeven te bewegen... Een huwelijk van het rijke natuurinstinct met het beperkte specialiteitenverstand! Bérénice sterft. In het nationale leven moet zulk een fout vermeden worden, meent Barrès. Zulk een huwelijk is ook de regeering van de opportunistische beroepspolitici over de rijke, levende Fransche volksziel. Ook in het staatkundig leven heerscht het beperkte verstand, reglementeert, ‘verbetert’, beknelt het bloeiende volksgevoel, dat voort wil werken aan een eeuwenoude traditie. De onmachtige, dikwijls half-buitenlandsche staatslieden moeten verwijderd worden; de oerkrachten der natie moeten geroepen worden tot een bewust en fleurig leven; een sterke regeering moet ze samenvoegen tot den bundel van krachten die het vernieuwde Frankrijk zal uitmaken. Een indrukwekkend werk van Taine had deze ideeën het eerst weer met nadruk verkondigd: de Origines de la France contemporaine. Taine gaat zelfs zoo ver, de grootendeels rationalistische beginselen der Revolutie te veroordeelen. Logica is in het leven van den Staat niet de hoofdzaak, zegt hij. Te leven, te bestaan en te bloeien gaat voor alles. En daarom moet worden voortgebouwd op het bestaande: evolutie en geen revolutie. De eenheid van traditie in de nationale ontwikkeling moet voor alles gehandhaafd blijven. En al zou het verstand soms verzet aanteekenen, het belang van den Staat gaat voor. Zoo zal het soms zelfs onvermijdelijk zijn bepaalde vooroordeelen, als den eigendom, te eerbiedigen. | |
[pagina 186]
| |
Trouwens: ‘le préjugé héréditaire est souvent une raison qui s'ignore’. En het hinderde Barrès en zijn medestanders juist zoo dat de liberale politici die regeerden, zich steeds luide de discipelen van de Revolutie noemden, dat zij geen toenadering zochten tot de echte, half-onbewuste volksziel, dat zij koel- rationalistisch te werk gingen. Hij twijfelde of de vrijzinnige partij zelfs wel te verbeteren was. Misschien bleef niets over dan haar terzijde te stellen. En als de democraten het landsbelang verraden, moet men, meent Barrès, maar trachten de aristocratische partijen te vervormen, en deze in dienst te stellen van zijn democratische en nationalistische doeleinden; een denkbeeld dat hij aan Disraëli dankt, zegt hij ergens, en dat hem zijn geheele latere politiek heeft ingegeven. | |
Le Jardin de Bérénice: Triumf.Evenals Barrès zelf, voert ook de Philippe van Le Jardin de Bérénice een politieke campagne. Philippe zal deel nemen aan de leiding van zijn land. En hij zal het doen met kennis: als Martin, de Tegenstander; maar ook met liefdevol inzicht: dat heeft hij Bérénice te danken. Hij ziet de deelen van elk probleem, als Martin; maar hij is niet minder in staat tot synthese, dank zij het medegevoel waartoe de omgang met Bérénice hem heeft opgevoed. Het is voor Philippe een heerlijke triumf. Bérénice geeft hem ‘la plus prodigieuse exaltation’. Soms kan hij een trotsch en tegelijk innig genoegen hebben in hetgeen zijn dierbaar ik nu bereikt heeft; als Simon en hij elkaar weer ontmoeten, lachen ze elkaar op eens hartelijk toe om de ‘zeer bijzondere feestjes’ die ze beiden voor zichzelf in het leven hebben ingericht. Want, nietwaar, het zal alles zeer nobel en nuttig zijn voor het land; maar het geschiedt toch steeds ook ter wille van het eigen ik: om ‘kolen te werpen onder het eigen gevoelsleven’. Het gevoelsleven kan dus telkens weer gevoed worden. De gevoelens vervloeien; dat blijft waar. De ziel heeft misschien, philosophisch gesproken, geen eigen onafhankelijk bestaan; zekerheid van emotie moest Philippe zoeken door eenwording met zijn volk, d.i. buiten zichzelf; met Taine heeft hij waarschijnlijk reeds geconcludeerd dat ‘il n'y a rien de réel dans le moi, sauf la file de | |
[pagina 187]
| |
ses événements’. Iederen dag moeten wij ons nieuwe emotie veroveren; maar ook iederen dag slagen wij erin. Wat blijft nl. is het verlangen, de levenskracht, het élan. Dit élan is onvermoeibaar. En Philippe weet nu waardoor het telkens weer zal worden aangevuurd: door het besef van eenheid met de volksziel, d.i. met het onbewuste. Zoo zal hij tenslotte volkomen gelukkig zijn. Op één onverwachte voorwaarde: dat het hem gelukke van het hoofd van den Staat concessie te krijgen voor een hippodroom in een voorstad.... Want moet men niet over eenig geld kunnen beschikken om den ik-cultus naar behooren te bedrijven? Zoo besluit het diepzinnige, dichterlijke boek met een bruuske zelfbespotting, met een pirouette. Er is meer ironie in het boek, maar dit element is dezen keer toch van bijkomstige beteekenis. De hoofdtoon is die van evenwichtige kalmte. Tusschen 1888 en 1891 nl. was het leven van den schrijver dezelfde mengeling geweest van zakelijkheid, dichterlijk gevoel en fijne gedachte als welke de lezer in de laatste bladzijden vindt aangeduid. En die drie elementen - of eigenlijk zijn het er twee: droom en daad - waren thans met elkaar in evenwicht. Vandaar dat hier ‘un pur chef-d'oeuvre’ ontstondGa naar voetnoot1). De koorts heeft bijna geheel uitgewerkt. Er is kalmte, aandachtigheid, sereniteit te proeven in den stijl. De woordenkeus is veel minder precieus dan in vroeger werk. Er zijn lyrische landschapsbeschrijvingen die aan Chateaubriand herinneren. ‘Tel paysage du Jardin de Bérénice’, zegt Anatole France, ‘d'un trait rapide et d'une perspective infinie, est inoubliable’. De personen leven, ook Bérénice, ondanks alles wat met haar figuur bedoeld wordt; ook en vooral Charles Martin. Het verhaal van Bérénice's ongelukkige liefde geeft den indruk van het leven zelf. Het werk is boeiend, ontroerend, geestig; het wekt soms tegenspraak, dikwijls vervoerde bewondering. Het werd een groot succes voor Barrès; Le Jardin de Bérénice is het eerste boek waarmee hij in werkelijkheid het publiek bereikte. | |
De dichter als man van de daad.Barrès is op het oogenblik een van de invloedrijkste mannen | |
[pagina 188]
| |
van Frankrijk. Als député van Parijs, voorzitter van de Ligue des Patriotes, heeft hij een groeiende partij achter zich; als meesterlijk journalist oefent hij een macht uit, bijna gelijk aan die van een lid der regeering. Op zijn aandringen is tijdens dezen oorlog de geneeskundige dienst bij het leger hervormd, is het croix de guerre ingesteld, is de stalen helm ingevoerd. Door zijn toedoen werd een vereeniging gesticht die zich het lot van verminkte soldaten zal aantrekken. Zijn bijna dagelijksche artikelen in den Echo de Paris verkondigen den moed der Fransche soldaten, artikelen vol tact, bescheidenheid en ingehouden emotie, waarin hij zich, als het te pas komt, ook jegens de Duitschers rechtvaardig betoont; artikelen waarin ook de groote proza-dichter zich niet verloochent. In lezingen te Londen, te Lissabon, getuigt hij van Frankrijks glorie. Velen zien in hem een der mannen die Frankrijk het krachtigst hebben geholpen, zijn vroegere energie te herwinnen. ‘Professeur d'énergie’ is de titel dien men hem geeft. Het nationalisme is zijn schepping, zooals ook bij hem het woord voor het eerst in den nu gebruikelijken zin voorkomt. De nationalisten willen Frankrijk sterk maken door het zijn eigen karakter te hergeven. Zij vreezen nl. dat het bezig is dit te verliezen. Vandaar dat zij zich verzetten tegen den invloed van buitenlandsche geldmannen als de Rothschilds, tegen het overheerschen van niet-Fransche denkbeelden in het Staatsbestuur. Zij willen alleen echt-nationale ideeën tot uiting laten komen, en elk ervan naar verhouding van de werkelijke, levende beteekenis die zij in de volksziel heeft. Wat volgens hen altijd aan Frankrijk's geschiedenis haar eigenaardige kleur en lijn gaf: een georganiseerd spiritualisme, moet ook in de toekomst hoofdzaak blijven. De traditie voortzetten en toch evolueeren, dat is hun leidende gedachte in de politiek. Vandaar Barrès' heftige actie, jarenlang, tegen het corrupte, onnationale Parlement; een actie gevoerd in de Kamer zelf, op vergaderingen, door middel van talrijke brochures, in zijn eigen blad de Cocarde (1894-1895) en in vele andere bladen.Ga naar voetnoot1) Vandaar ook zijn partijkiezen tegen de Dreyfusards. De Dreyfus-zaak heeft hem vele vrienden gekost. Misschien heeft hij zich ook wel vergist; men kan niet zeggen dat de zaak geheel en al is uitgemaakt.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 189]
| |
Maar hoofdzaak was voor hem den schreeuwerigen, vaak schijnheiligen en internationalistisch-gezinden aanhang van Dreyfus te bestrijden. Zijn voor mijn gevoel buitensporige en soms bepaald stuitende heftigheidGa naar voetnoot1) rechtvaardigt hij natuurlijk op de wijze die ik boven aangaf. Hij heeft overigens niet nagelaten recht te doen wedervaren aan ‘ce qu'il y a de chevaleresque français chez le dreyfusien de bonne foi’.Ga naar voetnoot2) Men moet niet meenen dat zijn traditionalisme hem leidt tot bekrompen partij-politiek of tot eng, exclusief patriotisme. In veel opzichten voelt hij socialistisch, al worden de nationalisten tot de rechterzijde gerekend. Hij waardeert het goede uit het buitenland: ‘il n'est point une civilisation dont je ne me déclare débiteur’.Ga naar voetnoot3) Patriotisme en menschelijkheid zijn de beide gevoelens die hem leiden; en wel degelijk weet hij dat menschelijkheid, schoonheid en goedheid ook elders worden gevonden dan in Frankrijk. Maar om te bestaan moet men zich affirmeeren, meent hij; een natie zoo goed als een man. Ook voert zijn traditionalisme hem evenmin tot de Katholieke kerk als tot de koningsgezinde partij. Deze laatste veroordeelt hij omdat zij teveel vergeet dat het volksgevoel diep-in republikeinsch is. Gij verwerpt de beginselen der Revolutie, zegt hij tot de royalisten; maar de Revolutie blijft een feit. De principes van 1789 zijn evengoed een traditie als b.v. de spiritualistische overtuigingen. Het koningschap heeft ook geen aanhang meer; het heeft geen personeel, geen werkelijken, machtigen adel om zich heen om op te steunen. En evenzeer als de republikeinsche gedachte, is het vrije onderzoek in zaken van wijsbegeerte een Fransche traditie. Spiritualisme, idealisme, zeer zeker. Barrès blijft de idealist die hij in zijn jeugd was. Georganiseerd spiritualisme zelfs - zooals de nationalistische partij eischt - Barrès persoonlijk heeft er geen bezwaar tegen dat het wordt bevorderd. Integendeel: met Taine meent hij dat de Katholieke kerk voor de ongeletterden en den geestelijken middenstand nog onontbeerlijk is... Maar hijzelf weigert zich christen te noemen. Hij blijft de zoon van Renan: evenals deze voelt hij | |
[pagina 190]
| |
veel liefde voor de Kerk, ja lijdt aan een zekere nostalgie naar haar rustigmakende zekerheid; als zij door anti-clericale geestdrijvers wordt benadeeld, verdedigt hij haarGa naar voetnoot1) - maar haar dogma's aanvaarden: nooit! ‘Deum cano, dit la cloche dans les airs sans que je suive sa louange, mais son defunctos ploro se répercute dans mon âme pensive’.Ga naar voetnoot2) ‘De dooden beween ik’... Inderdaad, met de dooden voelt hij zich één. In de geschiedenis van zijn Lotharingsche en algemeen-Fransche voorouders vindt hij zichzelf terug. Hij is hun schepping. In hoofdzaak wordt de psyche van den nu levenden Franschman gedetermineerd door hetgeen zijn ras vroeger geweest is. ‘Nationalisme est acceptation d'un déterminisme’.Ga naar voetnoot3) Jazelfs, het ik wordt geheel gedragen en gevoed door de maatschappij: de egotist Barrès geeft het zijn meester Taine tenslotte toch toe.Ga naar voetnoot4) Waarmee natuurlijk niet gezegd is dát het ik niet bestaat. Het blijft een gevoelszekerheid - onaanvechtbaar al kan men twisten over zijn aard en vorming. Ja, zóózeer bestaat het dat een bevestiging van het verruimde ik tenslotte het eenige te propageeren ideaal blijft. Het zal een aardsch ideaal zijn, het ideaal van Liefde, Eer en Natuur. Liefde is een verruiming, en tegelijk een bevestiging van het eigen ik; Eer een handhaven, een krachtig doen gelden van eigen persoonlijkheid; en Natuur is de Fransche Natuur - bodem en ras - zooals zij geschapen is door de geschiedenis, en waarin het ik zich verlengd en verwijd terug kan vinden. Als naar alle idealen moet de ziel zich onophoudelijk voortbewegen naar dit ideaal van Liefde, Eer en Natuur; maar - en hier spreekt op eenmaal weer de scepticus - zij moet het kennen als... illusoir. Alles is illusie. ‘De quelque point qu'on les considère, l'univers et notre existence sont des tumultes insensés... Philippe, il faut pourtant nous en accommoder.’Ga naar voetnoot5) Naar zulke beginselen moet ook de ziel van het kind worden opgevoed. In het kind moet losgemaakt worden wat er onbewust in sluimert. Het door de historie gevormde onbewuste is het kost- | |
[pagina 191]
| |
baarste. De rede is een onbeduidend ding aan de oppervlakte. Hoe onvolmaakt ook het vaderland is, de ziel van het kind is er het product van. Eerst als het land in de kinderziel duidelijk heeft gesproken, kan men nagaan of er in die ziel iets is te verbeteren. Waar het in de allereerste plaats op aankomt, is dat de jonge mensch zich één voele met zijn omgeving. Vandaar dat uniform, uitsluitend rationalistisch onderwijs zoo verkeerd is. Het onderwijs heeft veelal geen gevoelswaarde; leed Barrès daaronder zelf niet in zijn jeugd? Het is een kunstmatig trainen, een werktuigelijk vullen van den geest, een steeds toenemende overlading; en met de eischen van het leven houdt het geen rekening. Talrijke artikelen en brochures, en vooral Les Amitiés françaises, dat bijna geheel een opvoedkundige verhandeling is, moeten dienen om deze en dergelijke denkbeelden te verbreiden. | |
Klassieke kuust: gedachte en gevoel.Maar ook een zijner beste romans is gedeeltelijk aan dit onderwerp gewijd. Want hij blijft bij dit alles zijn kunstenaarsarbeid voortzetten. Naast de daad, blijft de droom zijn beteekenis voor hem behouden. Na Le Jardin de Bérénice schrijft hij een reeks van werken waartoe - nu eens - de gedachte en het gevoelsleven in gelijke mate hebben bijgedragen; waarin - dan weer - het gevoel het luidste spreekt; een reeks van geschriften dus die beurtelings klassiek en romantisch zijn. De werken die tot de meer evenwichtige ‘klassieke’ soortbehooren, dienen alle een idee, hetzij dan rechtstreeks of middellijk; en deze idee is nu natuurlijk de Fransche grootheid. Zeer groote kunst kan het dan ook niet zijn: daartoe is zulk een idee toch te beperkt.... Groote kunst heeft ongetwijfeld wel een - onopzettelijke - tendentie; maar het is er een van de allerwijdste beteekenis, van de meest algemeen verruimende en bevrijdende kracht. Les Déracinés nu, dat in 1897 verscheen, heeft een beperkttendentieus karakter, het verruimt ons begrip bijna alleen in sociologisch opzicht, het bevrijdt den auteur en zijn gelijkgestemden lezer in hoofdzaak slechts van oude Kantiaansche voorliefden, van onjuiste paedagogische beginselen, van verkeerde politieke overtuigingen. Het is een pleidooi tegen het rationalistisch, ideologisch | |
[pagina 192]
| |
onderwijs, tegen de moraalphilosophie van Kant; tegen den trek naar de groote steden. Het stelt daartegenover als schoon en weldadig een onderwijs aangepast aan de plaatselijke of provinciale volksziel, een moraal opgebouwd op de in de Fransche natie levende traditie, een arbeidzaam en bescheiden leven in de streek waar men is geboren, ‘où l'on a ses racines’. En toch kan ik mij voorstellen dat deze roman de diepste emotie wekt bij een lezer die zulke denkbeelden ten volle deelt en geen wijder ideaal kent. Want het is een zeer geslaagd werk, in dien zin dat de schrijver volkomen heeft bereikt wat hij wilde. Sommige karakters zijn onvergetelijk; zoo de heftige, en tegelijk geniepige Racadot, nakomeling van lijfeigenen; de slimme, onscrupuleuze journalist Renaudin; de pedante, maar krachtige leeraar en politicus Bouteiller (met welke figuur blijkbaar Burdeau wordt bedoeld). De schildering van politieke, journalistieke en financiëele milieu's heeft breed-epische hoedanigheden die aan Balzac doen denken. Enkele bladzijden uit het hoofdstuk ‘Visite de Taine à Roemerspacher’ zijn eenvoudig grootsch. De verheerlijking van Napoleon, d.i. van de geestkracht en den durf, zweept u op tot vervoering en moedige besluiten. Het hoofdstuk ‘La mystérieuse soirée de Billancourt’, een verhaal van jonge liefde, van melancholie, van diefstal en moord, dat zich afspeelt op een lente-avond aan de oevers van de Seine buiten Parijs, is een waar meesterstukje van atmosfeer en compositie. Op zulke plaatsen vergeten wij geheel de verstandelijke bedoeling; daar spreekt de sterke kunstenaar alleen. L' Appel au Soldat (1900) en Leurs figures (1903) zijn van gelijken aard als Les Déracinés. Het eerste in de geschiedenis van het boulangisme. Geen verheerlijking van Boulanger, dien de schrijver ziet in al zijn beperktheid van eenigszins vulgair optimist; maar de koele en helderziende ontleding van een historisch gebeuren, dat groot en belangrijk is, niet om den persoon van den generaal, maar om de herleving van Frankrijk: ‘nous retrouverons d'autres boulangismes’. Ook hier die epische kracht van Les Déracinés; zoo in de beschrijving van Boulanger's vertrek naar Lyon, die men terecht met een fresco heeft vergeleken. In het hoofdstuk La Vallée de la Moselle een lange - te lange - uiteenzetting van Barrès' traditionalisme en provincialisme. Leurs figures handelt over het Panama-schandaal. Bekorend en boeiend zijn hier vooral de suggestieve portretkunst, de beeldende, | |
[pagina 193]
| |
incisieve stijl, de atmosfeer-aanduiding, die soms aan Carlyle herinneren, de volmaakte vaardigheid waarmee de schrijver de rilling van ontzag en wellust, die hem in een dramatische of noodlottige situatie blijkbaar bevangt, op den lezer weet over te brengen. De vernietigende uitlatingen over sommige Fransche parlementsleden van het besproken tijdperk herinneren aan het, reeds in 1894 verschenen, felle tooneelstuk Une journée parlementaire. De suggestieve macht van Leurs figures mist men al te zeer, naar mijn gevoelen, in twee geheel en al politieke romans: Au service de l'Allemagne (1905) en Colette Baudoche (1908). Het verstandelijke overweegt hier toch te veel. Pierre Le Sourd uit Au service is niet een levend mensch: hij is de Franschman, zooals deze in het algemeen staat tegenover de Elzassers en Lotharingers; en Paul Ehrmann is de Elzasser, vol afkeer voor de Duitschers, en echter vast besloten niet naar Frankrijk uit te wijken, omdat hij zijn land niet aan de overheerschers wil laten. Zoo is het Fransche meisje te Metz, Colette Baudoche, eigenlijk alleen de verpersoonlijking van Fransche deugden als schranderheid, tact, smaak, eenvoud en gematigdheid. Het onderwerp van Colette Baudoche is niet zoozeer de psychologische inwerking van twee karakters op elkaar, als wel het conflict tusschen twee beschavingen; zulk een conflict te teekenen lijkt mij een hachelijke onderneming, waarbij de kunstenaar onvermijdelijk met het verstand gaat generaliseeren en waarbij een rechtstreeksch aanvoelen van het leven minder te pas komt. En toch zijn het twee boeiende en amusante boeken, helder en eenvoudig; amusant b.v. om de geestige beschrijving van ‘kolossale’ Duitsche heeren, om de weergave van Duitsche sentimentaliteit en Duitschen wansmaak. Al moet men bij zulke passages wel eens aan de tenslotte goedkoope Simplicissimus-satire van vóór den oorlog denken. Veel beter is Barrès' laatste roman, La Colline Inspirée (1913). Als episch werk uitnemend, geeft het bovendien weer prachtige landschappen, suggestief als die van Chateaubriand, en hier en daar zeer fijn-ironische teekening van godsdienstwaanzinnigen; zoo b.v. waar Vintras optreedt, de ‘profeet’ van een nieuw geloof, die zichzelf het ‘Orgaan’ noemde. Sommige personen in dezen (historischen) roman hebben een sterk eigen leven; in 't bijzonder denk ik aan Léopold Baillard, den heftigen, eigenzinnigen, maar ook groot-idealistischen priester. Waar van dezen Baillard sprake is, uit Barrès zich niet ironisch. Zijn geschiedenis is die van een | |
[pagina 194]
| |
negentiende-eeuwschen kerkenbouwer en kloosterstichter die niet geslaagd is: in vroeger tijden zou hij misschien een heilige zijn geworden. Bij Barrès' groote liefde voor alles wat geestkrachtig en tegelijk idealistisch is, spreekt het vanzelf dat deze geschiedenis met ontroerden ernst wordt verhaald. Er is een nieuw element in dit boek: de dichterlijke uitweiding over Keltische overblijfselen in gebruiken en volksaard; Barrès vindt zich blijkbaar terug tot in de psyche van zijn Gallische voorouders. Het zal belangwekkend zijn in de toekomst na te gaan, hoe zijn gemoedsleven zich in dit opzicht ontwikkelt. Het boek heeft een conclusie, en dat is misschien jammer. Indien dan een georganiseerde kerk nog noodig is, wil het zeggen, moeten de kerk en de vrije volksgeest elkaar versterken.... door elkaar te bestrijden. De worsteling zal beide krachtig maken. Beide hebben hun goed recht. Een geestdrift als die welke leeft in de volkspsyche is verderfelijk zonder discipline, zonder orde; maar de orde der georganiseerde kerken heeft evenmin waarde zonder enthousiasme. De beide machten moeten elkaar aanvullen. | |
Romantische kunst: gevoel.In al deze werken zijn verstand en gevoel van den strijdbaren kunstenaar gelijkelijk aan het woord. Maar ook zijn zuiver persoonlijk, rechtstreeksch en onverstandelijk aanvoelen der dingen en van het eigen ik blijft Barrès inspireeren. Na de boven weergegeven crisis, dien den rijk-geestelijken dilettant maakte tot een man van de daad, na zijn triumf, ging hij toch voort zijn ziel te ondervragen en haar te laten spreken in geschriften die, weliswaar, hier en daar beïnvloed zijn door wijsgeerige overtuigingen, maar die toch voor alles lyrisch zijn. Tot deze groep kan men rekenen L'Ennemi des Lois (1892), Du Sang, de la Volupté et de la Mort (1894), Amori et Dolori Sacrum (1903), gedeelten van Les Amitiés françaises (1903), Le voyage de Sparte (1905), Greco ou le secret de Tolède (1911). In al deze boeken vergeet Barrès doorgaans dat het ik in het aangezicht der wijsbegeerte misschien niet bestaat, om terug te keeren tot zijn jeugdgenietingen en aandachtig na te gaan, vaak aan- | |
[pagina 195]
| |
grijpend te bezingen, wat er omgaat in dat problematisch maar ontroerde ik. L'Ennemi des Lois gelijkt nog het meest op wat men een roman noemt. Het is een verhaal, niet minder van ideologischen dan van zinnelijken hartstocht, van goedheid, van sociaal optimisme; een verhaal waarin allerlei belangwekkende en zeer reëel-aandoende personen rondgaan: een artiest-geleerde, een sensueele Russische prinses, een modern gestudeerd jong meisje; een werk waarin de theorieën van Saint-Simon, Fourier en anderen bijna personnages zijn.... En toch is de hoofdpersoon niemand anders dan Philippe... die hier den naam van André Maltère draagt. De hoofdzaak is André's streven naar vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid: de culte du moi wordt voortgezet. Als een nieuwe voorwaarde voor dien cultus wordt ditmaal voorgesteld een vermindering van den druk der wetten; maar ook dit is van bijkomstige beteekenis. De groei en welvaart van Maltère's psyche is het voornaamste in dit rijke en genuanceerde boek; uitbeelding van zijn gevoelsleven is des schrijvers eenig doel. Later zal deze begrijpen dat André's en zijn eigen ik te veel verlangden, dat wetten nog onmisbaar zijn; André's stelling zal hij herroepen; maar het boek verliest er niets om van zijn waarde, juist omdat het geen roman-met-stelling is. De andere romantische, lyrische geschriften zijn meest korte verhalen, gedichten in proza, reisindrukken, kunstbeschouwingen. Zij behooren tot het allerbeste wat Barrès heeft voortgebracht. Zij zijn de, zeer bedachtzame en zorgvuldige uitdrukking van de innerlijk toch jubelende vreugde om de verrijking die zijn ziel nu gevonden heeft in de wereld, in het voluptueuse Italië, het geëxalteerde Spanje; om het meesterschap waarmee hij nu zichzelf hanteert en zijn ontroering in werking stelt op het oogenblik dat hij kiest; om zijn triumf. Vooral de latere van deze werken zeggen in gedragen rythme het rustige geluksgevoelen uit, dat zich als een langzame, streelende golf in hem verspreidt, wanneer hij inkeert tot zichzelf en de eigen psyche begrijpt als deel van een geheel; wanneer hij afziet van zijn vroeger steigerend egotisme, wanneer hij zijn bepaaldheid accepteert, en zich op voelt gaan in de familie, de natie, het ras. ‘Acceptation’, ziedaar wat hem dan bevrijdt en verheft: een aanvaarding van zijn bepaaldheid en beperktheid als Franschman der 20e eeuw, die hem zelfs tot het inzicht brengt dat hij nimmer geheel zal kunnen genieten van de Helleensche cultuur, en | |
[pagina 196]
| |
altijd nog meer van het Spartaansche element daarin dan van het Attische (Le Voyage de Sparte). Aanvaarding dus; en toch is er in al dit werk telkens weer iets droefgeestigs. ‘Certains esprits, dans leurs agitations, semblent tenir perpétuellement sous leurs yeux une large dalle de cuivre que j'ai foulée dans la cathédrale de Tolède et qui porte cette seule inscription: “Hic jacet pulvis, cinis et nihil. Ci-gît poussière, cendre et rien”. Elle fit battre mon coeur plus qu'aucune phrase des poètes’Ga naar voetnoot1) Hij tracht zichzelf te verlengen, als het ware, door eenwording met zijn ras, het is één jubel en lofzang; maar de smart dat het leven eigenlijk geen doel heeft en dat alles vergankelijk is, zingt zachtjes en steeds hoorbaar door. Er is ook soms nog iets koortsachtigs in, iets gewilds. Men stuit wel eens op uitdrukkingen als ‘volupté déchirante’, waar men eerder geneigd was aan meer cerebralen en dus niet zoo zeer verscheurenden wellust te denken; maar dit zijn dissonanten die terstond worden opgelost, en het geheel is iederen keer opnieuw een wel degelijk oprecht en meesleepend uitzeggen van zijn diepste zelf. De taal is vol bondige wendigen, vol élan; ieder woord heeft zijn bedoeling, gemeenplaatsen of stoplappen gebruikt Barrès nooit. Onverwachte, oorspronkelijke beelden ontmoet men telkens. In Amori et Dolori Sacrum spreekt hij van een ‘plainte fiévreuse’ en laat daarop geheel zonder voorbereiding volgen: ‘éclaboussant l'espace comme du sang sur le sable’. Zulke beelden geven u een lichten schok; maar bijna tegelijk ervaart men met welk een relief zij de gedachte verzinnelijken, men begrijpt, en op den schok volgt het zachte trillen van verheldering en emotie.
* * *
Misschien heeft sinds Rousseau geen schrijver zulk een invloed op zijn tijdgenooten gehad als Maurice Barrès. Jonge menschen van allerlei godsdienstige, wijsgeerige en politieke richting heeft Barrès voor zich ingenomen en met zich meegesleept. ‘Nous vivons de la sensibilité barrèsienne’, schreef een hunner nog in 1909. Verwonderlijk is het niet. Ziedaar een man, van zijn eerste jeugd af vervuld met diepe | |
[pagina 197]
| |
gevoelens, spoedig ook met verfijnde gedachten; een man geboren om ze te uiten in werken van wijsgeerig-getinte en lyrische kunst; een dilettante als Renan, een artiest. Maar te gelijk een man die zijn geluk zoekt in de wereld, die de wereld noodig heeft omdat zijn onvermoeibaar élan, zijn trots, zijn onverwoestbare jeugd hem nopen zich uit te leven in rechtstreeks doeltreffende daden. Tegelijk een avonturier, het zij gezegd zonder blaam. Een artiest en een avonturier. Als avonturier heeft hij een staatkundige actie gevoerd die, zeker altijd goed bedoeld, ook ongetwijfeld dikwijls te waardeeren gevolgen heeft opgeleverd, maar waarover de geschiedenis later zal oordeelen. Als kunstenaar is hij belangrijk om eenige meesterlijke, zij het beperkt-tendentieuse romans als Les Déracinés, en om de prachtige mengeling van sterkbewuste zelfontleding met meesleepende lyriek in Le Jardin de Bérénice, in Du Sang, in Les Amitiés françaises. Maar behalve door zijn politieke actie en zijn kunst, neemt hij in door het boeiende van zijn persoonlijkheid, door het eigenaardigpikante van zijn houding in het leven. De daad en de droom trokken hem gelijkelijk aan. En waar anderen een keus moeten doen, gelukte het Barrès ze beide in zijn leven tot werkelijkheid te maken. In ruwe politieke campagnes heeft hij den rijkdom van zijn ziel en geest steeds ongeschonden bewaard; ja zijn actie zelf is voor zijn ik een dier ‘zeer bijzondere feestjes’ welke Philippe zich wist te bereiden. En omgekeerd is het hem mogelijk gebleken bij een intensen arbeid als kunstenaar een ongewoon drukke werkzaamheid als politicus te ontwikkelen. De neiging om te handelen en de neiging om te gevoelen, die hem vervulden toen hij als twintigjarige te Parijs aankwam, zijn nog intact in hem aanwezig en beide in gelijke mate. Daad en Droom heeft hij gedurende zijn leven in evenwicht weten te houden. Hoe hij daarin slaagde, heb ik in het bovenstaande willen laten zien. |
|