Groot Nederland. Jaargang 15
(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Buitenlandsche literatuurHermann Bahr: ‘Expressionismus’. Mit 19 Tafeln Delphinverlag München 1916.
| |
[pagina 111]
| |
bewogen, overal werd teleurgesteld, eindelijk een geestelijke renaissance door maakt en in de R.-K. kerk de schuilplaats vindt voor zijn ontredderde persoonlijkheid. Men ziet een zéér alledaagsch gegeven. Als ‘roman’ is het boek dan ook m.i. absoluut mislukt, de intrige is banaal en de handeling zóó primitief, dat men niet kan begrijpen hoe een modern auteur nog zulke versleten romantische figuren durft te beschrijven, zooals Bahr hier in de oude Blasius, een knecht, die zich later als de dood gewaande ‘Erzherzog’ ontpopt en een dagboek bezit, waarin de diepste metaphysische en godsdienstige problemen worden behandeld. Dit dagboek, heeft Bahr vroeger al eens gepubliceerd in een tijdschrift onder den titel ‘Inventur’. - Als roman is ‘Himmelfahrt’ niets waard, maar de beteekenis van het boek zit in de gesprekken, die de hoofdpersoon, de jonge graaf, voert met den Domherr Zingerl. Deze geestelijke die ook in andere boeken van Bahr voorkomt, vertegenwoordigt niet het bekende domme type van den zelfgenoegzamen priester, die prat gaat op zijn ‘zielerust’ en 't onwankelbare geloof in God en Zijne heiligen, maar hier is de geestelijke een fijne, bijna wereldsche figuur, die een open oog heeft voor de nooden en de twijfel van een modern mensch. En de wijze waarop hij den jongen man ‘bekeert’ is op zeer sympathieke wijze beschreven. Ook de figuren van Anton, de broer van den ‘zoeker’ en diens vrouw zijn met de groote liefde van den verfijnden en gecompliceerden mensch voor de ‘armen van geest’ gezien en uitgebeeld. Ik houd dit boek voor een der meest waardevolle bekentenissen en belijdenissen van dezen tijd, dat de innerlijke wanhoop en de geestelijke moeheid van den modernen mensch op uitstekende wijze beschrijft. Hoewel 't geneesmiddel voor deze kwalen ons geenszins afdoende lijkt, moeten wij toch den ernst en de oprechtheid waarmee Bahr zijn overtuiging uitspreekt, bewonderen. | |
Aanteekeningen (Thomas Mann en de Oorlog).Thomas Mann heeft in het begin van den oorlog een studie over Frederik den GrooteGa naar voetnoot1) gepubliceerd, die zoo weinig pruisisch-patriotisch en zóó anti-heroisch was, dat hij er bijna zijn geboorteland om heeft moeten verlaten. En in de laatste nummers van de ‘Neue Rundschau’ heeft hij twee opstellen gepubliceerd, die m.i. zéér karakteristiek zijn, zoowel voor de persoonlijkheid van Mann als voor de merkwaardige reactie die de beste en fijnste duitsche geesten thans doormaken op den overspannen en overdreven cultus van de ‘kracht’ en de ‘macht’ uit het begin van den oorlog. Het eerste opstel heet: ‘Der Taugnichts’ en is geschreven naar aanleiding van een bibliophiele uitgave van Eichendorfs romantische novelle. Mann bestrijdt daarin het zoogen. ‘activisme’, een strooming van jonge philosophische schrijvers onder leiding van Kurt Hiller, die den geest direct in de daad willen omzetten, die de politiek op platonische wijze willen vergeestelijken en de geest willen verpolitiseeren, die m.a.w. dus den geest door den staat willen realiseeren en den staat willen vergeestelijken (Vgl. ‘Das Ziel’ Aufrufe zum tätigen Geist. München 1916). Deze groep en haar philosophie heeft Mann op fijne en ironische wijze bespot en als zijn ideaal niet den | |
[pagina 112]
| |
‘activist’, maar den romanticus à la Eichendorf verheerlijkt. ‘Traum, Heimweh.... Gesundheit Frische, Gehenlassen, ziehender Posthornklang,.... stete Bereitschaft zum Liede’, dat zijn volgens Mann typisch duitsche eigenschappen en essentiëeler dan die van den ‘restlos-organisierten’ duitschen staatsburger van heden. Op dezen aanval heeft Kurt Hiller geantwoord in een brochure: ‘Taugenichts, tätiger Geist, Thomas Mann’, Berlin 1917, waarin hij den romanticus in Mann belachelijk maakt. Deze strijd is daarom zoo belangrijk omdat hij de diepe innerlijke geestelijke verdeeldheid in Duitschland aantoont. - De laatste studie van Mann heet: ‘Einkehr’ en is een openhartige bekentenis tot het ‘cosmopolitische radicalisme’. Mann verwerpt daarin het chauvinistische patriotisme. Hij zelve, is ‘von jeher mehr europäisch-intellektuell als deutsch-politisch gewesen’. Van moederzijde van romaansche afkomst voelt hij zich van jongs af kosmopoliet. Mann betoogt dan hoe de drie menschen aan wie hij zijn geestelijke opvoeding te danken had: Schopenhauer, Wagner en Nietzsche, zich tot dit cosmopolitisme hebben bekend. ‘Meine Liebe zum deutschen beginnt genau dort wo es europäisch möglich und gültig wird. Die intim europäischen Ereignisse sind Schopenhauer, Wagner und Nietzsche’. Hij beschrijft den invloed van deze drie groote duitschers op de europeesche geestesgeschiedenis en toont aan hoe juist deze drie de scherpste kritiek op Duitschland en het ‘Deutschtum’ hebben uitgeoefend. ‘Nietsche bewirkte einen Fortschritt in westlich-europäischer Richtung und Erziehung durch ihn ist nicht grade das was man eine in deutsch-erhaltendem Geist nennen dürfte’. ‘Ich wüszte hübsche Beispiele anzuführen für den Widerstreit zwischen Willen und Wirkung, Tendenz und Natur - ein Widerstreit, der in der Krisis unter offenbar harten inneren Kämpfen akut wurde... sodass gleichsam über Nacht aus einem antidemokratisch-konservativ-militäristischen Saulus ein entente-christlicher Paulus wurde, der sich den Stachel aus dem Fleische gerissen und endlich sich selbst gefunden hatte.’ Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over! | |
Een nieuw tijdschrift.Dat langzamerhand in Duitschland de in het begin van den oorlog zoo veel gesmade ‘aestheten’ en ‘snobs’ weer tot hun recht komen bewijst de oprichting van een nieuw tijdschrift ‘Marsyas.’ Eine Zweimonatschrift Herausgegeben von Theodor Tagger, Verlag Heinrich Hochstimm, Berlin. Het doel van dit tijdschrift, dat in 235 genummerde exemplaren uitgegeven wordt en waarvan de ‘Vorzugsausgabe’ 1500 mk. en de ‘gewone’ 600 mk. per jaar kost, is ‘den Begriff des Genusses in die Sphäre geistigen Lebens zu steigern, zu einem ernsten und wachen Eindringen in die groszen Energien, die Zukünftiges, einmal vereint, gestalten werden, und die heute noch verstreut sind - Man lasse uns ausserhalb der Richtungen nichts als die ausgewählteste Prosa, die heute von den wenigen Schriftstellern geschrieben wird, mit der geplegtesten Graphik deutscher und auswärtiger Künstler verbinden.’ Bijdragen zullen leveren: Hugo van Hofmannsthal (Die Komoedie ‘die Lästigen’), Doeblin, Heinrich Mann, Schickele, Däubler e.a. Onder der graphische kunstenaars vinden wij namen als Pechstein, Kubin, Walser, Max Oppenheimer. Herman Wolf. |