Groot Nederland. Jaargang 15
(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Om de mensenGa naar voetnoot*)
|
Rudolf Twente, beeldhouwer, | 33 jaar. | |
Dorothea, zijn vrouw, | 22 jaar. | |
Herman, zijn broer, | 30 jaar. | |
Rika Woensel, | 39 jaar. | |
Grietje, werkmeid bij Twente, | ||
Jans, keukenmeid bij Twente, | ||
Dina ter Borg. | } allen tussen de 20 en 25 jaar. | |
Mies van Doeveren. | } allen tussen de 20 en 25 jaar. | |
Betsy Francker, | } allen tussen de 20 en 25 jaar. | |
Antoinette de Wind. | } allen tussen de 20 en 25 jaar. |
Bedrijf I.
In het achterdoek een brede, dubbele deur, die naar het salon geleidt en een kleinere deur, die in de gang uitkomt. Rechts en links een zijdeur. Tafel, die als eettafel kan gebruikt worden; buffet, kastje (tussen de twee achterdeuren) schrijftafel, een brede, zeer gemakkelike armstoel. De kamer dient als eetkamer en tevens als huiskamer. Op de schoorsteenmantel en op het buffet staan vazen en grote glazen. Bovendien op de schoorsteenmantel en op het kastje kleine beelden. In twee vazen prijken dahlia's; in een andere asters. Op de schrijftafel staat een grote boeket van lichte rozen. Op het buffet een fles Rijnwijn met glazen.
Toneel I.
Och, mevrouw, zeg maar ja. Ik zou 't zo vreselik vinden, als ik moeder niet levend terug zag.
Dat begrijp ik, Jans en je moet ook stellig gaan; maar.. als je nu de trein van half zeven eens nam, dan kon je eerst koken en toch je moeder van avond nog zien.
Dat is wel zo, mevrouw; maar je kan toch niet weten.. en als ik haar laatste woorden niet meer horen zou.. niet één keer meer lieve moe nog es tot haar zeggen kon.. m'n hele leven zou ik me daar 'en verwijt van maken.
Jawel; maar uit deze brief maak ik volstrekt niet op, dat de toestand al zó ernstig is. En je weet hoe meneer er op gesteld is deze dag met me te vieren.
Ik weet 'et, mevrouw; ik weet 'et. En als 't ook mijn moeder... m'n eigen moeder niet gold, ik zou er heus niet aan denken u...
Wie jammert hier zo? Wat is er aan de hand?
Ach, Ru, 'en nare geschiedenis. Jans heeft bericht gekregen, dat de toestand van haar moeder verergerd is en nu wil ze dadelik weg.
Nou.
Op 'en gewone dag zou ik daar niets van zeggen; maar vandaag.. nu ik al, wat jij graag eet, al in huis heb.. nu de Champagne al klaar staat...
Nou zullen we daar wel wat op vinden. Jans, ga jij maar, zo gauw je kunt, weg.
O, meneer, wat maakt u me gelukkig! Honderdduizendmaal dank. Ik ga dadelik.
'et Arme schepsel. Ze is zo op die moeder gesteld.
En jij hebt weer medelijden, hè? Ja, wie op jouw medelijden weet te spekuleren, krijgt, geloof ik, al wat ie wil van je gedaan.
Jij hebt net even goed medelijden. Had je nou Jans hier willen houwen?
Alleen tot zeven uur. Was dat zo erg?
Maar Do.
Ja, Rudolf, 't is misschien 'en beetje hardvochtig van me; maar jij bent bij mij nummer één. Ik weet hoe je er op gesteld was deze dag eens feestelik te vieren.
Zeker; maar dat kunnen we immers ook te Scheveningen doen.. bij Riche.
Ja.. als je dat wilt. T'huis is anders gezelliger.
Dat ben ik met je eens; maar.. ach.. In 'en restaurant eten is voor 'en enkele keer ook wel aardig. Vin je niet?
Met jou vin ik alles aardig.
Nou, dan ga ik eerst naar 't postkantoor m'n aangetekende brief halen.
Goed.. ja.
Het Vaderland?
Een schitterende beoordeling van je laatste groep.
Heb je 'm gelezen?
Wel driemaal!
Ben je er mee in je schik?
Dat kan je toch begrijpen.
Dan heeft 'et ding zijn taak volbracht.
Maar Rudolf, zo'n mooie kritiek! Lees je die niet eens?
Do'tje lief, de lof komt als je geleerd hebt er geen waarde meer aan te hechten. Maar... wat zijn er 'en bloemen bijgekomen. Dat zie ik nou pas. Dahlia's, asters; van wie komt al dat moois?
Deze rozen van mijn heer en meester.
Dat weet ik en hier heb je nog 'en extra-zoen er bij.
De asters zijn van Jans en Grietje.
De meiden? Dat is lief. Geef Grietje wat lekkers te drinken. Jammer nou van die Jans.
Dan.. deze dahlia's van Mies van Doeveren en die andere van Dina ter Borg.
Zo. Van die kakeltjes. Nou.. al kletsen ze 'en beetje veel... zoals de meeste vrouwen.. 't is toch hups van die kinderen.
Dat is 't ook, Ru. Ach, ze menen 't goed en ik ben er je zo innig dankbaar voor, dat ik weer fatsoenlike vriendinnen.. nu.. vriendinnen is misschien te veel gezegd.. maar altans weer fatsoenlike kennissen heb... mensen, die me achten. Jij hebt nooit ondervonden hoe afschuwelik 'et is, als de mensen niet met je om willen gaan.. als ze je met de nek aanzien. Mij zal 't m'n leven lang heugen, dat ik toch maar van 'en school ben weggestuurd, omdat de moeders van de andere meisjes niet verkozen, dat hun kinderen met mij zouden praten.
Nou.. nou...
O, de mensen kunnen zo wreed zijn. En als ik nu nog zelf kwaad had gedaan! Maar 't was alleen om mama en m'n zuster. Wanneer ik daar weer aan denk...
Denk er niet meer aan, kleintje. Je moeder en je zuster zijn dood en jij bent immers fatsoenlik gebleven. Wat voor aanmerkingen kunnen de mensen op jou maken?
Neen.. nu kunnen ze niets meer zeggen. Maar als ik niet getrouwd was.. ach, Rudolf, 'en jeugd als ik heb gehad...
Kom... kom... Als Herman hier was, zou hij zeggen: Schwamm d'rüber.
Hoe kom je zo ineens op Herman?
Ik heb 'em gisteren gezien.. op 'et Plein. Hij zag mij niet... tenminste hij deed alsof.
Rudolf, over Herman heb ik al lang eens met je willen praten. En nu je toch z'n naam noemt.. Ik vind 'et zo naar, dat jullie gebroeljeerd blijven en.. nog wel om mij.
Trek je daar niets van aan. Wel beschouwd hebben Herman en ik elkaar nooit kunnen uitstaan. Hij vond mij heerszuchtig, pedant... weet ik wat nog meer. Ik vond hem lui, egoïst, onoprecht, treiterig, altijd geneigd iemand 'en lelike kool te stoven.
Oordeel nu niet zo hard. Dat Herman jaloers van je is...
Om jou.
Ook; maar niet alleen. Hij is veel minder begaafd dan jij en heeft altijd bij jou moeten achterstaan. Kom.. we moesten eens wat aan hem doen... altans vrede sluiten.
Nou.. als jij dat wenst... ik zal er es over denken. Spijt'et je al, dat je hem niet genomen hebt?
Zou je dan eindelik ook eens jaloers worden?
Jaloers-zijn is wantrouwen. Moeten wij elkaar gaan wantrouwen?
Neen; dat zeker niet; maar..
Voor mij wel, hoor. Maar nou ga ik m'n aangetekende brief halen. Ik hoop, dat 'et kontrakt er in zit. Denk 's aan, Do: 'en vaste afzet voor m'n beeldjes in 't buitenland. Wat zou 't aardig zijn, als dat kontrakt net op onze trouwdag aankwam.
Dat zou 't. En dan gaan we van avond naar Scheveningen?
Juist. Dus: eerst ga ik naar de post, dan kom ik even t'huis; daarna ga ik naar Ada Duurs en als ik die les gegeven heb, pakken we lijn tien. Groot toilet, hoor. Trouwdag en verjaardag tegelijk. Van daag moet je er nog bekoorliker uitzien dan anders.
Meneer zal op z'n wenken bediend worden.
Tot straks dan.
Toneel 3.
Binnen.
Mevrouw.
Nog meer bloemen? En zulke beelderige rozen! Van wie komen die?
Het kaartje hangt er aan.
Betsy Francker. Heeft die ook aan onze feestdag gedacht? Dat had ik niet verwacht.
Wel mevrouw.. onze meneer wordt genoeg besproken.. in de hele stad. Ja, als ze je in de krant zetten...
Dan gaat je naam door 't hele land. Niet waar?... Ja... Is er nog 'en vaas vrij, Grietje?
O, nog wel drie.
Die is best. Zet nu deze dahlia's op 't buffet.
Dat zal waar zijn, mevrouw.
Toneel 4.
Goeie middag!
Gut, Herman, jij... hier?
O, als ik onwelkom ben...
Wat betekent dat? Wil je eens gauw binnenkomen? Ik mag toch verwonderd zijn, dat je ons nu pas 'en bezoek brengt.. presies 'en jaar na mijn trouwen.
Ik kom jou.. jou zie je, gelukwensen .. met je verjaardag. Vergun me je bij deze gelegenheid 'en paar bloemen aan te bieden... uit 'en goed hart, maar 'en schrale beurs.
Herman, dat vind ik heel lief van je en ik dank er je hartelik voor.
Of... mag ik niet...
Waarom zou jij me geen zoen op m'n hand mogen geven? Je bent nu toch m'n zwager geworden?
't Is waar ook. Ik ben nu toch je zwager geworden. Ach, lieve hemel!
O, maar die rozen zijn heel mooi. En wat ruiken ze lekker. Verrukkelik! Zou je me even van 't buffet die grote vaas willen geven?
Met genoegen. Deze?
Neen, die in 't midden.
A, die mooie.
Juist. Schenk er maar dadelik water in. De karaf staat ook op 'et buffet.
Jongen, wat ben je al in de bloemen gezet.
Niet waar? Dankje
Zo'n ereplaats voor mij en zo'n ereplaats voor m'n roos? Wel, wel.
Je weet niet, Her, hoe plezierig ik 'et vind, dat je toch eindelik gekomen bent. Rudolf en jij hebt geen andere familie dan elkaar. Niet waar? En daarom vond ik 'et zoo'n naar idee, dat jullie om.. om mijnentwil elkaar nooit meer zagen. Haast had ik gezegd, door mijn schuld, hoewel ik er toch geen schuld aan heb. Dat zal je moeten toegeven.
Zeker; maar jij Do.. jij met je gevoelige hart, jij moet 'et
begrijpen, dat ik er niet gauw toe komen kon eens te gaan kijken hoe gelukkig je was.. met 'en ander.. nog wel met m'n ouwere broer, die me nooit heeft kunnen uitstaan. Ja, dat is toch maar de chose.
Her, ik weet, dat je altijd zo slecht over Rudolf gedacht hebt; maar je doet hem onrecht.. geloof me. Als hij op 't ogenblik t'huis was...
Zou ik niet hier zijn.
Zou ik je kunnen bewijzen, dat Ru met de beste bedoelingen voor je bezield is.
Ach, lieve hemel, dat zei hij immers vroeger ook. En toch snoepte hij jou me af, nadat hij.. God betere 't.. je door mij had leren kennen. Dat ik je zo gemakkelik heb los gelaten.. ach, jij verlangde 't, en hij was m'n broer; maar
Herman, jongen, je hadt niets gedaan.
Jij kent me niet, Do Je hebt me nooit gekend.
Zó hartstochtelik hield je niet van me.
Geloof je dat?
Ach...
Rudolf zei 't.. dat is zo.. en jij keek door zijn ogen.
Je wist ook veel te goed, dat ik op jou in 't geheel niet verliefd was. Ik mocht je wel, zeker.. je was lief voor me.. en je kon erg grappig zijn; maar als ik naar jou geluisterd had, zou 't toch alleen geweest zijn om weg te komen uit 'et huis van mijn
Do, je hebt verstandig, heel verstandig gedaan mij niet te nemen. Wat was ik voor 'en vent? Ach, lieve hemel! Grappig.. o ja. 'en Getapte kerel! De lui, die me nu de rug toekeren, haalden me toen aan, omdat ik droog komiek kon zijn.. Maar ik was immers te lui en te dom om me bijtijds 'en positie te maken.
Te lui.. misschien, maar te dom...?
Neen, neen, Do. Rudolf heeft me die waarheid zo dikwels onder m'n neus gewreven, dat ik de lucht er van m'n levenlang niet meer kwijtraak.
Vergeet niet, Her.. dat jij me toen over heel iets anders sprak dan over.. trouwen.
Omdat ik niet aannemen kon, dat jij 'en huwelik verlangde; maar hadt je me gezegd...
Met je welnemen...
Dat ik je niet dadelik over trouwen gesproken heb? Hoe stond 'et
huis van je moeder bekend? Jullie meisjes moesten als lokvinken dienen en mama haalde de vangst binnen. Ach.. Schwamm d'rüber. 't Is geleden, en de liefde... lieve hemel! Zo'n arme slokker als ik denkt daar al lang niet meer aan. En toch.. Als je mij getrouwd hadt, zou je geen man gekregen hebben, die af en toe in de krant met ere genoemd wordt.. dat is zo; maar wel 'en man, die de aarde te koud had gevonden voor jouw voeten. En jij hadt aan mij 'en goed werk kunnen doen. Want voor jou had ik alles aangepakt, was ik alles geworden. Om 't jou goed te kunnen geven, had ik me graag de verveling getroost van dag uit dag in op 'en kruk te zitten. En dan had ik 's avonds in de maatschappij 'en beter figuur geslagen dan nu als piano-virtuoos. En wat voor 'en virtuoos! Ach, lieve hemel!
Hoe kan 'en mens z'n leven zó bederven. Arme Herman. Had je tenminste de erfenis van je vader maar niet doorgebracht.
Die zou nu immers toch verdwenen zijn in de zakken van m'n vroegere vrienden. Ach.. Schwamm d'rüber! Voor die paar senten heb ik lol gehad.. en jou leren kennen. Do, ik had rijk moeten zijn, schatrijk; dat is de chose. Als ik in 'en automobiel had kunnen rondrijden, renpaarden houwen, met 'en bloem in m'n rok in de opera hangen en al wat er zo verder bij hoort, dan zou ik heus onder de Haagse leeglopers niet de minste der broederen geweest zijn. En dan hadt jij wel anders en beter over me gedacht. Mijn hemel, renteniers moeten er toch ook zijn. Ik weet wel, dat m'n voortreffelike broer me zelfs in 'en automobiel geminacht zou hebben; maar ik zou er vrolik in gebleven zijn.. zo vrolik als ik vroeger was en...
Als je nu weer worden moet.
Neen, Do; mijn vrolikheid heb ik begraven en niet eens in 'en eigen graf. Mijn vrolikheid ligt hier.. bij jou. Maar wat zal ik nog langer over mezelf praten; ik kom immers voor jou. En jij ziet er zo fris, zo opgeruimd.. zo.. gelukkig uit...
Ik ben ook heel gelukkig!
Benijdenswaardige Rudolf. Vertonen jullie dus 'et zeldzame schouwspel van 'en vlekkeloos gelukkig huwelik?
Ja, dat mag je gerust zeggen.
Nooit eens woorden, nooit, nooit, nooit?
Nu.. kleine wrijvingen hebben we wel eens; dat zal ik niet ontkennen.
Toch?
Maar we zijn zo gauw weer verzoend. Rudolf zegt, zulke botsinkjes komen in de eerste jaren van elk huwelik voor.
Indien de éne helft zo autoritair is als mijn voortreffelike broer. Tja.
'en Beetje autoritair is Rudolf zeker; daar heb je gelijk in;
maar.. ach Her, we hebben allebei onze fouten en wie heeft ze niet? Ru is in elk geval door en door goed en houdt ie eenmaal van je, dan heeft ie ook alles voor je over.
Ja, dat is waar. Als ie eenmaal van iemand houdt, laat ie niet gauw los. Zo iets bulhondachtigs.
Nu, is dat niet mooi? Neen Her, op hem schimpen mag je niet.
Jaloers van hem zijn ook niet?
Wees nu maar tevreden, dat je m'n zwager bent geworden.
En je de hand mag kussen, niet waar? Ja, voor 't dinee was ik niet goed genoeg; maar ik word gevraagd op de kliekjes.
Kom je dan niet graag intiem?
Als je 't zo opvat...
Waar houd je ook weer van?
Uitmuntend; maar.. Rijnwijn drinken heb ik ondertussen verleerd.
Verleerd? Helemaal verleerd?
Ik kan me voeden, en er zijn er heel wat, die zelfs dat niet kunnen.
Alleen maar voeden? Niet meer?
Vin jij, dat ik me ook kleden kan? Ik niet. Ja, als m'n hoed even mooi glom van nieuwheid als m'n jas van ouderdom; maar...
Is 't dan zo treurig met je gesteld? Hè, wat vind ik dat verdrietig?! Daar hebben we heus niets van geweten. Dat geloof je toch, niet waar?
Zeker! Wie stelt nu belang in de toestand van arme bloedverwanten?
Hè, Her. Hoor 's, van nu af wordt alles anders. Ru zal je natuurlik helpen; voortaan kom je hier geregeld eten, en...
Ho, ho! Ik me hier inkwartieren.. Ru's wijn drinken... Ru's geld aannemen.. 'en parasietenleven leiden? Ik heb 't wel ellendig... veel ellendiger dan jij beseffen kunt, maar daarvoor.. neen, Do, daarvoor heb ik nog te veel eergevoel.
Zo te spreken, Her, is niet mooi van je. Dat jullie helemaal van elkander vervreemd bent, heb ik me vreeselik aangetrokken. Nu kan alles weer in orde komen. Mag jij dan koppig zijn en...?
Als ik 't niet was.. zou ik dan jou 'en genoegen doen.. 'en groot genoegen?
'en Heel groot genoegen.
Zeg dan maar wat je van me verlangt!
Dat je met Ru je verzoent en hier net zo dikwels komt en net zolang blijft als je zelf lust hebt.
Voor jou dan.. voor jou. Want anders.. Al is nu tussen ons beiden alles uit.. wat ik begrijp en wat ook goed is.. voor jou.. jou en Ru altijd samen te moeten zien
Wou je al gaan? Rudolf kan elk ogenblik t'huis komen. Hij is maar even naar de post.
'en Paar minuten heb ik nog wel.
Kan ik je onderwijl niet iets geven? 't Is nog wel vroeg; maar... misschien al 'en glas wijn.. Ik heb hier Rijnwijn.
Neen... ach neen; ik moet nog les geven.
Dan 'en snoeperijtje. Daar hield je vroeger toch ook van.
Nou.. geef me dan maar 'en snoeperijtje. Ondertussen ga ik eens in die zorg van je zitten. Die stoel lokt me al zo lang.
Krakelingen, Goudse spritsen, pralines. Je treft 'et, dat ik van daag zo veel in huis heb.
Pralines... daar was ik vroeger dol op
Juist.
Dacht ik 'et niet. Hè, toch wel 'en genot weer eens in 'en aangename omgeving te mogen uitrusten.. niet binnen 'et uur te worden weggekeken. En... 't is 'en artistiek gezellig nestje hier; dat moet gezegd worden. Ja, Ru heeft altijd wel geweten zich 'et goeie, 'et mooie en 'et lekkere van dit ondermaanse te verschaffen. Trouwens.. als alle kunstenaars.
In 't geheel niet meer.
Wat?
Hij begint genoeg te verdienen met de verkoop van z'n beeldjes.. Vooral in 't buitenland.
Zo.. is dat de chose.. Dus.. sukses. Komaan.. komaan. Dat moet ik dan toch eens aan mevrouw Drost vertellen.
Mevrouw Drost.. wie is dat?
Ach.. 'en dame, bij wie ik les geef.. aan d'r twee lelike dochters.
Kent die Rudolf?
Kennen... neen; maar ze ziet hem nog al dikwels... driemaal in de week zegt ze.. ingaan aan de overkant.. bij 'en zekere juffrouw Duurs.
O, Ada Duurs, 't Is waar, aan die geeft ie nog les.
Aan die alleen? Hé!
Ja. 't Is 'en arm, ongelukkig meisje, die zorgen moet voor 'en gebrekkige moeder. Ru heeft altijd erg medelijden met haar gehad.
O, zo! Kweekt ie uit medelijden 'en konkurente? Nu.. dat is mooi.. haast al te mooi!
Hij zou haar graag zo ver brengen, dat ze van haar kunst kon bestaan; maar 'en heel groot talent schijnt ze niet te bezitten.
Ten minste.. Volgens mevrouw Drost komt ie er nu al twee jaar lang driemaal per week aan huis. Als die Ada dus nog altijd niet op eigen wieken drijven kan, zal er van hoogvliegen wel niet veel inkomen!
Iedereen hoeft nu ook geen Michael Angelo te worden. Kom, neem nog 'en praline.
Daar heb je gelijk in, maar 't is toch vreemd, dat zo'n meisje niet trouwt.
Weet je dan niet, dat ze stokdoof is?
Nu ja.. stokdoof; maar mooi.. zelfs heel mooi. Heb je haar nooit gezien?
Neen.
Ook geen portret?
Neen.
Dat zal Rudolf toch wel hebben.. in de een of andere la.. of doos.. of kast.
Getoond heeft hij 't me nooit.
Hoe vreemd
Ze leeft van 'en klein pensioen. Dat is al wat ik weet. Maar.. wat ben jij goed ingelicht! Alles van die mevrouw Drost?
Alles.. neen. Ach, lieve hemel, ik zou er je niet over gesproken hebben, maar... als je toch van Ru zelf weet, dat hij aan die Ada nog les geeft!
Waarom zou je er me anders niet over gesproken hebben? Steekt er dan kwaad in, dat Ru die les heeft aangehouden?
Neen.. o, neen.. dat niet! Ik heb wel 's horen zeggen, dat mede
lijden en liefde tweelingzusjes zijn, die je goed moet kennen om ze te kunnen onderscheiden; maar dat geldt natuurlik hier niet. Jullie zijn zó goed samen... hij vertelt jou alles.. en dus... Aan de andere kant... of nou de mensen... mensen als mevrouw Drost... of die er geen kwaad van denken... dat is 'en tweede chose.
Waar bemoeit dat mens zich mee!
Daar heb je gelijk in; maar ach.. als je in zo'n eenzame, afgelegen straat woont en je ziet iemand geregeld.. om de andere dag.. 'en huis binnengaan, waar 'en mooi meisje woont.. 'en heel mooi meisje zonder vader en zonder fortuin...
Is dat dan voldoende om...?
Wie oordeelt er niet naar de schijn? Dat doen zelfs de lui, die er 't heftigst tegen te keer gaan. Daarom zeg ik altijd: de schijn is nog gevaarliker dan 'et wezen.
Hoor eens Her, dat Ru me niet bedriegt, daar ben ik zeker van. Tot 'en laagheid is hij niet in staat.
O neen!
Vertel dat gerust, kompliment van mij, aan je mevrouw Drost.
Als je daarop staat.. mij wel. Maar, of 'et de zaak beter zal maken. Ik zou zo denken... integendeel.
Wat? Als ik zeg.. ik, z'n vrouw.. er is niets van aan... we zijn zo goed en lief samen als man en vrouw maar kunnen wezen.
Dan snap je toch, dat zulke mensen hun schouders ophalen... geheimzinnig lachen... en... nu ja... en blijven geloven, wat ze eenmaal geloven willen. Het verwondert me al, dat je nog geen anonieme brief gekregen hebt. Of...?
Een anonieme brief? Neen.
Zo vreemd zou 'et niet zijn. Iedereen heeft wel 'en goeie vriend of 'en goeie vriendin, die behoefte gevoelt langs die meer en meer gebruikelike weg haar overkropt gevoel lucht te geven in 'et belang van de algemene zedelike wereldorde.
Ik gelukkig dan niet.
Des te beter. Trouwens.. als jullie 't zo eens bent.. ach lieve hemel, wat zal je je dan om al die dingen bekommeren! Laat de mensen praten, laat ze schrijven.. en ga je gang. Ru heeft 'en positie.. Ru is gezien.. jullie hoeft dus niemand naar de ogen te kijken. Jullie hoeft niet te huichelen.
Dat hoeft geen mens.
Maar dat doet haast iedereen. En doe je 't niet.. dan wordt 'et toch van je ondersteld! Heb jij vriendinnen, die je oprecht.. ongevraagd hun mening zeggen en van wie je alles geloven kunt, wat ze omtrent zich
zelf wel kwijt willen zijn? En ben jij tegen hen oprecht.. volkomen oprecht? Herejee! Oprecht zijn is immers 'et eerste, dat onze ouwers ons afleren. Dat noemen ze dan hun kinderen 'en opvoeding geven!
Nu ja; maar Ru.. neen geloof me, Ru is oprecht genoeg.. soms zelfs te oprecht.
O ja! Ru.. die is in alles.. biezonder! Maar.. neemt Ru alleen z'n hoed af voor mensen, die hij hoogacht? Zegt Ru aan z'n kunstbroeders hoe lelik hij hun werk wel vindt
Presies zeggen wat je denkt en voelt.. neen.. dat...
Doet Ru net zo min als ieder ander mens. Dat is de chose. Dat ie er mooie theorieën op na houdt.. bekend. Waar zijn.. altijd waar zijn... in je werk en in je leven. Je nooit bekommeren om lof of blaam. Prachtig; maar heeft ie daar al veel plezier van gehad? Is hij nu 'en gevierd artiest... gevierd naar verdienste... zo gevierd als anderen, die hij ougeveer met zich zelf gelijk stelt?
O, dat Rudolf meer eer verdient, dan de mensen hem geven... dat zal waar zijn.
Ja, lieve hemel.. al neemt geen mens de leugen in bescherming, dat wil nog niet zeggen, dat iedereen op de waarheid biezonder gesteld is. Denk je eens in, dat ik aan de mensen ging zeggen: jullie kinderen kunnen zo lang als ze willen op de piano klimperen, leren doen ze toch niemendal; want al hadden ze talent.. wat mijn leerlingen nooit hebben.. ik zou 't niet tot ontwikkeling kunnen brengen. Ach hé! Pa verontwaardigd, moe verontwaardigd.. en ik de deur uitgetrapt. Neen, als je van de huichelarij eten moet, dan leer je wel inzien, wat je aan de mensen dient te geven om duiten, achting, eer en al wat je verder verlangt van hen terug te krijgen. Dat is de chose. En dank je er voor je naar hun eisen te plooien, dan kan je toch niet vergen, dat ze je daar erg vriendelik voor aankijken of je lof uitbazuinen!
Ik geloof wel, Her, dat je daar niet geheel en al ongelijk in hebt; maar...
Ik kan me niet als Ru de weelde veroorloven van te leven in idealen.. om te dolen in hogere sferen. Ik ben geen grrroot artiest... zelfs niet in m'n eigen schatting. Ik leef maar laag bij de grond.. heel laag zelfs; maar.. of mijn ogen daardoor niet eens wat zien, waar Ru's ogen blind voor zijn.. of mijn oren niet veel te horen krijgen, dat tot de zijne niet doordringt..
Ru zegt altijd: doe zo goed mogelik wat je denkt, dat goed is en laat dan vrij oordelen en veroordelen wie oordelen en veroordelen wil.
Dus presies wat ik zeg; maar met en beetje mooiere woorden.
Ja, goed.. maar...
O, ze kunnen 't je heel lastig en onaangenaam maken.. dat snap ik. Ze hebben maar te zinspelen op ouwe toestanden. Niet waar? Daar weet jij alles van. Maar...
Ik begrijp niet, waar Ru zo lang blijft. Maar als je nu al weg moet, kom je dan gauw eens terug?
Kan ik er jou 'en genoegen mee doen.. dan.. zo gauw je wilt. Mits.. ja, dat is waar.. mits Rudolf er niets tegen heeft.
Als ik't hem vraag.
Komaan; heb je zóveel macht over m'n autoritaire broer?
Zóveel macht is er heus niet toe nodig om Ru iets goeds te laten doen.
Wat 'en aanbidding! Ru mag jou wel op de handen dragen. En dat je mij ook 'en plaatsje onder jullie dak wilt inruimen... Do, je weet niet wat je me daarmee doet. Ach, wat 'en déclassé is, hoef ik jou niet te vertellen; maar van mijn bestaan kan je je toch geen voorstelling maken.
Arme Her!
T'huis: ouwe lorren om me heen.. overal stof, vuil, vlekken. 'en Dienstmeid, die je met geen tang zoudt aanraken. En dan les geven aan halve idioten of voor 'en daalder per avond deuntjes spelen in cinema's en andere gelegenheden van minder, ja soms van heel min allooi. Ba!
Had ik 'et maar eer geweten.
Maar als ik nu hier eens in en uit mag lopen zonder me te laten aandienen.. als ik me in deze behagelike omgeving neer mag vlijen en met jou mag keuvelen
Heerlik zou ik 'et vinden, als ik je die schik in je leven weer geven kon.. hoor Her! Kom dus gauw, hè? 's Avonds zijn we haast altijd t'huis; tussen vijf en zes uur meestal ook. En zijn we nu weer goeie vrienden, heel goeie vrienden?
Heel, heel goeie vrienden. En denk nu maar niet meer aan 't geen ik je gezegd heb van de mensen en de praatjes.
Neen, hè?
Schwamm d'rüber! Wel zeker. Saluut! En tot weerziens.
Doof.. maar mooi.. heel mooi.
Bedrijf II.
Toneel I.
Ik weet 'et zeker. Hij heeft de staat voor twee miljoen bestolen.
Hemeltje-lief, nu vergeet ik helemaal jullie snoep en tee aan te bieden.
En ik snak naar tee.
Ik geen tee.
Wat heb je voor snoep?
Zoute krakelingen, Goudse spritsen, Haagse hopjes, fondants, pralines.
Snoepen doe ik nooit.
Ik wil wel 'en Goudse sprits en stromen tee.
Geef mij 'en praline. Chokola kan ik altijd eten.. zelfs midden in de nacht.
Asjeblieft. Zeg, ik heb jullie maar hier in de huiskamer ontvangen voor de gezelligheid. Als er deftige vizite komt, wip ik even over naar 't salon.
Weten jullie 'et andere grote nieuws al? 'et Engagement van van Overvoorde met Suze Damberts is... af.
Ziet er 's aan.
Maar waarom?
Hij kan 't niet velen, dat zij rookt en zij kan 't niet uitstaan, dat hij zich parfumeert.
En dat was nu 'en Jugendliebe.
Gut, daar heb je Mies van Doeveren ook.
Dag Do. Wel, wel. Van harte gelukgewenst. Nog vele malen na deze. Heb je m'n bloemen ontvangen? En waren ze naar je smaak? Ik hoop van ja; maar...
Ze zijn beelderig, hoor. Dank je hartelik en ga zitten.
Zo Rika, zo Betsy, zo Antoi.
Ça va bien?
Gaat 'et goed?
Veel nieuwtjes gehoord sedert eergisteren?
Nieuwtjes?
Hè, ziet er 's aan.
Un major!
Hoe vernederend voor z'n vrouw en z'n kinderen.
Maar ik zeg je: ze schateren er om.
Dan lachen ze hem uit.
'et Moet tegenwoordig 'en rare boel zijn bij 't militair.
Daar moet je van Dorsen maar es over horen.
En mijn papa. Weet je wat die zegt?
Nu?
Toen ik tot m'n bezinning kwam, zegt ie, ben ik dadelik de dienst uit gegaan.
Wie komt daar nog?
Geen onbekende hoop ik.
'en Vreemde eend in de bijt?
'en Störenfried?
Wel neen. 't Is Dina ter Borg.
De bijziende kip.
Dien, hier ben ik.
O.. ik.., Do.. neem me niet kwalik. Van harte gefelisiteerd, hoor. Maar als ik geweten had, dat...
Dien, 't zijn allemaal vriendinnen. Rika, Betsy, Antoi en Mies.
O, zijn die 't maar. Dan hebben ze nieuwe hoeden op.
Ziet er 's aan.
Kind, neem toch 'en bril.
'en Bril staat me niet.
'en Lornjet dan.
Op 'en goeie dag loop je nog in 't water, net als Betje Duisberg.
Laat ik je zeggen: die wou wel zo.
O!
Hier. Neem 'en sprits.
'en Praline moet je nemen.. met likeur er in.
'en Krakeling! Die krakelingen zijn verrukkelik vers.
't Is mij nog wel wat vroeg.
Ik snoep nooit en ik drink geen tee ook.
Ik neem nog 'en sprits.
En ik 'en praline.
Geef mij dan nog maar 'en krakeling.
Breng je nieuws mee, Dien?
O, ik kan jullie wat heel vreemds vertellen.
Toe, toe. Ja. Vertel, vertel!
Nu.. er wordt beweerd... maar zwijgen, hoor. 't Is me onder 't zegel van de strengste geheimhouding toevertrouwd.
Welke?
Poil de carotte?
Zo'n mottige?
Die al viermaal geëngageerd is geweest?
Die lange bleke slungel?
Dezelfde. Die zou binnen 't jaar driemaal van godsdienst zijn veranderd. En 't laatst heeft ie zich spiernaakt laten dopen.
O, foei!
't Is best mogelik, dat er niets van aan is.
O neen. In zulke praatjes is altijd 'en grond van waarheid.
Dat ben ik niet met je eens. Van mevrouw du Tois van Ubbergen vertellen ze wel, dat ze behalve van Boxtel nog 'en amant zou hebben.
Ziet er 's aan!
Fi donc!
En wie dan?
Wie dan?
Frans Haeksbergen.
Maar er is niets van aan. Ze hebben elkaar ééns in Italië toevallig ontmoet en toen was van Boxtel er bij en d'r man ook.
Ik vind één amant al zo erg.
En ze heeft 'en kind.
Maar als je zo'n monster van 'en man hebt als die du Tois..
Eén ding is zeker; hier in den Haag meten de mensen altijd met twee maten.
Nu ja; er zijn toch afhankelike mensen en onafhankelike.
Laat ik je zeggen: onafhankelik, echt onafhankelik is niemand.
Juist, Mies.
Ik houd mevrouw du Tois de hand boven 't hoofd. Aan 't strand is ze zo lief met d'r kind.
Dat is de waarheid.
En met Frans.
Nu, Haeksbergen is ook wat 'en mooie man.
Ziet er 's aan.
Mijn mooi in 't geheel niet.
Kind, hoe kan jij nu zien of 'en man mooi is?
Al ben ik bijziende, ik ben toch niet blind.
Dien, blijf kalm. Ze plagen je immers maar.
Ik neem nog 'en praline... en stap op.
Ik ook. Wie gaat er meer mee?
Als de trommels leeg zijn, ik.
Die zijn leeg, hoor.
Dan neem ik de trem.
Ik ook. Lijn drie.
Do, plezierige dag verder. M'n groeten aan je man.
Zeker. Ik breng jullie allemaal plechtstatig 'en bezoek terug.
O, Do, waar ben je?
Hier.
Ik zou nog vergeten je te zeggen, dat ik de beeldjes van je man, die in de Spuistraat ten toon zijn gesteld, zo dodderig vind. Vooral 't jongetje, dat diabolo speelt.
Ik houd meer van de Scheveningse visser.
Ik ook.
Dien, als je niet gauw komt, ga ik alleen.
Ik kom, ik kom. Dag.
Toneel 2.
En ga je nu niet eens mee tea'en?
Ik heb 'et je al zo lang beloofd, hè? Maar zie je: tegen half vijf komt Rudolf meestal t'huis en dan vind ik 'et zo jammer om uit te gaan.
Zijn jullie nog zulke tortelduifjes?
We zijn pas 'en jaar getrouwd. Maar goed.. ik zal eens met je meegaan.
Als je 't me dan 'en dag te voren laat weten, vraag ik Jet van de Vecht ook mee.
Die kwaadspreekster!
Do, ik weet 'et. Jet is 'en echte kwaadspreekster; maar ik ken ze nu al tien jaar. Ze heeft me zeker al honderdmaal gevraagd, of ik haar eens met jou in kennis wou brengen. Doe ik 'et niet, dan wordt ze boos en juist omdat ze zo'n gevaarlike kwaadspreekster is, zou ik voor al 'et geld van de wereld niet met d'r willen breken. En wees nu eens eerlik: 'en beetje kwaadspreken doen we immers allemaal.
Hè?
Jij bent misschien 'en uitzondering, omdat je weinig onder mensen komt; maar ik bijvoorbeeld. Bijna dageliks ga ik ergens tea'en; wel driemaal in de week word ik uit eten gevraagd en dan zie ik nog veel mensen op de jours, in de opera, op konserten. Al die mensen... ik durf 'et gerust zeggen.. zien me graag; maar hoe komt dat? Doordat ik hun altijd wat te vertellen heb. Wat ik gisteren avond bij Heuvelmans gehoord heb, heb ik daar straks weer hier geplaatst. En wat Dina me heeft verteld, gaat van middag...
En je hebt aan Dina beloofd, dat je zoudt zwijgen.
Dan vertelt 'en ander 't immers toch. Beter zou 't zijn als geen mens zich bemoeide met 'etgeen hem niet aanging; maar kindlief, dat is onmogelik. In gezelschap il faut payer de sa personne, zou Betsy zeggen en waar kan 'en mens nu over praten, als 't niet is over andere mensen?
Riek.. jij, die overal komt en alles hoort...
O, als ik eens alles vertelde, wat ik weet... wil je geloven, dat heel den Haag ruzie kreeg. Van bijna iedereen heb ik wel eens 't een of ander gehoord.
Dus van ons ook.
Natuurlik. Dat is te zeggen.. ach... ja.. dat.. dat kan je toch wel nagaan, hè? Jouw moeder...
Neen, neen; dat bedoel ik niet. Laten we over die maar zwijgen!
O, doel je op jezelf?
Eigenlik meer op... Rudolf. Je weet misschien, dat ie tegenwoordig geen lessen meer geeft, behalve aan...
Aan Ada Duurs! O ja, dat weet ik.
't Is dan ook geen geheim. Maar.. omdat de mensen over alles babbelen, vreesde ik.. dacht ik.. altans heb ik wel eens gedacht.. misschien geven ze daar ook.. 'en scheve uitlegging aan.
Liefie.. luister 's.. 't Is, omdat je er nu naar vraagt; anders zou ik nooit over die Ada Duurs zijn begonnen; maar heus
Wat?
Daar wordt geen aanmerking op gemaakt, want toen was hij ongetrouwd. Maar wat moeten de mensen er nu van denken als ze zien, dat 'en getrouwde man z'n gewezen maîtresse nog iedere dag bezoekt?
Iedere dag.. dat is eenvoudig niet waar! En dan... gewezen maî...
Laat 't eens in de week zijn. Toen hij ging trouwen, had ie schoon schip behoren te maken.
Maar dat ie Ada tot maîtresse heeft gehad, is ook niet waar. Zijn model.. nu goed.. misschien; maar hij heeft me alles van z'n leven verteld en...
Model of maîtresse; wat maakt dat voor verschil?
Me dunkt...
Je moet ook niet vergeten, dat 'et van die Ada Duurs niet de eerste keer was.
Maar dat bewijst toch niet...
Bewijzen.. neen; maar wie vraagt er ooit naar bewijzen? Is 't ook niet voldoende, dat jij er door in opspraak komt? Maar.. nu moet je niet denken, dat ik tegenwoordig aan iets verkeerds geloof tussen jouw man en die Ada. Ik weet immers hoe jullie samen zijn; maar andere mensen kennen jullie niet zo goed. Niet waar? Heus, je man moest zich met die Ada niet meer afgeven. 'en Getrouwd man kan toch niet alles trotseren en z'n gang gaan, alsof hij alleen op de wereld stond.
Neen.. daar heb je wel gelijk in.
Zeg 'et hem eens in zachtheid. Naar jou zal hij wel luisteren. En nu heb ik heus geen tijd meer te verliezen. Als je mee komt tea'en, kunnen we bij Veen gaan of daarnaast in die nieuwe gelegenheid. Maar 't aardigst zit je bij Lensvelt. Daar zie je 't meest en hoor je 't meest. O, van alles!
Kies jij maar zelf. Ik zal je 'n dag te voren schrijven.
Bestig. Da.. ag. Hé.
Zo, m'n waarde Rika. Ga je al heen?
Al.. al? Ik heb m'n hele morgen hier gezellig verbabbeld en 'en trommel spritsen leeg gegeten op de koop toe.
'et Laatste doet me genoegen; maar dat je je morgen verbabbeld hebt, spijt me. Wie weet wat voor nuttige dingen je anders tot stand zoudt hebben gebracht.
Moet je me weer plagen? Ga je gang. Ik dien toch ook m'n dag door te brengen. Niet iedereen is zo gelukkig als jij 'en talent te bezitten, dat ie exploiteren kan. O, ja, ik wens je geluk met je trouwdag.
Zeer verplicht. Zeg.. heb je 't al gehoord?
Wat? 'en Nieuwtje?
De minister van Binnenlandse Zaken is in de Kamer op z'n vingers getikt, omdat ie op 'et punt was 'en fortuin uit te geven voor 'en prachtige.. meid!
Och neen. Is 't heus? In de Kamer? In 't publiek?
'et Wordt verteld; maar voor de waarheid van 'en praatje sta ik nooit in. Jij wel?
Ik zal 't wel laten.
Vertel 't dan maar aan niemand van die mooie meid en de minister.
Als jij me maar niet voor de gek houdt! Ik vertrouw je geen zier. Tot ziens.
Dag Rika.
Toneel 3.
Maar Ru, wat vertel je daar nu.. van de minister en...?
En 'en mooie meid? Kleintje, die mooie meid staat op 'en schilderij, dat de minister wil aankopen voor 'et Rijksmuseum.
Zo breng je toch rare praatjes in omloop; want dat Rika 't oververtelt..!
O, daar durf ik 'en fortuin om verwedden; maar Do'tje, wie hecht er nou waarde aan de praatjes van zo'n wandelend anekdoten-blad als Rika Woensel?
Ru, dat moet je niet zeggen. Rika zou niet overal gevraagd worden als de mensen even geringschattend als jij over haar dachten.
De mensen.. de grote hoop.. die is 't maar om nieuwtjes te doen. Waar of onwaar... dat komt er niet op aan. Maar... vraag je nou niet naar 't kontrakt?
Er zijn weer zoveel andere dingen door m'n hoofd gegaan, dat ik.. Is 't in orde?
Ze nemen al wat ik maken zal.
O, da's mooi.
Nou zijn we pas helemaal echt onafhankelik. Is dat niet meer waard dan zo'n recensentenpraatje?
Ach, ja; dat wel.
En ondertussen heb jij druk bezoek gehad, hè?
Alleen nog van de meisjes.
En van wie is deze roos?
Deze roos is van.. Herman.
Wel, wel.. Is m'n wereldwijze, alle menselike arbeid verachtende broer toch eindelik gekomen. Wat 'en eer!
Hij heeft wel 'en half uur op je zitten wachten. Waar ben je toch zolang gebleven?
Nog even bij Biesing aangelopen. En hoe gaat 'et Herman? Spreekt ie nog altijd zo tergend langzaam? Wat heeft ie me daar dikwels ziedend mee gemaakt.
Ja, zelfbeheersing is niet bepaald je kracht.
Vin je dat?
Maar.. als je gezien hadt hoe armoeiïg Herman in de kleren zit. Jij, die zo gauw medelijden hebt...
Alles eigen schuld. Tegenwoordig schijnt ie altans wat uit te voeren. Maar zolang z'n vroegere vrinden hem helpen wilden, heeft ie niets gedaan dan klaplopen en nou neemt ie 't hun natuurlik kwalik, dat ze hem met de nek aanzien. Wat heb ik hem niet gewaarschuwd! Nooit heeft ie willen luisteren.
Hij is immers 'en zwakke natuur. Maar nu de eerste toenadering van zijn kant is gekomen.. moesten wij hem toch de hand boven 'et hoofd houden.
Hoe?
Ik heb hem gezegd eens meer aan te komen en misschien... misschien komt ie al vandaag.
Zo. Heb jij dat zo bedisseld. En als ik nou zeg: ik wil hem niet ontvangen?
Dat doe je niet.
Zou je denken?
Ik ben er zeker van.
Nou.. laat hem dan maar komen.
Zie je wel, dat je niet zo hardvochtig bent als je soms schijnen wilt.
Nou 's medelijdend, dan weer hardvochtig en altijd is 't goed als ik maar doe wat jij wilt, hè?
Juist. En gaan we nog naar Scheveningen?
Zeker. Zo.. tussen zes en half zeven. Eerst moet ik Ada les geven.
Ben je daar dan nog niet geweest?
En ik zei je, dat ik bij Biesing was.
Jawel; maar ik dacht.. je bleef zoolang weg en.. vandaag.. moet je nu vandaag ook al naar haar toegaan?
Waarom niet?
't Is toch onze trouwdag. Me dunkt, dan kon je wel 's hier blijven.. Ik zie je toch al zo weinig.. met je werk en.. die les.. altijd die les.
Drie uren in de week. Is dat zoveel?
Kan die Ada 't nog altijd niet stellen buiten jouw hulp?
Ze is te onzelfstandig. Ze heeft wel 'en aardig talent; maar...
Waarom begint ze dan niet wat anders?
Jij hebt mooi praten. Bloemen-maken, houtsnijden, porseleinschilderen.. aan al die knutselarijen doet ze al; maar wat brengt dat op? En voor 'en baantje komt ze immers niet in aanmerking.
Jammer genoeg; want... dat jij daar zo geregeld aan huis komt...
Geregeld aan huis komt?
Ja, Ru, ja. Al hebben we weinig intieme vrienden, heel wat mensen kennen jou. Die houden ons in 't oog, praten over ons, beoordelen onze daden...
En beoordelen ze verkeerd, omdat ze haast altijd maar half op de hoogte zijn en van onze bedoelingen, onze beweegredenen niets weten. Do'tje lief, van waar waait jou op eens die angst voor onze kennissen aan? Heeft de een of andere vriendin.. Rika Woensel misschien.. je gevraagd, waarom ik zo dikwels bij Ada kom.. wat ik daar wel uitvoer? En zie je nou honderden ogen op ons gevestigd? Kom, doe of je er niets van merkt, dan kijken die honderden ogen heel gauw weer 'en andere kant uit.
Je zegt zelf: ze beoordelen je en ze beoordelen je verkeerd. Voel je niet hoe juist dat me hindert? Iets beweren.. tegen mij.. neen, dat doen ze niet.. tenminste niet ongevraagd... maar daarin zit 'et 'em juist. O, als ik al die kwaadspreeksters of liever kwaaddenksters flink kon tegenspreken en zeggen: wat je denkt is niet waar. Het kom in Ru niet op me te willen bedriegen! Maar...
Dan zouden ze 't immers toch niet geloven. Kom, Do, als wij elkaar maar vertrouwen; wat gaat ons dan dat oordelen van de mensen aan?
Dat is wel zo; maar toch...
Wat nou toch?
Toch kan ik 'et gevoel niet verdragen van omringd te zijn door wezens, die stiekem met hun lelike verdenkingen om me heensluipen en jou op allerlei nare dingen aanzien. Vroeger heb ik dat afschuwelike gevoel ook gehad; maar toen... toen moest ik me wel schamen en m'n hoofd buigen en alles in m'n binnenste verkroppen. Maar nu ik goddank weer ieder in de ogen durf zien; nu ik weet, dat de mensen voor hun praatjes over jou geen andere grond hebben dan 'en schijn...
Heb je immers alle reden om tevrejen te zijn! Laat ze keffen. Ik heb ook de tijd gekend, dat ik waarde hechtte aan de meningen van de mensen. Ach, wat hunkerde ik er naar te horen, dat ze mij en m'n werk goed vonden en wat was ik diep ongelukkig als ik zag hoe onverschillig ze langs dat werk heenslenterden, als ik hoorde, met wat voor domme, schampere opmerkingen ze over m'n beeldjes en m'n persoon zich vrolik maakten. Ik was ook onzelfstandig. Al wat anderen zeiden en vonden leek me waar en goed. 'en Ongunstige kritiek... gunstige kritieken kreeg ik zo goed als nooit.. maakte me voor dagen van streek, bracht me tot de zwartste zwaarmoedigheid. Ik vond mezelf jammerlik mislukt. En juist in die donkere tijd van m'n leven leerde ik jou kennen; wat m'n toestand eerst nog ellendiger maakte. Ik kreeg je dadelik zo innig lief. Toch moest ik horen: wat... wou je die trouwen.. 'en kind uit dat huis.. de dochter van die moeder? Ik trok 'et me vreselik aan; maar besefte daar tegelijkertijd de dwaasheid van. Wie had die lui tot mijn beoordelaars aangesteld? Had ik niet evenveel recht als ieder ander om me zelf te zijn, mijn leven uit te leven, mijn opvattingen hoog te houwen? En ik dacht: voortaan leef en werk ik naar eigen wil en wet, en laat 'et mensdom schetteren en schimpen. Dat gaf me rust en zelfvertrouwen en m'n levenslust, m'n werkkracht keerden weer. Ik maakte jou tot m'n vrouw en ik hield vast aan m'n kunst. Toen verscheen op 'en goeie dag die gunstige beoordeling van m'n beeldjes in 't Duitse tijdschrift en begonnen de lui hier in te zien, dat mijn realistiese figuurtjes... al waren 't geen Apollo's van't Belvedere... toch wel recht en reden van bestaan hadden. De kritiek nam d'r draai. 'en Voornaam kriticus, die zich nog eens geroepen achtte m'n eerste groep geducht af te breken, noemde bij diezelfde gelegenheid m'n enkele tiepen.. die hij vroeger net zo had neergehaald... ongemeen bekoorlik. Van dat ogenblik af was m'n naam gevestigd; maar... m'n minachting voor de meningen van de mensen.. niet minder!
Ja Ru.. ik weet 'et.. zo ben je.. en.. dat is heel gelukkig voor jou. Ik heb je ook altijd bewonderd om die trots.. die flinkheid; maar... niet iedereen kan zo wezen. Niet waar?
Dat is 'en kwestie van omstandigheden. Wij hoeven Goddank niemand naar de ogen te zien en daarom mogen we dat ook niet doen.
Jij weet niet, hoe afschuwelik 'et is te moeten denken: de mensen zien me aan voor 'en verblinde, om niet te zeggen: bedrogen vrouw.
Wie doet dat dan? Kom, Do... ga met mensen om.. goed... maar houd ze buiten je intieme leven.
Wie haalt ze er in?
Wat? Door me niet aan hen te storen zou ik...?
Door geregeld bij Ada aan huis te komen geef jij ergernis en dat hoefde niet.. En dat je juist vandaag.. van daag ook nog uit wilt gaan.... stel je nu 's even in mijn plaats...
Do'tje, Do'tje, ze hebben je idee's in je hoofd gezet, die er niet in waren en er ook niet in horen. Wie 't gedaan heeft, is me om 't even. Maar zet die dwaasheden er fluks weer uit. Geef me nou 'en zoen en zeg: Ru, ik heb me 'en ogenblik laten meeslepen door praatjes; maar je hebt gelijk....
Neen, Ru, neen!
Dus.. waar ik iets goeds wil doen.. iets, dat ik voel als m'n plicht.. daar werk jij me tegen.. om de mensen? Do; dat had ik niet van je verwacht.
Jij hoeft aan Ada geen goed te doen, waardoor je mij kwaad doet.
O, ja.. dat ik niet als anderen ben, vin je mooi en best; maar als ik 'et waag niet als anderen te handelen.. val je me af.
Dat mag je niet zeggen! Ik heb je genoeg verdedigd; maar bij al wat ik zeg, denk jij 't eerst aan die Ada.
Misgun je dit zachte, ongelukkige schepseltje, dat doof, stokdoof is.. geen broer, geen zuster, geen familie, geen vrienden heeft en nog zorgen moet voor 'en gebrekkige moeder.. misgun je die de enige man, die 'en beetje belang in haar stelt? Dat meen je immers niet.
Waarom heb je me nooit haar portret eens laten zien?
Omdat ik 'et niet bezit.
Jij bezit Ada's portret niet.. 'et portret van de mooie Ada Duurs?
Bezit ik niet. Kom, nou stappen we van dat onderwerp af en vertel je me es, waar je van avond..
Nog maar meer bloemen, mevrouw!
Van wie komen die nu weer?
Ada Duurs. Ach! En zo'n kostbare boeket! Hè, dat vind ik niets aangenaam. Mensen, die elk dubbeltje moeten omkeren!
Grietje, zet ze maar in 'en glas.
Er is anders nog 'en vaas vrij, mevrouw. Die daar
Neen, neen; neem maar 'en glas.
En zet ze hier midden op tafel.
Me dunkt Ru, dat deze boeket wel 'en beetje meer achteraf kon staan. Ada Duurs is toch geen vriendin van ons.
Omdat ik haar les geef? Ik stel Ada volstrekt niet lager dan onze andere kennissen. Grietje, geef 'et glas hier.
O, zo!
Zeg eens kleintje, hoe heb ik 'et nou met je? Je doet zo raar... je kijkt zo strak. Wat is er?
Er is.. er is.. Nog nooit heb ik 'et gevoel gehad, dat die Ada tussen ons stond en nu krijg ik 'et!
Wat 'en dwaasheid!
Ru.. ik bid je: ga niet meer naar haar toe.
Zou jij.. jij me daartoe willen brengen? Zou jij 't goed vinden, als ik me tot 'en daad liet dwingen, waarom ik me zelf verachten zou? Jij, die van me houdt?
Dat is 't juist. Ik houd van je.. ik houd zo dol van je, dat ik zelfs de vrees: houdt ie misschien van 'en ander, niet dragen kan.
Je weet best, dat er voor die vrees geen enkele grond bestaat.
Neen.. neen. Dat weet ik juist niet.. ik..
Hè, wat is dat nou ellendig! Dat beroerde geklets ook! Kom, Do, kom, houd op met huilen. Ik kan dat gehuil niet zien. Moeten wij nou door zinloos gepraat ongenoegen krijgen? En nog wel op onze trouwdag; wij, die 't zo goed samen kunnen vinden, die zoveel..
Zolang ik maar alles zwijgend verdraag!
Ach wat! Tussen Ada en mij bestaat niets, waarover jij 't recht zoudt hebben je te ergeren.
Niet meer.. misschien; maar ze was dan toch je.. maîtresse!
Wordt dat beweerd? Nou.. dat is 'en leugen, versta je!
Je model ook niet?
Evenmin. Op verzoek van d'r moeder heb ik één keer haar buste gemaakt.
O, dat dan toch wel!
Is dat 'en misdaad.. 'en vergrijp tegen de zedelikheid?
Als jij van 'en andere kunstenaar hoorde, dat ie z'n model... want dat is ze die éene keer dan toch geweest.. zelfs 'en mooi, 'en heelmooi model.. dat hij dit model, waarmee hij samen onder één dak woonde... gerespekteerd heeft.. zou jij dat geloven?
Ten eerste is Ada volstrekt niet zó mooi...
Ik vraag of jij dat geloven zou, van 'en model, dat vroeger al met 'en ander 'en liaison heeft gehad?
Wie heeft je dat nou weer verteld?
Dat doet er niet toe. Ik wil weten, of jij dat geloven zou.
Als ik die man kende, zoals jij mij kennen moest... ja. En als 'en ellendeling misbruik heeft gemaakt van haar zwakheid, haar jeugd en
haar goedgelovigheid, mag jij daaruit dan afleiden, dat ik haar op mijn beurt ook beledigd, bedrogen, misbruikt heb?
Neen.. maar toch wel, dat je medelijden hebt gekregen.
Presies... medelijden. En nou ik uit medelijden me haar lot heb aangetrokken, kan en mag ik haar niet in de steek laten.
Verg ik dat? Heb ik er al naar gevraagd, hoeveel geld je haar geeft?
Alsof ze geld van me zou aannemen!
Koop dan haar beeldjes, als geen ander ze kopen wil. Koop ze door derden. Betaal ze hoog. Geef haar 'en andere meester. Betaal die ook. Verzin wat je wilt. Alles.. alles vind ik goed. Alleen.. geef je zelf niet! Ru, dat de mensen met hun gepraat mijn jaloersheid gaande hebben gemaakt... 't is zo; maar als er niets tussen jou en dat schepsel bestaan had en nog bestaat, zou je dan zó aan haar gehecht zijn.. zó alles van haar verontschuldigen.. en goed en lief vinden.. zó alles doen om haar te sparen? Dat kan ik immers niet geloven! M'n liefde voor jou heeft me verblind. Dat is 't! Wat je ook deed, ik heb 'et goed gevonden! Maar nu ik eindelik zie, wat anderen al zo lang gezien hebben, nu ik hoor hoe je over die Ada spreekt, haar lof zingt, alles, alles van haar roemt.. neen.. neen! Als ik ooit weer moet denken; hij is bij haar.. hij is met haar alleen.. hij raakt haar aan... Ru, ik houd 'et niet uit.. ik.. ik word krankzinnig. Je mag niet meer naar haar toegaan.. je mag niet.. je mag niet!
Hoe kan je nou zo spreken? Denk toch es na. Gebruik je verstand. Als ze me werkelik zo heeft ingepakt, waarom heb ik dan jou tot m'n vrouw genomen en niet haar?
Wat kan me dat schelen als ik zie dat nu.. nu je warmste, je edelste gevoelens voor haar zijn.. dat je met haar op de wereld alleen wilt staan.. dat je voor haar breekt met al wat anderen goed en eerbiedwaardig vinden.. dat je in opstand komt tegen de hele mensheid.. om haar?
Niet om haar, maar om me zelf. Dat ik medelijden met Ada heb....
Ach, medelijden!
Ja medelijden.. diep medelijden. Moet ik dat verstikken ter wille van jou? Eis je dat? Do, Do, voel je niet, dat ik daardoor, juist daardoor minder van jou zou gaan houwen?
Ik voel alleen, dat ik twijfelen ga aan je gevoel voor mij... dat je me daartoe dwingt.. en dat die twijfel me wanhopend.. waanzinnig maakt. Ru, zij heeft 'en moeder; ik heb niemand dan jou. Geef me zekerheid. Ga niet naar Ada toe!
Wantrouw me niet en je hebt zekerheid!
Ik wil geloven, dat je van me houdt. Ik wil juist niets anders;
maar wees dan ook van mij.. wees van mij alleen! Geef haar niet wat mij toekomt!
Wat dan toch?
Het mooiste en machtigste gevoel, dat in je is! Bij 'en gewoon mens heet dat liefde. Daarvoor werkt ie, strijdt ie, trotseert ie armoede en ellende, doet ie desnoods 'en moord! Maar bij jou is 't:.. medelijden! In je medelijden ligt je hart; in je medelijden ligt je ziel! Wie je medelijden weet op te wekken, kan alles van je gedaan krijgen! Die heeft je vast.. die bezit je.. die.. die.. die alleen!
Do. Do, je maakt me dol met zulk onzinnig geredeneer!
Vind me onzinnig.. bekrompen.. egoïst.. al wat je wilt... ik kan niet amders.. ik kan niet anders!
Mijn hemel, moet ik nou bukken voor zoveel dwaze inbeelding.. me weer gaan plooien en schikken, omdat de mensen met hun ellendige konventionele moraal...?
Hoor je 't dan niet, dat ik enkel uit liefde zo spreek.. zo smeek.. omdat ik je voor mij wil hebben.. voor mij alleen.. omdat ik je niet gun aan 'en ander? Liefde en medelijden.. wie kan ze scheiden? En nu ik eenmaal weet wat liefde is, nu jij me die liefde hebt leren kennen.. nu kan.. nu wil ik ook zonder die liefde niet meer leven! Wees toch niet zo hardnekkig en hardvochtig! Nog nooit.. neen, nog geen ogenblik heb ik er aan getwijfeld, dat je me liefhadt. Wil je dan, dat ik 't nu ga doen?.. Wil je dat, Ru.. kan je dat willen?
God!
En jij, die zoveel medelijden kunt voelen.. zoveel medelijden met iedereen, heb je dan niets.. niets geen medelijden met mij? Ben je blind, stekeblind voor de toestand, waarin je mij gebracht hebt? Zie je alleen haar... voel je alleen voor haar?
God, mijn God!
Daar is 'en dame, meneer, 'en dame, die mevrouw wenst te spreken.
Mij? Wie is 't?
Hier is haar kaartje!
Mevrouw Drost. Die?
Ken je die?
Grietje, laat mevrouw in het salon.
Best, mevrouw.
Wie is die mevrouw Drost? Je doet zo vreemd!
Wie mevrouw Drost is? Mevrouw Drost ziet jou driemaal 's weeks binnengaan bij Ada Duurs!
Maar Do!... hoe weet je...?
Bedrijf III.
Toneel 1.
Stoor ik soms?
Wie..? O.. Ben jij 't Herman.. Kom binnen, kom binnen.
Je weet misschien nog niet, dat Do....
Ja, ja; ik weet er alles van. Neem 'en stoel. 't Is me aangenaam je hier te zien. Hoe gaat 'et?
Naar omstandigheden goed; maar de omstandigheden zijn slecht. Ik...
Och neen. 't Is maar.. Do is hiernaast. Ze heeft bezoek en...
En daar zou jij graag bij zijn. Wel nu dan...
Integendeel. Blijf gerust zitten. Ik wou.. Die geschiedenis duurt me te lang en.. Kon ik maar verstaan wat ze daar verhandelen; maar..
Jullie hebt natuurlik veel kennissen.
Laat dat gevierd er maar af.
Als ik je daarmee plezier doe.
Ach.. Do zal nou wel gauw komen. 'en Sigaar?
Dankje
Hoe zo?
Je schijnt al vergeten te zijn, dat ik niet rook.
Hoe kan ik zo dom wezen!
Lieve hemel, jij hebt natuurlik aangenamer onderwerpen om over te denken dan je mislukte broer!
Och neen... 't is... dat bezoek leidt me af... Kan ik je misschien iets anders geven? 'en Glas Vermouth... of wijn?
Dankje! Dankje!
Do meende, dat je financiële toestand te wensen liet.
Als bij de meeste mensen!
Nou ja.. maar als ik je met 'en bankje kan helpen.
Heel vriendelik van je; maar ik heb geleerd de tering naar de nering te zetten. 'en Beetje laat, denk je; maar beter laat dan nooit. M'n rijke tijd, waarin ik schulden kon maken, ligt achter me.
Dan word je nou tenminste ook niet armer.
En mag ik blij zijn, dat jij zo'n schooier weer in genade wilt aannemen.. al heb ik dan ook niets tegen jou misdreven, terwijl jij tegen mij... Ach, Schwamm d'rüber!
'et Doet me plezier, dat je zo spreekt en ik neem aan, dat je 't meent; maar.. dan ook met die spons alle haatdragendheid uitgewist. Niet waar? Kom, geef me daar de hand op.
Met genoegen. Ach, lieve hemel.
Heus, Her, 't heeft me erg gehinderd, dat ik jou zeer moest doen; maar 't ging niet anders. Ik had Do zo innig lief gekregen en...
En jullie begrepen allebei zo goed, dat ze 't bij jou beter zou hebben dan bij mij. Natuurlik.. natuurlik. Ik denk er ook al niet meer aan. Dat is alles voorbij. Liefde is 'en zaak van luxe en als je lessen geeft voor 'en paar kwartjes met rabat bij abonnement...
Je bent wel zot je zo weg te gooien. Kom, kom; daar moeten we verandering in brengen. Laat dat maar 'es aan mij over. Wat duivel, je bent toch m'n broer. Do zelf.. maar..
'et Schijnt je toch erg te interesseren wat daar binnen verhandeld wordt.
Ik wou, dat ze Do nou eindelik met rust lieten. Ze is vandaag toch al 'en beetje opgewonden en nou is daar.. of was daar.. 'en zekere mevrouw Drost, die...
O!
Ken je ze?
Als 't dezelfde is, ja. Dan geef ik les aan d'r beide dochters. Twee hopeloze gevallen.. zoals ik er meer heb.
Ben jij 't dan misschien geweest, die aan Do verteld hebt, dat er praatjes lopen omtrent Ada Duurs en mij?
Lopen die? Ik heb alleen.. hoe was 't ook weer? O, ja.. Do zei, dat je in 't geheel geen les meer gaf, omdat je tegenwoordig genoeg verdiende met de verkoop van je beeldjes!
Dat is ook zo.
Ik vond dat erg prettig voor je. Ik zei, dat je dan eindelik en ten laatste eens pleizier van je werk beleefde.. dat 'et publiek er kennelik de waarde van begon te begrijpen.
Nou ja; maar die mevrouw Drost....!
O.. nu.. ik zei, dat je volgens mevrouw Drost toch nog wel les gaf aan Ada Duurs. Dat is de hele chose!
Daar schijnt dan uit te worden afgeleid, dat Ada en ik 'et samen eens zijn.
Zo.. Tja...
Vin jij dat misschien ook natuurlik?
Natuurlik is 't woord niet; maar.. jij bekreunt je niet om de mensen.. en daar heb je groot gelijk in. Wie de mensen niet aandurft, die eren ze ook niet; maar.. 'et gevolg.. ach, lieve hemel, ja.. 'et gevolg is, dat de mensen zich wèl bekreunen om jou. Die omgekeerde evenredigheid gaat haast altijd op.
Laten ze zich dan bemoeien met m'n werk. Dat is publiek domein; daar mogen ze vrij aan knagen. Als 't uit m'n handen gaat, trek ik m'n hart er toch van af. Die kunst heb ik nou eindelik wel geleerd. Maar m'n intieme leven moeten ze met rust laten. Dat gaat niemand aan! Bemoei ik me met 't geen zij doen?
Ze moeten de zedelikheid toch hoog houden.
Doen ze dat door onzedelikheid te vermoeden, zodra 'en getrouwde man samenkomt met 'en andere vrouw dan de zijne?
Neem me niet kwalik, dat ik geboren ben.
Je hebt gelijk. 't Is dwaas van me zo heftig te worden tegen jou. Vergeef 'et me.
Zeker. En doe toch waar je lust in hebt. Als je onafhankelik bent.. als de kritiek je al lang onverschillig heeft gemaakt voor lof en blaam.....
O,... dat...
En je 'en vrouw bezit, die... enfin.. die 't je zeker niet lastig zal maken...
Niet lastig.. wat bedoel je daarmee?
Nu.. me dunkt.. Do, die je zo goed kent... die zóveel reden
heeft om je dankbaar te zijn.. want.. nu ze er niet bij is, mag ik 'et zeggen... je hebt haar uit 'et slijk opgehaald. Ja, ja; dat is maar de chose.
Als je 'en vrouw liefhebt, laat je je toch niet weerhouwen door d'r omgeving.
'en Man als jij niet; maar.. zoals ik zeg: daar zal ze je dan ook wel dankbaar voor zijn.
Dankbaar.. neen.. Dankbaarheid tussen man en vrouw...
Misschien is dankbaarheid 'et juiste woord niet.
Maar dat ze me altans moest vertrouwen en zich niet door kletspraatjes van de wijs laten brengen.. ja, dat is zo.
En dat is wel 't allerminste wat je verlangen kunt.
Ze zou 't ook, indien ze maar geen halve en kwart vriendinnen had, die..
O.. tja.. als die...
Wat?
Ik ken die vriendinnen niet.. en dus...
Maar je begon: als die..
Als je dan maar niet weer boos op me wordt. Je bent ook zo... zo zenuwachtig.
Neen, neen; wees gerust! 't Is beter.. Ik wou maar.. Ik wou maar weten wat je denkt.
Nu.. jij bent geen zwakke man. Integendeel; maar.. je hebt toch wel 'en zwakke plek.
Zo.. en die is...?
Tja.. als je nu maar kalm wilt blijven.
Maar toch 'en zwakheid, meen je.. of.. wat wil je zeggen?
Wel.. ik stel me zo voor, dat de mensen, die dat verhaal van Ada horen, redeneren: als die Twente 'en meisje van goeie familie getrouwd had, zou hij die grappen wel laten; maar deze vrouw.. zulk 'en vrouw dankt God, dat ze nog 'en man heeft gekregen en....
Vervloekt!
En als Do... vrouwen hebben 'en fijne neus.. als Do er achter komt, dat er zo over haar gesproken wordt.. tja, lieve hemel...
Dus.. om Do's verleden zou ik uit de weg moeten gaan voor praatjes! Do zou me beletten te doen wat ik goed vind.. en wat goed is!
Zo'n vaart zal 't niet lopen. Daarvoor zijn jullie te goed samen; maar... un homme averti en vaut deux, niet waar? 't Is zaak op alles voorbereid te zijn. Do is 'en lieve vrouw.. ik weet 'et maar al te goed.. maar ook de beste vrouw denkt met d'r gevoel.. dat is toch maar de chose. Vrou-
wen komen.. o zo gemakkelik onder 'en invloed.. van daag 'en goeie, morgen 'en kwaje...
Dient de invloed van d'r man dan niet te overwegen? Moet 'en man niet op z'n vrouw altans kunnen bouwen?
Spreekt vanzelf. En.. houdt ze van 'em.. zoals Do van jou... om van dankbaarheid te zwijgen.. dan zal dat ook wel zo wezen; maar...
Wat nou weer voor 'en maar?
Lieve hemel, vaar toch niet altijd zo uit tegen mij.
Let er niet op. Ik meen 't niet kwaad; maar die ellendige geschiedenis maakt me zenuwachtig.. Als Do nou maar kwam!
Ik herhaal: wees op alles voorbereid.. Al zie je.. en terecht.., o, zeer terecht.. vrij laag op me neer, je zult toegeven, dat ik wel enige ervaring heb van vrouwen. En ik zeg je: op den duur vergt 'en vrouw des te meer van 'en man, naarmate die man al meer voor haar gedaan heeft. Daar is 'en vrouw nu eenmaal vrouw voor. Ze kan niet laten 'en man hoe langer hoe meer te plooien naar d'r ogenblikkelike zin en behoefte; maar... schiet hij daar ten slotte z'n karakter bij in, dan.. minacht ze hem op de koop toe.
Voor dat plooien is ze anders bij mij aan 'en verkeerd adres.
Groot gelijk. Waarom zou jij die Ada, dat ongelukkige meisje niet helpen? Al heeft ze zich eens.. al weer zo lang geleden.. in d'r onnozelheid vergaloppeerd, nooit heb ik anders dan met lof over haar horen spreken. Zoals ze zorgt voor d'r ouwe, gebrekkige moeder.. 'et moet voorbeeldig zijn.
Dat is 't ook. En wat heeft zo'n schepseltje aan d'r leven? Nooit, nooit, nooit eens 'en genieting.. hoe klein ook.. zelfs geen afleiding. Werken, werken, altijd maar werken en.. zwijgen. En dan nog zien, dat haast alle mensen haar schuw uit de weg gaan. Denk je die eenzaamheid es in. Zou ik met zo'n rampzalig wezentje niet eens medelijden mogen hebben? Moet die haar enige vriend nog worden afgenomen? Eist dat 'et fatsoen van de fatsoenlike wereld? Eist vrouweliefde dàt?
O, als je dat nagaat.
Ik ben dan ook niet van plan me door kletspraatjes van de wijs te laten brengen.
Dat moet je ook niet. Jij bent altijd 'en man van karakter geweest.. standvastig in alles.. 'en rots. Misschien wil je 'et niet geloven; maar juist daarom was ik vroeger zo jaloers van je. Tegenwoordig niet meer... ach, lieve hemel. 'en Bedelaar kan nog wel jaloers zijn van 'en bankier; maar niet van 'en koning. Wordt de afstand al te groot, dan houdt de jaloe-
zie van zelf op. En nu we weer goeie vrienden zijn geworden, nu ik.. arme sukkel.. er zoveel belang bij heb met jou op goeie voet te blijven.. nu...
Ga toch je gang!
Die Rüdesheimer is puik, hoor. Zeker van 't jaar '93. Jongen.. toch 'en genot weer eens 'en lekker glas te drinken. Altijd die lelike Hollandse biertjes.
Wist ik maar wat die mevrouw Drost haar gezegd heeft!
Wat in zulke gevallen de ene getrouwde vrouw altijd aan de andere zegt: ik zou 't niet verdragen.. ik zou m'n man wel klein krijgen... ik zou dit en ik zou dat. Dat noemen ze dan: l'esprit de corps des femmes. Tja.. 'en vrouw.. je mag voor haar doen wat je wilt.. ze blijft de man z'n natuurlike vijand,
Toch geld nodig?
Ik denk aan m'n hospita.. ook zo'n natuurlike vijand. Die komt morgen om de kamerhuur en dan heb ik nog 'en paar rekeningetjes te voldoen.
Hoeveel wil je?
Nu.. wat je missen kunt.
Vijf en twintig gulden?
Heel graag.. en te leen, zie je.. je krijgt 'et vast en zeker terug.
Zeg dat nou maar niet.
Dank je.. en.. nu.. dan, tot wederdienst bereid.
Ik kan niet begrijpen, dat Do zich zo heeft laten inpakken en ophitsen. 't Is toch de waarheid, dat ze alles aan mij te danken heeft. Wat zou er van haar geworden zijn als ik ze niet had getrouwd.
Dat heb al zo dikwels gedacht. 'en Frans schrijver.. z'n naam ben ik natuurlik vergeten.. heeft eens gezegd: de vrouw inspireert de man tot grootse werken; maar.. ze belet hem die uit te voeren.
Wou je dat hier te pas brengen?
Och neen.. te pas brengen niet. 'et Valt me maar zo in.
O.
Eén ding is zeker: wie veel.. veel is gauw te
veel.. van 'en vrouw houdt, moet altijd op 'n hoede zijn. Zo licht brengt ze je tot iets, dat je anders niet hadt gedaan. Goedheid en zwakheid.. ach, lieve hemel, waar is de grens?
Je zegt 'et wel en als dat gepraat daar binnen nou niet gauw 'en einde neemt...
Ga er heen. Wie zou 't je beletten?
Niemand; dat weet ik wel. Maar als die mevrouw Drost.. ik ken me zelf.. ik maak me driftig en dan...
Bel je gedienstige en vraag of mevrouw Drost er nog is.
Ja; dat kon ik tenminste in elk geval eerst doen.
Maar blijf toch kalm. Jullie zijn immers zo goed samen.. jullie hebt geld.. jullie behoeft je voor geen mens te generen.. Mijn hemel, wat..?
Toneel 2.
God, God, God!
Wat is dat?
Heeft meneer gescheld?
Ja, ik...
Grietje, ik wil geen mens meer zien! Je laat niemand meer binnen! Niemand! Versta je: niemand!
Goed mevrouw.
Ga maar.
Wat er gebeurd is? Dat me nu eindelik de ogen pas goed zijn opengegaan. Nu weet ik, wat de mensen van me denken; hoe ze me aanzien, hoe ze me beoordelen!
Wees zo goed...
Omdat ik getrouwd was, dacht ik ook geacht te zijn; m'n hoofd te durven opheffen.. met alle fatsoenlike mensen op één lijn te staan.
Is dat dan soms niet zo?
'et Moest zo zijn.. en 't kon ook zo zijn, als ik 'en man had, die me die achting wist te verzekeren.. die de mensen niet noodzaakte me te minachten, omdat hij me zelf niet acht.
Wat is dat nou weer voor onzin! Wie heeft je die gekheid wijs gemaakt?
Ja, ja! Wat niet strookt met jouw opvattingen en lusten, dat is gekheid en onzin. Maar ik ben niet langer dupe van je drogredenen... je mooie theorieën van plichtsvervulling en doen wat je zelf goedvindt en
boven de mensen staan. Alles zand, dat je me in de ogen hebt gestrooid!
Komaan.. heb ik je zand in de ogen gestrooid.
Spreek toch niet zo uit de hoogte. Je weet heel goed, dat 'et waarheid is. Zelfs ons huwelijk.. wat was 't voor jou anders dan 'en middel om me te krijgen.. om me af te trekken van Herman, die me geen huwelik beloofde, niet opwond met klinkende, hoogdravende woorden.. o, neen; maar die 't op stuk van zaken veel eerliker met me meende.
Aha!
Ja zeker! Uit liefde voor jou heb ik aan je broer.. 'en misdaad begaan.
Zo.
Had ik hem niet in de steek gelaten, dan zou hij er nu zo ellendig niet aan toe zijn. Hem had ik kunnen staande houden.. redden van de ondergang. Voor hem had ik alles.. alles kunnen zijn; voor jou ben ik... niets!
Je schijnt niet te weten, dat Herman hier is. Of...
Hij is hier?
Ja, Do, en al waag ik 'et niet te beoordelen wat jij voor Rudolf betekent, wat je van mij zegt, is de waarheid. Jij.. jij alleen hadt me kunnen staande houden, hadt me kunnen redden.
Zou ik nou soms mogen vernemen wat er eigenlik aan de hand is, wat die mevrouw Drost heeft beweerd?
Als je dat nog nodig vindt.. mij wel. Bijna 'en uur lang heeft dat schepsel me gemarteld. En waren er toen geen andere vizites gekomen, misschien zat ze er nog, om te genieten van de afschuwelike pijniging, die ik met 'en lachend gezicht moest ondergaan.
Maar dat mens heeft je toch niet opgezocht enkel en alleen om je te beledigen?
Was ze daar maar voor uitgekomen! O, ik zou ze wel te woord hebben gestaan. Maar die gluiperigheid.. dat lieverige, sluwe gevraag... dat lage, gemene uithoren.. O!
Ik kan toch moeilik aannemen, dat ze niets anders gedaan heeft dan jou ondervragen en uithoren!
Zo dom is ze ook niet.
Waarvoor beweerde ze dan te komen?
Ze was er zeker al 'en half uur, eer ik dat te horen kreeg, en al die tijd had ze maar glimlachend zitten gluren. Gluren naar mij, gluren in de rondte. 't Was of ze alles goed in d'r hoofd wilde prenten, om zich naderhand duidelik te kunnen voorstellen, en aan iedereen haarfijn te kunnen beschrijven, waar dageliks die vreselike standjes worden afgespeeld tussen mevrouw Twente en d'r man om z'n dove maar mooie maîtresse!
Ik wil geloven, dat jij je dat alles zo verbeeldt; maar...
O, ja, als mij iets onaangenaams overkomt, verbeeld ik 'et me.. maar is er wat met Ada te doen...
Wat heeft mevrouw Drost gezegd? Dat verlang ik te horen en anders niets.
En dat zal je ook te horen krijgen! Eerst louter komplimentjes over m'n lief huis, 't mooie uitzicht, de gezellige kamer, m'n goeie artistieke smaak, enz. enz. Ik begreep niet, waar ze heen wilde. Toen vragen: u is nog niet lang getrouwd, wèl? Maar u is heel lang geëngageerd geweest, niet? Woonde uw moeder niet in de de Ruyterstraat?
Had toch gezegd: mevrouw, wat gaat u dat aan?
Om 't mens nog meer kwaad te doen denken? Dank je wel. Ik heb glimlachend al d'r vragen beantwoord, alsof ik in de verste verte niet begreep, dat ze niets anders wilde dan mij 'en poosje op de pijnbank te leggen. Maar in m'n binnenste.. o, in m'n binnenste kookte en ziedde 't!
Ten slotte diende ze toch wel te zeggen wat ze op stuk van zaken van je verlangde.
O, ja. 'en Voorwendsel was gemakkelik te vinden. Ze wou, dat jij haar oudste dochter les zoudt geven in 't boetseren.
Kon ze dat niet aan mij vragen?
Heb ik ook gezegd. En wat antwoordde ze? Dat ze zich niet rechtstreeks tot zo'n groot kunstenaar had durven wenden.
Ach kom. Ja wel. Voor zo'n geval ben ik 'en groot kunstenaar. En toen heb je dan toch gezegd, dat ik geen lessen meer aanneem. Niet waar?
Dat heb ik; maar daarop kwam 't juist. Hé, geeft uw man geen les meer? Heb ik me zo vergist? Ik meende zeker te weten, dat ie nog les gaf aan juffrouw Ada Duurs.
Nou ja.
Wat.. nu ja? Zou die vrouw ooit de naam van Ada Duurs in mijn tegenwoordigheid hebben durven uitspreken, als ze niet gedacht had, dat 'en schepsel als ik zich maar alles liet welgevallen of.. dat ik dupe, volkomen dupe was van jouw afschuwelike huichelarij?
O, zo.. Ik huichel.
Me dunkt, dat 'et duidelik is. Als je ook maar iets.. maar iets voelde van de liefde, waar je mond altijd zo vol van is.. als je ook voor mij maar 'en beetje over had van al 't medelijden, waarmee je tegenover anderen altijd zo gul bent, dan had je al lang 'et schandelike van je gedrag ingezien.. al lang.. eindelik gedaan wat werkelik je plicht is: mij.. je vrouw beschermd tegen de gemeenheid en de laagheid van de wereld. Maar ik...
Ja, ja. Als ik me niet dadelik voeg en plooi naar jouw opwellin-
gen en grillen.. als ik mijn eigen opvattingen.. mijn heerlike onafhankelikheid.. m'n hele karakter.. alles, waar ik jaren lang voor gestreden heb.. gestreden met anderen, gestreden met mezelf.. als ik dat niet aanstonds prijs geef, omdat jij door 'et geleuter van wezens als 'en mevrouw Drost en 'en Rika Woensel van streek bent geraakt en niet goed meer weet wat je zegt.. dan meen jij 't recht te hebben mij uit te maken voor huichelaar en me al wat lelik en slecht is te verwijten. En dat noem jij dan liefde! Jij, die me verdenkt, hoont, krenkt, beledigt, die alles doet om me neer te trekken.. jij verwijt mij gebrek aan achting. 't Is fraai! Maar voel jij je door mij bedrogen, ik voel 't me niet minder door jou.
Omdat ik niet als 'en slavin in 't stof voor je neerlig, nog blij, dat je wel op me trappen wilt?
Aha! Ik, die je juist uit dat stof heb opgeheven.. ik ben 't, die op je trappen wil.
Had me er in gelaten, als je toch alleen van plan was me schijn te geven voor werkelikheid.
Is 't dan schijn, dat je mijn naam draagt en zouden Rika Woensel, Betsy Francker en hoe je vriendinnen allemaal heten mogen, ja, zou zelfs mevrouw Drost je ooit hebben opgezocht en toegesproken, als je die naam niet droeg?
Dat ook nog? O, ik maak je m'n kompliment. 't Is biezonder edel van je zó te denken, me dat te zeggen!
Ik doe niets anders dan herhalen wat jij zelf van morgen hebt beweerd. Dankbaarheid verg ik van niemand. Van m'n vrouw zou dankbaarheid me zelfs hinderen en onaangenaam zijn; maar zóveel grievende ondank... zulk 'en miskenning.. dat is me dan toch te kras!
Ik weet 'et. Hier in huis heerst maar één wil. De jouwe. Wie daar niet voor buigen wil,.. hoort er niet meer in.. moet er uit. 't Is goed. Her, wil jij me helpen?
Hemel, Do, als ik dat kan.. als jij me daartoe in staat acht.
Ik wil hier vandaan.. en vandaag nog. De mensen zullen zien, dat ze zich toch in me vergist hebben.. dat ik niet zo'n weerloos schepsel ben als zij geloven.. niet enkel de vrouw met 'et jammerlik verleden, die zich om dat verleden alles.. ook 'et vernederendste moet laten welgevallen! Maar... alleen weet ik me niet te redden.. niet te keren.. en.. Ik ken ook geen meneer met geld, die medelijden met me heeft.. en al kende ik 'em wel.. hij zou me toch verstoten, omdat ik niet uit dankbaarheid voor hem kruipen wil. Jij...
Wel, Do, al wat ik voor je doen kan, zal natuurlik dadelik gedaan worden. Ru, je begrijpt, dat ik in deze omstandigheden als gentleman..!
Ik begrijp.. ik begrijp.. Ik vraag me af: of op stuk van zaken jij 't niet bent, die al dit onheil gesticht hebt.. of jij niet die me-
vrouw Drost, waarvan ik nog nooit gehoord had, hierheen hebt gestuurd?
Wat? Daar verdenk je mij van?
Durf es zeggen, dat ik daar geen reden toe heb.
Zeker durf ik dat! Mevrouw Drost is uit eigen beweging, geheel en al uit eigen beweging gekomen. Met geen woord, geen syllabe heb ik haar aangespoord.
Wat doet 'et er ook toe door wie en hoe mij de ogen zijn open gegaan. 'et Geen me vandaag is aangedaan door 'en mevrouw Drost, zou me anders toch morgen zijn aangedaan door.. de hemel weet wie. Tracht niet de schuld op 'en ander te schuiven! Bij jou, bij jou alleen ligt die schuld en dat je dit niet inziet of niet wilt inzien, bewijst al voldoende, dat ik net even min op jouw achting rekenen kan als op die van welk ander mens ook.
Behalve dan toch op de mijne.
De jouwe.. jouw.. achting?
Zeker. De zijne. Verwondert je dat? Hoe hoog Herman je acht, heeft ie je immers al vroeger getoond. En hij is nog altijd niet van mening veranderd. Wat ie toen voor je over had, heeft ie ook nou voor je over.
Wat wil je daarmee zeggen, Rudolf?
De waarheid. Anders niets. En nou Do zoveel waarde hecht aan de goedkeuring en de achting van de mensen.. 'en achting, die ik haar niet schijn te kunnen waarborgen.. nou zal 't haar zeker aangenaam zijn als die mensen haar leven met jou.. harer waardig zullen noemen.
Ru....
Wat beduidt die belediging van.. van 'en weerloze; want dat ik tegenover jou hier weerloos ben...
Heb je zelf niet gedacht, toen je hier aanbelde.
Is 't dan mijn schuld, dat jullie 't samen niet vinden kunt? Niemand kan 't me kwalik nemen, dat ik in deze omstandigheden voor Do wil doen wat in m'n macht staat. Veel kan ik haar niet aanbieden, helaas; maar als je spreekt van de achting van de mensen... Wat kunnen de mensen tegenwoordig op mij aanmerken?
De mensen?.. Niets.
Maar als jij zo denkt.. alles zo inziet.. waarom laat je me dan los? Waarom dwing je me...?
Je dwingen? Ik denk er niet aan. Je recht geven tot je beschuldiging, dat ik 'en huichelaar, 'en tiran ben.. dat hier in huis enkel mijn wil mag heersen? Neen. Alleen wat 'en mens in vrijheid doet, heeft waarde. Wil jij van me weg.. geef jij aan Herman boven mij de voorkeur...
Heb ik dat dan beweerd? Heb ik je niet integendeel gezegd:
Ru, buiten jou kan ik niet. Heb ik je niet gevraagd.. gebeden.. gesmeekt: wees van mij... ga niet tot die andere? Waarom blijf je dan zo onverzettelik? Je zegt: om de mensen; maar als ik 'et je vroeger gevraagd had.. niet om de mensen.. voor me zelf, alleen voor me zelf.. zou je dan toegegeven hebben?
Ach...
Neen, antwoord me.. in Godsnaam antwoord me. Zou je dan toegegeven hebben?
Zou jij 't hebben gevraagd?
Neen, neen. Zeg dat niet. Ik wil 't je nu nog vragen.. voor 't laatst.. voor 't allerlaatst.. en voor me zelf; omdat m'n rust.. m'n geluk.. m'n leven.. ja, m'n leven.. alles.. alles voor mij daarvan afhangt. En nu Ru, wat antwoordt je nu?
Nu...?
Heus.. dat.. Ru.. dat is je ernst.. dat..?
Ik zal niet meer gaan.
O!
En dus.. Der Mohr, der seine Schuldigkeit getan hat, kann... gehn. Ach, lieve hemel. Ja, ja. D'r was er 's 'en vrouwtje; die was nog jong en mooi. En zolang ze jong en mooi was, wond ze alle mannen om d'r kleine vinger. Es ist eine alte Geschichte, doch bleibt sie immer neu, und wem sie just passieret, dem bricht das Herz entzwei.
Her, ik smeek je: spreek niet zo. Wees niet hard. Weer heb ik je lelik behandeld. Ik voel 't.. ik weet 'et en ik kan niet anders zeggen dan: vergeef me.. verplaats je in mijn toestand.. hoe alles zo gekomen is. Als je wist hoe ellendig ik 'et vind, dat ik jou nu weer.... en vandaag... Ach, Her.. heb ook maar medelijden.
Enkel medelijden? Kind, ik verheug me.. voor jou. Ik geef je weer groot gelijk. Je handelt verstandig. Ik.. wat kom ik er op aan? Wat ben ik hier anders dan de arme bloedverwant, die gebruikt wordt voor onaangename karreweitjes en nog dankbaar mag zijn als hem niet de deur wordt gewezen?
Zeg niet zulke vreselike dingen.
Dat is toch de chose.
Je weet immers, dat ik zo niet denk. Rudolf ook niet. O, ik bid je, stapel geen gloeiende kolen op m'n hoofd.
'et Komt niet in me op. Ik zeg je, dat ik blij ben.. blij, dat jullie weer verzoend bent.. blij, dat ik af en toe nog eens komen mag.. me warmen aan jullie vuur.. me te goed doen in jullie gezelligheid. Wat kan ik meer verlangen?
Ja, ja. Kom, kom heel dikwels. Zo vaak je wilt.
Als je man er niets tegen heeft,
Hij vindt 'et goed; ik ben er zeker van.
Ik begrijp wel.. na zo'n opwinding.. Daar moeten enige dagen over heen gaan. Nu ja.. Misschien zegt ie dan wel net als ik: Schwamm d'rüber.
Tot weerziens
Adieu.
Toneel 3.
Ru.. O, ik ben je zo dankbaar. Je weet niet.. je kunt niet weten hoe gelukkig je me nu weer hebt gemaakt. Dat alles weer goed is... net als vroeger. Dat die angst van m'n hart is afgevallen.. O, ik vind 'et zo heerlik. Ik ben kinderachtig geweest, niet waar? Ik heb 'et zelf wel gevoeld; maar ik kon niet anders.. ik kon niet. Die gedachte, dat je hieldt van 'en andere vrouw.. vroeger was ie nooit bij me opgekomen; maar toen ie er eenmaal was.. toen ie brandde in m'n hersenen.. ik kan je niet zeggen wat er toen in me omging. Ik voelde me gek worden, razend.. tot alles in staat. Maar Goddank is dat nu allemaal voorbij. Ik ben weer kalm en o... o, zo gelukkig. Kan je 't me vergeven, dat ik zo.. slecht tegen je ben geweest?
Ach.. vergeven.. Ja... vergeven kan ik 'et.
Je zegt 'et zo... zo vreemd.. zo koel. Vin je 't dan niet goed... niet...?
Jij hebt jouw gevoel; ik heb... 'et mijne.
Ik begrijp je niet. Wat.. wat bedoel je?
Niets.
Neen, Ru, neen. Je verwijt me iets. Ik wil weten wat dat is.
Ach neen. Waartoe nou...?
Je moet 'et me zeggen. Tussen ons mag niets blijven zitten... mag ook geen onklaarheid meer zijn. Spreek uit wat je nog op je hart hebt.
Ik zal 't wegnemen. Heus, wat 'et ook is, ik zal 't wegnemen. Alles wil ik doen.. alles.. alles; maar heb dan ook geen geheimen voor me.. zeg me wat er is.
Je weet, Do, dat ik ijdel ben geweest.. en dat ik die ijdelheid in me heb moeten verstikken, 'en Groot kunstenaar heb ik willen worden.. iets zeldzaams. Ik weet nu, dat ik er een ben.. van de tweede.. misschien van de derde rang.
Neen, Ru, dat is niet waar! Je onderschat je.
Stil maar. Onderschatting behoedt voor teleurstelling. Maar op één ding had ik m'n trots behouwen. Dat was onze liefde. Die bleef dan toch mooi en zeldzaam, omdat ze 'en liefde was van vlekkeloos vertrouwen. Zo'n zeldzaam mooie liefde had ik dan toch ingeboezemd. Die trots kon niemand.. dacht ik.. me ontnemen.
Ik deed 'et.
En ik volgde je voorbeeld. Dingen heb ik je gezegd..
Ru, ga weer naar Ada toe. Nu vraag ik 'et je zelf.
Te laat, Do. Dat verandert niets meer.
Kan je dan niet gelukkig met me zijn?
Zeker wel. Ik houd van je.. en.. van niemand anders. Ik ben heel gelukkig. Alleen...
Alleen?
Zo gelukkig.. zijn.. zo velen.
O, Ru, dat is wreed.
Heel wreed. Voor me zelf misschien 't allerwreedst.
Ga je heen?
Alleen haar zeggen, dat ze haar enige vriend nooit terug zal zien. Maak je niet ongerust.
EINDE.
- voetnoot*)
- Dit stuk werd onder de titel: ‘Door de praatjes’ op 18 November 1916 voor de eerste maal door ‘Die Haghespelers’ opgevoerd. Waarom de oorspronkelike titel, die hier wordt hersteld, werd veranderd, is te vinden in mijn opstel over de lijdensgeschiedenis van dit werk. Zie de Maart aflevering van Groot Nederland 1917.