Groot Nederland. Jaargang 15
(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| ||||||||||||
Een samenzweringGa naar voetnoot*)
|
Graaf des Tournelles. |
Gravin des Tournelles. |
Edouard de Nangis, neef van de gravin, luitenant bij de jagers te paard. |
Baron de Machicoulis. |
Graaf de Fierdonjon. |
Markies de Malespine. |
Ridder de Thimbray. |
Bertrand, genaamd Zonder-Vrees, oud-officier in de Vendée. |
Juliette, kamenier van de gravin. |
François, vertrouwd bediende van den graaf. |
Een Gendarme. |
Het tooneel stelt voor een eetzaal; in het midden een tafel, waarover een groen kleed, met inktkokers, pennen enz. er op.
Eerste Tooneel.
Als ik je zeg, Juliette: precies als tijdens de revolutie. Zij willen het Comité de Salut Public nadoen. Dat had ook zulk een groen kleed.
Malligheid. Je praat onzin. Mevrouw verfoeit de revolutie. Ik voor mij denk dat ze ‘bouts-rimés’ willen maken, zooals verleden jaar.
Wat zijn dat, ‘bouts-rimés’?
Dat is een spelletje, maar je moet knap zijn, om er aan mee te doen... Ieder schrijft iets op een stuk papier, en dan leest een van het gezelschap voor, en al de anderen lachen als gekken. - Maar daar is Mevrouw. Ga gauw den armstoel halen, zooals zij je gelast heeft.
Tweede Tooneel.
Juliette, breng mij de bronzen bel uit mijn boudoir.
De bel?... Maar als Mevrouw mij roepen wil, zal ik de schel in deze zaal veel beter hooren. - Ziedaar.
Ik vroeg je de bel uit mijn boudoir en ik zeg niet dat ik die noodig heb om jou te roepen.. Doe wat ik je zeg.
Best.. ik ga al, Mevrouw,
François, zet dien stoel in het midden van de tafel... Domoor, niet er op, maar er naast. - Zie zoo, je kunt gaan.
Op de tafel bij dien grooten stoel. - Juliette, je vroeg me gisteren permissie om je zuster te gaan bezoeken; je kunt vandaag gaan, ik zal je niet noodig hebben.
Maar, Mevrouw, mijn zuster verwacht me niet vandaag. Bovendien heeft Mevrouw haar koetsier en meneer zijn kamerdienaar vrijaf gegeven... Wanneer er bij geval iemand voor Mevrouw kwam... zou er niemand zijn om....
Wat, Mevrouw?
Dat.. de.. vergadering...
De vergadering?
Dat.... ze weet wel wat.. Wacht even, ik zal haar een paar woorden schrijven, want je hebt zulk een slecht geheugen. - O ja, Juliette, haal een van de porseleinen vazen die op mijn schoorsteen staan.
Dat is voor de symmetrie, Mevrouw.
De symmetrie!.. Neem er een weer mee en zet deze naast de bel. Ziedaar, geef dit briefje met het boek aan Mevrouw de Sainte-Denize.... O ja, als je terugkomt, loop dan bij den boekhandelaar Pitou aan en vraag om De Vorst van Machiavelli; onthoud het goed: De Vorst van Machiavelli.
De Vorst, van Machiavelli. Maar Mevrouw, als het een nieuwe roman is, zal meneer Pitou hem misschien nog niet hebben laten komen.
Er is geen bibliotheek, waarin dat boek niet is. Zie, ik schrijf den titel op: De Vorst, van Machiavelli, de beste vertaling.
Derde Tooneel.
Welnu, beste, het oogenblik nadert; voelt ge uw angst wat minder worden?
Mijn angst, zeg liever mijn ongerustheid, en heusch, daar is wel reden voor. Samenzweren in dezen tijd! - want het is samenzweren wat wij doen. Ik weet niet of je begrijpt hoe gevaarlijk het is samen te zweren in een tijd als deze, met een zoo achterdochtige politie als die van den keizer. Weet je wel, dat zij in de hoogste mate ruw is? Als we werden ontdekt, zouden we blij mogen zijn als we er af kwamen met levenslange opsluiting in het fort van Ham, of te Vincennes.
En de roem, als wij slagen!
Een groot woord, meer niet. Voor het overige, nu we ons eenmaal.. een beetje lichtvaardig in deze zaak hebben begeven, moeten we trachten voorzichtig te werk te gaan. Samenzweren, goed; je wilt het, maar laat ons zorgen ons niet te compromitteeren. En, wil ik je eens precies zeggen wat ik meen? - ik vrees, dat je onze zaak zult benadeelen, juist door je ijver die dikwijls tot roekeloosheid overslaat. Was het bijv. noodig onlangs bij den prefect, in tegenwoordigheid van zeker wel twintig personen, te zeggen, dat je niet van den oorlog in Spanje hieldt en dat het je erg zou spijten als je neef daarheen werd gezonden?
Is het dan niet een afschuwelijke oorlog, begonnen met een verfoeilijk verraad? En wie zijn de slachtoffers van die snoode trouweloosheid? Vorsten die wij moeten liefhebben, omdat zij behooren tot de doorluchtige familie die ons weleer regeerde.. en die we met Gods hulp eenmaal weer op den troon zullen zien.
Spreek niet zoo luid. François zou ons in de zijkamer kunnen hooren. - Ja, ik ben het met je eens, dat die oorlog afschuwelijk is; maar bij den prefect!.. Hij heeft 't wel opgemerkt, want na het diner heeft zijn vrouw aan iedereen koffie gepresenteerd, behalve aan mij.
Mooie wraak, dat schepsel wel waardig, dat in haar kales een hooge borst zet alsof niet iedereen wist, dat zij uit een passementwinkel komt. Geduld maar! Over eenigen tijd zullen wij in het stof al die paddestoelen doen verdwijnen, die de revolutie op de puinhoopen van den troon heeft doen opschieten.
En wij zullen de wettige orde herstellen. Ik verlang er naar. Met die nieuwe wetten kan men die ellendige stroopers niet naar de galeien sturen, die ons na den 1en October geen patrijs meer overlaten om op te schieten.
Herinner je je de roemrijke voorrechten, die je voorvaderen deelachtig waren. Schreeuwt het niet om wraak, dat de graaf des Tournelles niet gouverneur van zijn provincie is, hij wiens voorvaderen gewapende mannen bezoldigden en zich een tol lieten betalen van ieder die over dat kleine bruggetje, een uur van hier, ging?
Ik heb documenten die dat bewijzen.
En dan, is het niet verschrikkelijk dat toen jij, een graaf des
Tournelles.. in een oogenblik van moedeloosheid.. den overweldiger een plaats als kamerheer vroeg, jij die niet hebt kunnen krijgen? Moet die beleediging je niet doen heenstappen over alle bedenkingen die de voorzichtigheid kan ingeven?
Ik had mijzelf een oogenblik vergeten.. dat is zoo.. die man heeft iets verblindends. Maar spreek in 's hemels naam niet met de heeren over die aanvraag.
Wees gerust! Ik herinner je er alleen aan om je te doen inzien, hoe ver de desorganisatie is gegaan en je te bewijzen, dat het oogenblik is gekomen waarop alle Franschen een vernederend juk moeten afwerpen.
Je hebt gelijk. Alle Franschen moesten zich vereenigen om het juk af te werpen. Wel verduiveld, als alle Franschen tegelijk tegen den overweldiger in opstand kwamen, zou ik niet een van de laatsten zijn om op te trekken. Maar we zijn slechts met ons vijven of zessen om samen te spannen tegen een man die almachtig is. - Onze onderneming is gewaagd. Ik heb er den ganschen nacht aan gedacht en geen oog dicht kunnen doen. Het is waar dat ik juist Saint-Réal's boek over samenzweringen had overgelezen en dat had me zenuwachtig gemaakt. Ze worden altijd ontdekt. - Ik heb een voorgevoel...
Ik bid je, spaar me je voorgevoelens en je ongerustheid. Hoe, jij bent een man, een edelman - je bent in het leger geweest en je bent bang voor alles! Ik, die slechts een vrouw ben, overzie met kalmte alle gevolgen van de onderneming, waarin ik mij heb begeven. Welnu, als men onze samenzwering ontdekt, dan arresteere men mij, men sleepe mij naar de gevangenis! Ik zal met een zeker genoegen voor mijn rechters verschijnen en mijn zaak bepleiten. - Ja, zal ik hun zeggen, ik heb samengespannen, ik heb den ondergang van uw keizer beraamd, en indien het een misdrijf is, het vaderland van een tiran te hebben willen verlossen, dan ben ik schuldig! Ik zal mij zeer eenvoudig kleeden, heelemaal in het zwart, de haren glad om het hoofd, geen sieraden.. ja toch, een gouden kruis. Ik zal spreken, je kunt er zeker van zijn, ik zal indruk maken.. Een jonge, elegante vrouw, beschuldigd van samenzweren.. alle harten zullen haar goedgezind zijn, en zoo ik naar het schavot moest gaan...
God beware ons! De manier, waarop je spreekt, doet mij vreezen dat je jezelf zoudt aangeven om als romanheldin te kunnen optreden. Mélanie, Mélanie, dat eeuwig door romans lezen van je zal je nog gek maken, dat voorspel ik je.
Als het de boeken zijn, die ik lees, die mij edele en hooge gevoelens inboezemen, dan zou het, dunkt me, niet kwaad zijn, als je die meer las. Maar de tijd gaat voorbij, het uur der bijeenkomst nadert en je bent nog niet eens gekleed. Het zou ook wel goed zijn dat je nog eens in je eentje mijn
... jouw redevoering las, alvorens die op de vergadering voor te dragen. Denk er vooral aan het slot, de peroratie, goed te declameeren.
De peroratie.., ik vind die te stout, en dan; daar zijn zinnen waaraan geen eind komt.. het zal een verduivelde toer zijn genoeg adem daarvoor te hebben.
Haast je wat, als je blieft; en neem vooral een kalmer air aan. Het leven is een spel, waarbij men zich slechts amuseert, als men hoog spel speelt.
O, Napoléon, als je wist aan welke gevaren je je blootstelt!... je zoudt me den sleutel van kamerheer niet hebben geweigerd.
Vooruit nu.. ik hoor iemand te paard op de binnenplaats.
Blijf bedaard.
Vierde Tooneel.
Bonjour, nicht! Herken je me?
Edouard!
Omhels me, nicht, als je niet bang bent voor mijn knevel. Wel, verduiveld, je bent allerliefst, je bent nog mooier geworden. Je bent....
Meneer de Nagnis, het verheugt me zeer...
Meneer de Nangis? Loop naar de maan met je meneer de Nangis. Noem me doodeenvoudig neef Edouard. En omhels me ook, neef, want ik mag je wel lijden. Drommels, we hebben elkaar in langen tijd niet gezien. Je bent oud geworden.
Vind je?
Jij, nicht, toen ik naar Duitschland ging, was je zoo slank als een den; nu, alle duivels!.. je hebt nog een dun middel.. maar de rest... Drommels, het schijnt, dat de lucht hier goed is en de kost ook!
Zeg eens, neef, ik heb voor een maand verlof, ik kom die bij je doorbrengen, onder ons, want ik brandde van verlangen je te zien. We zullen pret maken, hé? Jagen, visschen, den boel opscheppen.. Ik wil allerlei
grappen uithalen en jij bent ook niet bang voor een grapje, hé? Ik ken je van vroeger, kameraad! Ik zal je vrouw zeggen, wat ik van je weet...
Als ik haar vertelde, wat ik van jou weet, deugniet!...
Ga je gang. - Zeg eens, ik breng twee jachthonden mee, twee echte Engelsche patrijshonden van zuiver ras. Zij komen uit Duitschland en waren van een vorst, in wiens staten wij alles ten onderste boven hebben gegooid. Je zult eens zien. - Ha, en overmorgen komen mijn paarden. Ik heb een arabische merrie, die jij moet berijden, nicht. Er zijn immers wilde zwijnen in deze streek, niet waar? Ik heb ook een hond voor de jacht daarop, hij komt uit Boheme. Een fameus beest! Maar je zult je katten moeten opsluiten, nicht - want anders worgt hij ze een voor een met éen hap. - Drommels, wat zullen we een jolig leventje hebben. Je hebt buren, niet waar? Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. 's Morgens zullen we op de jacht gaan, we zullen je champagne drinken, nicht: 's avonds zullen we musiceeren, duo's zingen; ik heb tegenwoordig een stem als van een koorzanger in een kathedraal.. la, la, la... We zullen dansen, ik zal je het hof maken, als neef niet jaloersch is. Je bent toch niet jaloersch, neef? Sakrament! zooals de Duitschers zeggen, men moet zich hier op aarde amuseeren.
Hoe laat eet je, neef? Wil je wel gelooven, dat ik een honger heb als een wolf. Ik zal onmogelijk tot het diner kunnen wachten.
Men zal je iets op je kamer brengen.
Neen, neen, hier, al pratend zal ik wel eventjes iets verschalken. Bij het regiment heb ik leeren praten en eten tegelijk, zonder er een hap minder om te doen.
Bourgogne, voor den drommel! Heb je nog van die Pomard, die je voor me zoudt bewaren, zooals je zei, als ik uit Duitschland terugkwam?
Je hebt een goed geheugen. - Breng meneer een flesch Pomard. Haast je je een beetje, Edouard? Wij zullen straks de tafel noodig hebben. - Ga je nu kleeden, man, Edouard zal je wel excuseeren.
Wel, natuurlijk! Hij zou al heel dwaas doen als hij complimenten met mij maakte. - Ik zal gauw klaar zijn, nicht; ik heb 't maar naar binnen te slaan.
Laat mij maar begaan.
Ga nu maar, ik sta voor hem in.
Vijfde Tooneel.
Integendeel, Edouard, we zijn dol blij je weer te zien. Ik zal je later vertellen, wat mijn man en ik samen bespraken. Je schijnt nog altijd een gezonden eetlust te hebben.
Bij het regiment heb ik gauw leeren eten; bij het garnizoen, in Duitschland, heb ik lang leeren eten; zoodat ik nu gauw en lang eet. En dan, zie je, ik heb van morgen twaalf mijl per postpaard afgelegd, om je eerder te zien. Maar ik vergat, dat het onbeleefd is, honger te hebben als men bij een mooie vrouw is..
Een mooie grap! Zou je je nu voor mij geneeren? Ga door, maar zorg, dat je het diner de noodige eer bewijst.
Heerlijk, vooral omdat jij me hebt ingeschonken.
Leert men bij het regiment zulke complimenten maken?
Komaan, nicht, schenk nog eens in. Bij het regiment, zie je, leeren wij de naakte waarheid zeggen, zonder omwegen. En van waarheid gesproken, je bent allerliefst. Je bent tienmaal, twintigmaal mooier dan vier jaar geleden, toen je trouwde en ik verliefd op je was als een schooljongen, maar het je niet durfde zeggen.
Je bent een origineel, hoor!
Dat ben ik en meer dan je denkt. Het zal slechts van jou afhangen, dat ik je toon hoe origineel ik soms ben, als ik mij er toe zet.
Dat geloof ik gaarne. Maar ga zitten en laat ons ernstig praten.
Ha, de gouden kwasten; ja, die krijgt men zoo maar niet. Wat zal ik je zeggen? Ik ben nog altijd luitenant. Ook het kruis is mijn neus voorbijgegaan. Maar geduld; als een kogel me niet tegenhoudt...
Onder deze regeering hebben fatsoenlijke menschen niets te hopen, alles is voor het canaille.
Nu ja, maar ik heb ook gewanboft. De menschen willen maar niet doodgaan bij dat vervloekte jager-regiment!... Ik geloof waarachtig, dat die rekels onkwetsbaar zijn. Had ik maar wat meer kunnen snappen van
de mathesis, dan zou ik bij de lichte artillerie zijn gegaan. Bij dat korps komt men gauw vooruit. De batterij der lichte artillerie, die bij ons was ingedeeld, is in den laatsten veldtocht driemaal vernieuwd. Een van mijn vrienden, die verleden jaar luitenant was, zal nu eskadronchef worden, als hij niet sterft door een kogel, dien hij midden in de maag heeft gekregen.
Als de revolutie er niet was geweest, Edouard, zou iemand van jou afkomst nu kolonel zijn.
Nu ja, maar een kolonel in dien tijd was niet veel zaaks. Een hoed in lampion-vorm, de degen horizontaal, en op wacht staan voor de deur van Madame de Pompadour, de maitres van Louis XVI, een mooie pret! Wel om trotsch op te zijn.
Wat ben je onwetend, Edouard, of hoezeer ben je reeds verdorven! Als de revolutie niet alles had gedesorganiseerd, zou je een der meest gezochte edellieden van dezen tijd zijn. Je zoudt een sieraad zijn van het Hof, je zoudt markies zijn...
O, praat daar alsjeblieft niet van, nicht, van mijn markiezaat. Als ze me bij het regiment woedend willen maken, noemen ze me meneer de markies. Het is zoo belachelijk, markies te zijn! Le marquis de Mascarille! Saute marquis! Simoneau, een luitenant van het 10e regiment en ik, hebben elkaar een flinken degenstoot gegeven, omdat hij mij markies had genoemd. Ik waarschuw je, nicht; jou kan ik geen degenstoot geven, maar als je me markies noemt, kus ik je.
Hoe die Bonaparte de menschen bederft! Een jonge man van zulk een adellijke familie en blind volgeling van een Corsikaan! - Je bent dus vol geestdrift voor je keizer? Hij is je afgod, je god, hij is alles voor je, je aanbidt hem.
Nou, dat aanbidden is maar zoowat; mijn kolonel vroeg hem het kruis voor me; hij antwoordde, terwijl hij mij bekeek als een remontepaard: Hij is te jong. - Lief is hij niet, hoor, de bourgeois.
Hij vond je te jong!.. Hoe afschuwelijk onrechtvaardig!
Ja, daarin heb je gelijk. In het laatste gevecht deden wij een charge met de lansiers van de garde; die heeren van de garde zijn de lievelingen van den keizer: dertig hunner waren buiten gevecht gesteld, van ons minstens evenveel. De bevelvoerende generaal zeide, om zijn patroon in 't gevlij te komen: ‘Uw lansiers hebben zich met roem overladen, de vijandelijke huzaren zijn vernietigd, maar uw dappere lansiers hebben veel geleden; de verliezen der jagers zijn gering.’ Het gevolg was, dat een regen van kruisen op de lansiers viel, voor ons bleven de slagen, de modder, de slechte kwartieren, al het gedonder!...
Dat geeft niet veel.
Natuurlijk, je moet wraak nemen.
Jawel! Het zal den keizer ook wat kunnen schelen als ik mijn ontslag indien. En dan ontslag nemen in oorlogstijd, dat gaat niet. Ons regiment zal naar Spanje worden gezonden.
Naar Spanje! Je gaat meedoen aan dien afschuwelijken, misdadigen oorlog?.. Ben je dan nu al het verraad van Bayonne vergeten?
Malligheid! die ellendige Spanjaarden zullen maar al te blij zijn, dat wij hen van hun monniken afhelpen.
O, wat bedroef je mij, Edouard! En hoe treurig is het, dat je zulke politieke beginselen hebt.
Ik? De duivel hale mij als ik mij met politiek inlaat.
Ik, die niet ouder ben dan jij, ik heb herinneringen bewaard die voor jou al niets meer beduiden.
Hoe, lieve nicht!.. Zou het mogelijk zijn?.. O, ook ik heb een zekeren tijd niet vergeten.. Als je wist, wat ik geleden heb, toen je trouwde.
Je begrijpt me niet, Edouard. Ik spreek van den tijd, toen jouw vader en de mijne werden gerekend tot de hechtste steunpilaren van den wettigen troon.. van den tijd, toen men willig zijn leven gaf om zijn koning te verdedigen.. O, als de brave markies de Nangis wist, dat zijn zoon hunkert naar de eer een tiran te dienen, een plebejer, een overweldiger, zou hij uit zijn graf opstaan, en je verwijten dat je je doorluchtige afkomst verloochent.
Heusch, nicht.. je spreekt van dingen, waarvan ik nooit ook maar het gerinsgste heb gehoord.. Ik dacht dat je man prefect, kamerheer, ik weet niet wat, wilde wezen.. Wij, militairen, zie je, gehoorzamen den keizer.. omdat hij de keizer is.. Wij behoeven niet te weten of hij een overweldiger is of niet...
Dat wil zeggen, dat je je hart tot zwijgen brengt om slaaf te worden. Je wilt slechts met zijn oogen zien, slechts met zijn ooren hooren.
Het is waar, hij is een overweldiger, maar de heele wereld erkent hem.
Behalve alle edele harten, die nimmer andere souvereinen zullen erkennen dan onze uitgeweken vorsten.
De kinderen van Louis XVI! Ik dacht, dat die tijdens de revolutie waren gestorven.
Helaas, de barbaren lieten zijn zoon in een kerker sterven; maar zijn broeders zijn in ballingschap en een Nangis heeft hen kunnen vergeten!
Ja, zie je.. dat komt omdat ik niets heb gelezen.
Ik beken, dat ik groote verwachtingen op jou had gebouwd.
Ik vleide me, dat de roem van den overweldiger jou niet zou hebben kunnen verleiden; ik hoopte je trouw te vinden aan hen, die door het ongeluk worden vervolgd.
Maar, nicht.. ik denk er ook zoo over.. maar ik weet niet te best hoe men het zou kunnen aanleggen...
Edouard, Edouard, ik weet, dat je boven je jaren verstandig bent. Ik wil je mijn vertrouwen schenken; je politieke gevoelens zijn weliswaar in strijd met de mijne, maar je bent een man van eer en je zult me niet verraden.
O, nicht.. Maar ik zeg je nog eens dat ik geen staatkundige meeningen heb; en als ik kiezen moet, zullen het de jouwe zijn.
Een klein aantal moedige mannen hebben het plan gevormd, hun land te bevrijden van een schandelijk juk; en mijn man en ik zullen tot dat doel meewerken. Misschien zullen wij, met Gods hulp er in slagen onze wettige vorsten naar Frankrijk terug te roepen.... misschien zullen wij het afleggen.. en..
Zeg eens! Maar het is dus een samenzwering die je op touw zet?.. Alle duivels, nicht, je durft!
Ja, Edouard, een samenzwering; en nooit verdiende er een meer te slagen. Ik verbeeldde mij, dat je, evenals ik, zuchtte onder de tirannie van den Corsikaan, en wilde je aanbieden onze gevaren en onzen roem te deelen...
Een samenzwering dus!.. in vollen ernst, zonder gekheid?
Ja, Edouard; en ik, hoewel slechts een zwakke vrouw, ik was het, die het komplot beraamde. - Edouard, ik heb openhartig met je gesproken. - Als je meer houdt van je keizer dan van je familie, dan kun je hem met onze plannen bekend maken; ik zal mijn lot weten te dragen.
Zeg eens, voor den drommel!... waar zie je me voor aan?... Je meent niet wat je zegt, anders... Wel, als jij van de partij bent, de duivel hale mij, dan heb ik zin mee te doen.
Heusch?
Waarom niet? Ik zie, dat ik je er pleizier mee doe; en om jou pleizier te doen, zou ik door het vuur gaan.
Hoe lief van je!
Een samenzwering! Dat moet vermakelijk zijn. Ik ben sterk in het samenzweren. Ik werd van school weggejaagd, omdat ik aan het hoofd stond van een samenzwering om een der meesters af te ranselen; vandaar dat ik zoo onwetend ben. Men stopte mij op een krijgsschool, toen kreeg ik een epaulet op den schouder en een sabel op zij, en vooruit maar!
Ik, wed, dat die meester een of andere Jacobijn was, die misbruik wilde maken van zijn gezag om een jong edelman te negeren.
Hij heette Ragoulard.
O, wat een Jacobijnsche naam! - Komaan, lieve neef, je doet dus met ons mee, niet waar?
Hoor eens, schoone nicht... ik weet niet of het komt van je goeien wijn, en van vermoeidheid.. of dat het komt van je mooie oogen, wat waarschijnlijker is.. maar ik voel dat ik al heel licht dwaze dingen zou zeggen en doen.. Alles dwarrelt me door het hoofd.. Op mijn woord, je hebt me betooverd!
Zeg liever, Edouard, dat ik de liefde voor onze koningen weer bij je heb opgewekt, een liefde die evenzeer bij ons ras behoort als dapperheid en schoonheid.
Welnu, goed, ik ben besloten, het kan me niet bommen.. ik zal liefde hebben voor onze vorsten.. vooral voor jou, nicht... Het woord is me ontvallen, zoo waar, maar ik heb gezegd wat ik meen.. het zou me spijten als je er boos om bent.
Je bent een rare snuiter, Edouard; maar het hart is goed. Ik zal je bekeeren.
Ha, dat zei ook die stiftsdame in Beieren die..
Juist vandaag verwachten wij die vrienden, die getrouwen, van wie ik je gesproken heb. Ze zijn de invloedrijkste mannen van de streek. Het doel van onze bijeenkomst is, een vereeniging te vormen, waarvan het oogmerk is.. ja, een vereeniging die zich, zie je, zal beijveren... een vereeniging gekant tegen het keizerlijk bewind en die de eerste de beste gelegenheid zal aangrijpen om het omver te werpen.
Om de regeering omver te werpen, daartoe zullen sterke schouders noodig zijn.
Wees er zeker van dat we over machtige middelen beschikken. Ik zal je dat alles meer in bijzonderheden uitleggen tijdens je verblijf hier op het kasteel. Vandaag zullen we alleen onze vereeniging, ons geheim genootschap, oprichten, constitueeren.
O, zeg onze samenzwering: dat is een veel mooier woord.
Wij zullen zekere onmisbare formaliteiten regelen, enfin, je zult wel zien...
Mij is het genoeg, dat jij er bij bent, nicht, om er pleizier in te hebben.
Je hebt me je woord gegeven, Edouard; ik reken op je. Komaan, geef mij de hand.. Edouard, Edouard, houd op met die gekheid; het geldt hier een zeer ernstige zaak.. Niet waar, je zweert trouw te zijn aan onze schoone zaak?
Ja, dat zweer ik.
Zoo is het goed. - Herhaal nu met mij de kreet, waarmede je voorouders ten strijde trokken: Leve de Koning!
Leve de Koning!
Zesde Tooneel.
Ha, ben je daar, beste. Omhels een nieuwen verdediger van de goede zaak.
Zeg eens, nicht, jij hebt den nieuwen verdediger van de goede zaak niet omhelsd. - Met je welnemen, neef.
Zevende Tooneel.
Schoone vrouwe. Ziehier twee trouwe ridders, die aan uw voeten komen zweren..
Baron, ik ben verrukt, u zoo opgewekt te zien. - Dag, ridder, hoe gaat het met mevrouw de Thimbray? - Mijneheeren, ik stel u mijn neef voor, markies Edouard de Nangis, die een der onzen is. U zult in hem vereenigd vinden al den moed van zijn voorvaderen en hun gehechtheid aan hun wettige koningen. - Edouard, baron de Machicoulis, ridder de Thimbray.
Ik zou in mijnheer een Nangis herkend hebben om zijn groote gelijkenis met wijlen den markies zijn vader, dien ik zeer goed gekend heb. Wij hebben indertijd samen gediend, meneer.
Ha, meneer heeft gediend?..
Wij ontmoetten elkander bij het beleg van Gibraltar. Het ging er een beetje warm toe, dat verzeker ik u.
Dat geloof ik gaarne.. in Spanje en in Andalusië.
Mijn vrouw zegt, dat zij voor hem instaat.
Fierdonjon zei me nog gisteren, dat hij er het eerst zou zijn.
Ik heet meneer de Nangis, of luitenant de Nangis, zooals u wilt. Noem me niet markies, als het u belieft.
Mijn neef is zoo bescheiden!..
Meneer de Nangis dan, u komt waarschijnlijk van het leger?
Juist heden.
Uit Duitschland?
Uit Duitschland.
U heeft vermoedelijk den slag bij Wagram gezien?
Zoo'n beetje.
Zijn paard werd onder hem doodgeschoten en hij zelf gewond. Arme jongen! Wat een vreeselijke oorlog!
Het verwondert me dat Prins Karl zich heeft laten verslaan. Hij is toch de eerste tacticus van Europa. Voor de strategie kent men nog altijd den palm toe aan veldmaarschalk Kalkreuth, nietwaar?
Van dien sinjeur heb ik nooit gehoord.
En.. zou ik u mogen vragen, meneer, in welken toestand u het leger achterliet? Men zegt, dat daar groote ontevredenheid heerscht.
Ja, de soldaat is niet tevreden met kommiesbrood en snijboonen; hij zou liever witbrood en kip hebben...
Ik hoorde, dat de officieren van het leger...
Zie eens hier, meneer; ik was ziek.. gewond.. ik bracht drie maanden in het hospitaal door voor ik hier kwam. Ik heb niets gezien, ik weet niets
Achtste Tooneel.
Wij zijn nu compleet, op Bertrand na.
Het is merkwaardig dat hij er nog niet is. Dat we op dien kerel moeten wachten!
Als hij ons maar niet in den steek laat.
Weet je wel, Des Tournelles, dat je een beetje lichtzinnig hebt gehandeld door ons met dien man te verbinden? Wie weet of men op hem rekenen kan? Hij is een boer, meer niet.
Hij is majoor geweest in het leger des konings.
Bij het leger van de Vendée was men genoodzaakt, bij gebrek aan edellieden om er officieren van te maken, boerenkinkels te nemen. Deze man staat me heelemaal niet aan, hij jaagt op mijn land zonder mij vergunning te vragen en ik kan van mijn wachten niet gedaan krijgen dat zij hem proces-verbaal beteekenen.
Dat is een oude gewoonte van hem. Meneer de Kermorgant, wiens land je gekocht hebt toen je van de emigratie terug kwam, vergunde hem op zijn grond te jagen.
U heeft met dien koop een goed zaakje gedaan, meneer de Fierdonjon. Als ik in dien tijd gereed geld had gehad, zou ik ook nationale eigendommen hebben gekocht. Ze waren voor een appel en een ei te krijgen.... Niet dat ik die schandelijke beroovingen billijk.. Maar het kwaad is nu eenmaal geschied en we moeten zorgen dat onze vijanden er niet van profiteeren.
Bertrand heeft invloed onder de boeren. Als het op plotseling handelen aankwam zou hij onwaardeerbaar zijn. Hij heeft bovendien hoogst eervolle getuigenissen van zijn vroegere chefs.
Men zegt, dat de gendarmes bang voor hem zijn en hem niet durven vragen naar zijn vergunning tot het dragen van wapens.
Komaan, mijne heeren, het is niet zooals het hoort dat we op dien man wachten; laat ons beginnen.
Ha, daar is hij.
Negende Tooneel.
Bonjour, meneer Bertrand, kameraad Zonder-Vrees, zooals meneer de Bonchamps u noemde.. u heeft op u laten wachten.
Neemt u me niet kwalijk, mevrouw; ziet u, ik kwam een troep patrijzen tegen en die hebben me doen draven van belang.. Maar ik heb er toch twee geraakt.. Als mevrouw ze wil aannemen, kan ze er een lekkeren ragout aan hebben.
Ik dank u wel, ik neem ze gaarne aan.
Ja, meneer. Bovendien zou hij zoo noodig ook een man beet pakken als ik hem zeide: Verdedig mij! Hij is mij indertijd van veel dienst geweest.
U moest hem aan mij verkoopen.
Pardon, meneer; mijn hond is niet te koop. - Niet waar, Medor, je bent niet te koop, hé? Je bent een goeie hond.
Komaan, heeren, laat ons geen tijd verliezen; gaat u zitten.
Mijn vrouw zou daaraan een voorbeeld moeten nemen.
Mevrouw, wij wenschen u het lot van deze Loeena niet toe: dat zou een te groot verlies voor ons zijn. - Maar wij betwijfelen niet dat u evenveel moed hebt en evenveel liefde voor uw wettige koningen.
Ik ben zeker genoeg van mijzelf, om zonder grootspraak te verzekeren dat zelfs de dood mij geen schrik zou kunnen aanjagen. Wat zou men niet wagen voor zulk een schoone zaak!
Wat schort er aan?
Een spin.. op mijn stoel!
Ruikt u aan dezen flacon mevrouw. Ik begrijp uw schrik volkomen. Het is puur van de zenuwen. Ik heb mij dikwijls in vrij hachelijke omstandigheden bevonden.. en toch maakt het zien van een muis een indruk op mij, dien ik niet kan te boven komen.
Voor mij heeft een pad iets, dat me angstig maakt; maar een pad is ook zeer venijnig.
Men zegt, dat Ladislaus, koning van Polen, op de vlucht ging als hij appels zag.
Ik heb hooren vertellen...
Zeg eens, zijn we hier om samen te zweren of niet?
Mijn neef heeft gelijk.. Mijne heeren, voor de goede orde van onze bijeenkomsten en ook om daaraan het ernstig karakter te geven dat zij moeten hebben, is het dunkt mij gewenscht een voorzitter te kiezen en als niemand er iets tegen heeft zal ik mij belasten met die functie.
O, graaf, dat is niet ‘en règle.’ Een voorzitter oefent een grooten invloed uit op elke vergadering en daarom behoort die voorzitter door de vergadering te worden gekozen, opdat hij de gevoelens daarvan vertegenwoordige, daarvan als het ware de uitdrukking zij.
Ongetwijfeld. Er moet gestemd worden.
Waartoe stemmen? Mag ik u opmerken, mijne heeren, dat in alle vergaderingen van den adel dezer provincie, onze voorouders, de graven de Fierdonjon den voorzitterszetel innamen. En daar het ons oogmerk is de oude gebruiken te herstellen, komt het mij voor...
Mag ik de vrijheid nemen, mijnheer de juistheid van het feit dat u ons daar mededeelde, in twijfel te trekken. Onder mijn papieren bevindt zich een authentiek stuk, waaruit blijkt, dat bij de geboorte van den dauphin een vergadering van den adel der provincie werd gehouden, met het doel een vuurwerk en een bal te organiseeren tot viering dezer gelukkige gebeurtenis, en dat het Pieter-Pontius de Machicoulis was, die door die vergadering werd belast te presideeren en alles te leiden.
En de des Tournelles, mijne heeren, die u schijnt te vergeten! Ik denk wel niet dat men den ouderdom van hun adel zal kunnen betwisten.
Ik vraag u duizendmaal verschooning, meneer; maar in de archieven der provincie vind ik uw naam eerst vijf en tachtig jaar na den mijnen.
Mijn stamboom bewijst...
In 1452 waren de Malespines...
Mijne heeren, het voorstel, dat mijnheer de Thimbray zooeven deed, kan ons een pijnlijke woordenwisseling besparen. Laat ons stem-
men. Laat ieder een naam schrijven op een stukje papier en dat in deze vaas deponeeren.
Ik moet u zeggen dat ik heelemaal niet hecht aan stamboomen, men kan die verzinnen. Op de archieven kan men vertrouwen...
En de monumenten.. U kent allen die gebeeldhouwde steen...
Wat! Een stamboom geschreven op hertenvel met gothische letters!...
Pepijn de Korte stond toe..
Tiende Tooneel.
Wat moet die ezel?
Heeft Mevrouw gescheld?
Neen, ge kunt gaan.
Dan is er zeker aan de voordeur gescheld.. Ik zal eens gaan kijken.
Neen, kerel, er is niet gescheld. Ga maar.
Elfde Tooneel.
Wat ik u bidden mag, laat ons dit debat staken. Hoe ook uw keus moge uitvallen, zij kan niet anders dan goed zijn. Hier is papier, mijne heeren, schrijft.
Om de stembriefjes op te lezen, zouden we iemand moeten kiezen.... die ons schrift niet kent.
Dat is juist gezien. Wil meneer de Nangis zich daarmede belasten?
Gaarne
Mevrouw is wel vriendelijk.
Schrijf een naam,
Ja, ziet u, mevrouw, ik kan niet schrijven. Ik ben maar een boer, ik begrijp niks van al die plichtplegingen.
Heeft iedereen gestemd? Nu dan - Meneer de Machicoulis, één stem.
Verbrand dadelijk het briefje, als 't u belieft.
Meneer de Fierdonjon, één stem.
Meneer des Tournelles, één stem; mevrouw des Tournelles, één stem; meneer de Thimbray, één stem. Drommels, dat is merkwaardig; ieder heeft maar één stem.
Een uwer heeft op mij gestemd. Dat is een vergissing, hij bedoelde natuurlijk mijn man..
Volstrekt niet, want ik was het, die u tot presidente wilde benoemen.
Maar dat is een dwaasheid!.. Een vrouw kan ons niet presideeren.
U vindt dat een dwaasheid, meneer? Ik vind die uitdrukking zoo vreemd, dat ik u verzoek die te herhalen.
Ik bedoelde, mijnheer, dat het niet de gewoonte is een vrouw tot voorzitter te kiezen.
Mijn gewoonte, meneer, is nooit een impertinentie op mij te laten rusten.. en...
Net zooals u wilt.
Mijne heeren, alvorens de beraadslagingen te beginnen, die ik door uw welwillendheid geroepen ben te leiden, zal ik u vergunning vragen eenige algemeene beschouwingen voor te dragen over den tegenwoordigen stand van zaken in Europa. Ik vlei mij, dat u die niet heelemaal van belang ontbloot zult achten.
Drommels, ga je ons dat alles voorlezen? Dat is niet voor de poes!
Het is slechts aan één kant beschreven en dan nog maar voor de helft.
waarvan zij het afschuwelijk tafereel ophangt, een bron van walging en afgrijzen zijn voor den wijsgeer die de menschheid liefheeft, ware het niet dat de troostrijke gedachte het boek, dat op het punt stond hem te ontglippen, kwam tegenhouden, nl. dat een verborgen Voorzienigheid het lot der staten regelt, en hem er op wees dat, zoo maar al te vaak, sommige menschen, de goddelijke voorschriften niet meer indachtig en zich overgevend aan hun toomelooze hartstochten, voor hun medeburgers en voor zich zelven een poel van jammer openen; dikwijls ook en als het ware door een gedwongen aaneenschakeling, andere menschen, deugdzaam en door den hemel geleid, door hun moed een dijk opwerpen tegen den verwoestenden stroom der revoluties en met hun krachtige handen den afgrond overdekken die op het punt stond hun vaderland te verzwelgen!
Ja, ja. ‘Er werd een man gevonden..’ Pardon, heeren; ik zal een blaadje hebben verlegd.. Ik kan het niet vinden.. Zou het ergens zijn gevallen?.. Lieve, het manuscript was toch compleet toen jij het voor me kopiëerde.. Ha! Is het niet dit: ‘Een man werd gevonden, zeide de overweldiger....’ Neen.. Ik weet niet wat er mee gebeurd is...
Een man werd gevonden, maar een blaadje is verloren gegaan.
Beste, heb je het klad niet bij je?
Och neen, dat heb ik verbrand. Ik begrijp niet...
Wilt u, terwijl mijnheer des Tournelles naar zijn velletje zoekt, om geen tijd te verliezen, naar eenige korte overdenkingen luisteren die de jongste staatkundige gebeurtenissen mij hebben ingegeven?...
De hemel beware ons! Ze hebben elk een redevoering! Nicht, we zijn verloren, we zullen nooit tot dineeren komen. En u, mijnheer Bertrand, heeft u niet ook een toespraakje?
Neen, meneer. Toch zou ik, als ik dorst, wel twee woordjes te zeggen hebben; maar ik vrees domme dingen te zeggen, want ik ben maar een arme boer...
Ga je gang, ga je gang maar. Ik ben overtuigd dat wat u zult zeggen heel vermakelijk is. Stilte, meneeren, stilte voor meneer Bertrand.
Wat ik zeggen wilde is heel eenvoudig. Ik wilde zeggen, dat, met alle respect voor het geheele gezelschap, wij onzen tijd verdoen. Laat
ons het preeken aan de pastoors overlaten. Wij voor ons hebben niet zooveel mooie woorden noodig om het over ons doen eens te worden. Toen ik met Jean Chouan samen was had hij nooit lang te praten. Hij zeide: ‘Als we eens de Blauwen gingen overvallen daar en daar? Wij zeiden: ‘Goed.’ Hij zeide: ‘Heb jullie patronen, zijn er nieuwe vuursteenen op je geweren?’ Wij zeiden: ‘Ja.’ Hij zeide: ‘Laat ons een borrel pakken, vooruit en leve de koning!’ Wij klonken en gingen er van door.
Bravo! Meneer Bertrand krijgt den prijs voor welsprekendheid!
Toen ik hier kwam, dacht ik niet, dat er mooie toespraken noodig waren om u op te wekken het goede te doen. Ik dacht doodeenvoudig dat we aan den gang zouden gaan. Ik dacht, om maar iets te onderstellen, dat men mij zou hebben gezegd: ‘Zonder-Vrees, ga de wachtpost der gendarmerie daar of daar overvallen.’ - Gij, mijnheer de Machicoulis, met uw welnemen, laat de alarmklok luiden. - Gij zult trachten de hand te leggen op den prefect.. Op die manier en zonder drukte. Ik had patronen meegebracht en mijn veldflesch gevuld.
Alle duivels, wat is die man haastig gebakerd!
Wij zijn, goddank, nog zoo ver niet.
Dat kan wel zijn, maar...
Wij vragen je niet om je meening.
Mijne heeren, we moesten onze redevoeringen voor een andere gelegenheid bewaren... Er zijn nu zooveel belangrijke dingen te regelen! U heeft een voorzitter gekozen, maar er is nog zooveel meer. Bij voorbeeld, hoe zal onze vereeniging heeten? Wij moeten een naam hebben. Zoo de geschiedenis van ons spreken zal, is het noodig dat we ons benoemen.
Welnu, de geschiedenis zal zeggen: de graaf de Fierdonjon.. meneer des Tournelles..
Mijn vrouw bedoelt, dat het goed zou zijn zoo allen, die aan deze onderneming meedoen, een generieken naam droegen, een collectieven naam.
Ha, collectieve namen, dat herinnert me aan mijn latijn: Tur ba ruit, of ruunt.
Heel goed. Waarom zouden we ons niet noemen De ware edellieden?
Neen, het moet een naam zijn die goed in het oor klinkt, zooals in de melodrama's: De Ridders van den Zwaan.. Het Veemgericht... Als we ons eens noemden De Ridders van den Dood? Dat is mooi en klinkt goed.
Waarom niet? Dat is inderdaad niet kwaad.
O, dat is een beetje te erg, ik zou liever...
Laat ons liever een naam kiezen, die aan het doel van onze samenzwering herinnert: De Vrienden van het Ongeluk. Bevalt u die naam? Is het niet de zaak der ongelukkigen die wij verdedigen? Die naam zal alle edele harten voor ons winnen.
Goed gevonden! Aangenomen.
De Vrienden van het Ongeluk! Dus als men roept: Werda, en men niet antwoordt: Vrienden van het Ongeluk.. flap, een geweerschot..
Dat heer zet er spoed achter.. U heeft gevochten, hé?
Wel, meneer, ik heb geruimen tijd niet anders gedaan.
Meneer heeft in de Vendée gevochten. Hij was majoor bij het koninklijk leger.
Ja, ja, de oorlog der chouans.. een oorlog van schermutselingen.. achter heggen.. geweerschoten voor de achterblijvers.. Een drommels aardige oorlog! Men leefde lang toenmaals.
Dat is er naar. Er zijn heel wat jongen en ouden die misschien nu heel wel zouden zijn, als ze niet in dien aardigen oorlog waren gedood. Sommige menschen zijn verbaasd hun koren zoo hoog te zien staan op plaatsen die ik ken.. dat komt van de dooden die daar zijn begraven. Ik die voor u sta, meneer, heb meer dan één gevecht bijgewoond, waarin zij, die er levend vandaan kwamen, de heilige Maagd op hun bloote knieën mochten danken. Eens, op de heiden van Gros-Sablon, stonden wij met ons twee honderd tegen ongeveer evenveel blauwen. Wij versloegen hen, maar 's avonds waren er slechts vijf en veertig van ons over om de soep te eten.
Niet kwaad. Het zal daar warm zijn toegegaan. En hoeveel van de overwonnenen bleven er over?
Niet één.
Niet kwaad, inderdaad.
Als die heeren over den oorlog beginnen, komen we nooit klaar.
De Vrienden van het Ongeluk zouden een of ander teeken moeten dragen, waaraan zij elkander zouden kunnen herkennen...
En door de politie herkend worden? Neen, dat niet.
Ik bedoel een verborgen teeken... Bijv. elk onzer, elk van u, mijne heeren, zou een dolk van een zekeren vorm kunnen dragen.
Wel ja, een dolk! Er is geen samenzwering zonder dolk, de dolk van de wraak, de geheimzinnige dolk.. Heb je wel eens het melodrama Het Veemgericht gezien?
Een dolk,.. ja, daar heb ik geen bezwaar tegen... en het kan misschien te pas komen.
En het is een goed wapen al lijkt dat zoo niet. Men moet van boven naar beneden raken.
Afschuwelijk! Wij willen niemand vermoorden, wij hebben uw lessen niet noodig.
Maar waartoe dan...?
Het is een onderscheidingsteeken; Fransche edellieden bedienen zich echter niet van zulke wapens.
Er is een politieverordening die ze verbiedt.. Het zou gevaarlijk zijn...
Maar Lescure, Charette, La Rochejacquelein, al die heeren droegen er een indertijd.. en wie hen bij den kraag had gepakt zou hebben gemerkt dat zij er mee wisten om te gaan.
Leve mijn nicht! Ze is fameus voor samenzweringen. Maar bekommert u niet over uw dolken, waarde collega's; ik ga naar Spanje, dat is het land waar men op dat gebied het beste fabriceert. Zelfs de vrouwen dragen dolken in hun lijfjes en in hun kousebanden. Een officier van de dragonders, die er van gelust heeft, heeft het mij verteld. Heusch, zonder gekheid, men moet met haar op zijn hoede wezen. Ze zijn drommels gevaarlijk.
Uw vriend, meneer, is dus in die streken geweest, dat hij er zulke mooie ontdekkingen heeft gedaan?
Hoor eens, die dolken met paarlemoer of ivoor, dat is goed voor de chiek: maar geef mij, om een Blauwe flink wat bloed af te tappen, een goed sterk ding als dit.
O, doe die afschuwelijke dolk weg! Het is, alsof ik hem geheel met bloed bedekt zie.
Laat dat rusten, vriendje. We hebben aan andere dingen te denken.
Nu, wanneer moet dan de alarmklok geluid worden?
De alarmklok? Waar denk je aan? En de gendarmerie, en het garnizoen van....?
En de prefect die ons allemaal in de gevangenis zou stoppen?
Die kerel heeft den duivel in het lijf.
De peer is nog niet rijp, vriendje.
Wat drommel, als hij verrot was zoudt u hem nog niet durven plukken!
Onze vereeniging is nu ten naasten bij georganiseerd; wat zal haar eerste werk zijn?..
Het best zou zijn de gemoederen in het geheim te bewerken om hen van den overweldiger afkeerig te maken. Indien men een middel kon vinden om tersluiks de korte opmerkingen te laten drukken..
Men zou tegelijkertijd mijn redevoering kunnen drukken..
Ja, en de mijne als ik de blaadjes gevonden heb. Ik kan niet gelooven dat ik ze heb verloren.
De moeilijkheid zou zijn, een fatsoenlijken drukker te vinden.
Men zou desnoods geschreven kopieën kunnen laten circuleeren.
Ja, maar men kent onze hand.
Als Mevrouw zich de moeite wilde geven.. Een vrouwenhand is niet verdacht.
Daar is geen denken aan. Iedereen in deze streek kent de hand van mijn vrouw.
Een ander bezwaar is, dat weinigen in deze streek kunnen lezen.
Wilt u even naar mij luisteren? Ik zie, dat de zaak mis loopt en dat er niet velen onder ons bereid zijn hun hals te wagen voor de goede zaak. Nu valt me iets in. Als ik zeg, dat me iets invalt, bedoel ik dat me iets weer invalt want ik heb er dikwijls aan gedacht. Ik... ik ben een arme boer, ik word oud en ben niet meer voor veel geschikt.. toch..
Toch kun je nog heel goed patrijzen dooden als je ze vindt.
Ik zeg niet neen. Ik schiet nog vrij goed. - Welnu, ik zei bij mezelf: Je moet iets doen voor de goede zaak. Wat onzen koning belet terug te komen, is dat een ander zijn plaats heeft ingenomen. Maar die ander is toch niet de duivel. Zijn huid is niet zoo hard als een plank van eikenhout, en ik heb kerels gekend die met een mes door een eiken plank van twee duim dik gingen.
Waar wil je naar toe?
Dat zal ik u zeggen. Ik zei dus bij me zelf: Ik word oud, maar kan toch nog vrouw en kind den kost geven. Als ik sterf zijn ze broodeloos. Als nu de heeren een stuk willen teekenen waarbij ze zich verbinden hun na mijn dood een pensioen van twaalf honderd francs uit te keeren, dan beloof ik hun het volgende. Ik ga naar Parijs, ik tracht den keizer te spreken te krijgen en als ik hem op armlengte naderen kan, sta ik er voor in dat het met hem gedaan is.. Lukt het me niet, welnu dan kan een ander doen wat ik
heb willen doen. Men zal mij doodschieten, goed, maar dan zullen mijn wijf en mijn jongen te eten hebben.
Drommels, we zouden allemaal gefusilleerd worden!
Hij heeft den duivel in het lijf. Den keizer vermoorden! Hij is nog erger dan een Spaansche monnik.
Natuurlijk zou het stuk op een veilige plaats worden bewaard en eerst na mijn dood worden vertoond.
Die man jaagt me een geweldigen schrik aan. Het is een afschuwelijke roover!
Je voorstel is allerzonderlingst, vriendje, en we zouden een vertrouwen in je moeten hebben...
Wel, u waagt met u allen slechts twaalf honderd francs, en ik, ik waag mijn hals!
Jawel, maar als je te Parijs bent en je je door de politie liet omkoopen om alles uit te brengen?..
En de toezegging van het pensioen zou tegen ons getuigen!
Acht u me in staat, u aan te geven? Wat drommel, heeren, u weet nog niet wat voor een man ik ben.
Het papier is een beetje vet, maar dat doet er niet toe.
Geteekend Henri de la Rochejacquelein.
Uit het hoofdkwartier van S.. y., 179..’
Wie van u kan een stuk overleggen, onderteekend door een fatsoenlijk man, die instaat voor zijn eer en trouw?
Wat is het nu weer?.. Een spin?...
Een gendarme te paard rijdt de plaats op.
Wij zijn ontdekt! Het is met ons gedaan.
Des Tournelles... mevrouw.. verstop ons.. doe ons ontsnappen.. u staat voor ons in! Wij zijn in uw huis!
Wat te doen?
U zult althans getuigen dat ik niet dan tegen mijn zin hier gekomen ben en geheel onkundig van hetgeen er zou gebeuren.
En ik eveneens.
Integendeel, gij zijt het, die mij hebt verleid, meegesleept! Getuigen uw redevoeringen.
O, die ongelukkige redevoeringen!
Laat mij niet in den steek, Edouard.
Er is geen gevaar. Er is maar éen gendarme, zeg je?
Ik zie er nog een aan de voordeur! Het huis is omsingeld.
Omsingeld!
En wie zegt u dat die gendarme u komt arresteeren? Het is een ordonnans...
Ja, een ordonnans van den prefect om ons te arresteeren.
Ik heb een geweer met twee loopen. Geen nood, zooals Jean Chouan zeide.
Vertrekt door deze kleine deur en gaat door den tuin. Ziet hier den sleutel van de achterdeur; als die maar niet bewaakt wordt! Laat ons althans zweren, dat we elkaar nimmer zullen verraden!
Geeft u mij maar den sleutel. (Af, met den baron en den ridder.)
Waar ga je heen? Blijf, je kunt, je moogt het huis niet verlaten.
Je maakt je al heel gauw beangst.
Spreek jij met dien soldaat, je uniform zal hem ontzag inboezemen.
Koest, Medor, koest, mijn jongen!
Zonder-Vrees, om Godswil, laat er hier geen bloed worden vergoten! Ik zou het besterven.
Ik zal met schieten wachten totdat u me het sein geeft.
Twaalfde Tooneel.
Meneer des Tournelles? Woont die hier? Een brief van den prefect.
Geef hier; ziedaar, nicht.
Wilt u mijn reçu teekenen en het uur er bij zetten?
Teeken, beste. Edouard, geef meneer een glas wijn, hij zal wel dorst hebben: hij heeft zeker hard gereden.
Ziedaar, zoo'n wijntje heb je niet in de cantine.
O neen, luitenant. Mijnheer, mevrouw, uw gezondheid. - Zoo, papa Zonder-Vrees, ben je daar ook? Pas op, de brigadier zegt dat als hij je nogeens betrapt op de jacht zonder vergunning een wapen te dragen, hij je zal inrekenen.
Geen nood.
Ziehier het reçu.
Wel bedankt, mevrouw, voor uw vriendelijkheid.
Dertiende Tooneel.
Maak jij nu dezen brief open - ik durf hem niet lezen.
O, hemel!
Helaas!
Is het mogelijk!.. Je bent benoemd tot kamerheer van de keizerin.
Is het heusch? Welk een geluk!
En je hebt er niet eens om gevraagd.
Wat hebben we gedaan, en welk een misdadige afdwaling....
St.! Laat ons dezen dag vergeten. - Bertrand, mijn vriend, kom ons van tijd tot tijd bezoeken.. Je behoeft je nooit te geneeren om op ons land te jagen.. en ziehier, daar heb je wat om een nieuwe muts te koopen voor je goeie vrouw.
Mijn vrouw heeft geen muts noodig.
Je kunt op onze geheimhouding rekenen.
U rekent zeker op de mijne.
Ja, beste Bertrand, ik reken daarop.. Zou je...
Daar doet u wel aan.. Alles goed bezien, is het beter op patrijzen te jagen. Mevrouw, meneeren, uw dienaar. - Hier, Medor!
Hola, hé, heeren, goede tijding, het was een valsch alarm!.. komt terug.. Ha, ha, ha! een is in de modder gevallen... hij is heelemaal beslijkt!.. Komt terug! - Nicht, je zult me aan het hof
beschermen, je zult den keizer vertellen van de gevoelens van toegenegenheid en eerbied die ik hem toedraag.
Edouard!
Wat moet ik hun zeggen?
Laat mij maar begaan.
Veertiende Tooneel.
O, dat vervloekte huis! Ik zal er voor de rest van mijn leven rheumathiek van houden!.. U zegt dus, dat er geen gevaar is?
Wat is u overkomen, meneer
Onder het loopen is hij in den vijver gevallen en de sleutel, dien hij in de hand hield ligt op den bodem. Anders waren we al in het open veld. Maar ik zie Bertrand niet; hebben de gendarmes hem gearresteerd?
Neen; maar de tijding, die wij zooeven kregen, is heel treurig, in zooverre, dat zij onze plannen geheel in duigen werpt.
Als het anders niet is!....
Een onvoorziene slag treft ons. Wij zijn genoodzaakt onmiddellijk naar Parijs te vertrekken. Mijn man is benoemd tot kamerheer van de keizerin; en daar hij zichzelf en zijn vrienden zou compromitteeren, zoo hij weigerde...
Neemt hij het aan; hij offert zich op! Hij is er heelemaal terneergeslagen van, de arme neef.
Kamerheer van de keizerin! Een mooie betrekking...
Ik zie dat er voor mij hier niets meer te doen is.
Adieu, baron, wachten wij gelukkiger tijden af.
Mijnheer des Tournelles, mijn zoon moet spoedig loten. Hij studeert te Parijs: het is een beste jongen, zou hij niet door uw invloed..
Daar u naar Parijs gaat, wilt u misschien wel een goed woordje voor mij doen bij den rechter voor dat beroerde proces dat..
Weest verzekerd, waarde vrienden, dat ik u nooit zal vergeten.. en wanneer ooit te eeniger tijd.. Helaas!.. Nu, vaarwel, beste vrienden!
Welnu, nicht, wanneer word ik nu bekeerd?
Laat mij begaan; ik wil dat je binnen twee maanden kapitein bij de garde bent
Ja, nicht, ik zal je naar Parijs brengen..
EINDE.