Groot Nederland. Jaargang 15
(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Eerste Tooneel.
de Baron, Germain.
De Baron.
Mijn neef is dus niet hier, zeg je?
Germain.
Nee, mijnheer, ik heb hem overal gezocht.
De Baron.
Maar dat is onmogelijk! Het is precies vijf uur. Zijn we hier dan niet in het huis van de gravin?
Germain.
Zeker, mijnheer, daar staat haar piano!
De Baron.
Mijn neef is op haar verliefd, niet waar?
Germain.
Natuurlijk, mijnheer... dat spreekt vanzelf.
De Baron.
En hij komt haar alle dagen opzoeken?
Germain.
Hij doet niet anders, mijnheer!
De Baron.
Zou hij misschien mijn brief niet ontvangen hebben?
Germain.
Met uw welnemen, mijnheer, juist van morgen.
De Baron.
Maar dan moet hij toch hier op het kasteel zijn, nu ik hem thuis niet heb aangetroffen. Ik had hem geschreven, dat ik kwart over één uit Parijs zou vertrekken en dat ik dus om drie uur in Montgeron zou zijn. Van Montgeron naar hier is twee-en-een halve mijl. Twee en een halve mijl... dat is, laten we zeggen, vijf kwartier gaans, als de wegen slecht zijn. Maar dat zijn ze op het oogenblik volstrekt niet!
Germain.
Ze zijn daarentegen juist bijzonder goed.
De Baron.
Om drie uur van Montgeron vertrekkende, kon ik dus op alle manieren kwart nà vier bij de uitspanningsplaats zijn. Dan had ik nog een bezoek te brengen bij mijnheer Duplessis, dat hoogstens een kwartier kon duren, zoodat ik, den tijd om hier te komen meegerekend, niet later dan vijf uur weer bij hem zou zijn. Dat alles had ik hem met de grootste nauwkeurigheid geschreven. Nu is het precies vijf uur... op 't oogenblik zelfs eenige minuten na vijven. Is mijn rekenening niet buitengewoon nauwkeurig?
Germain.
Zeker, mijnheer, maar mijn meester is dat niet!
De Baron.
Ik hoop tenminste, dat hij klaar is met pakken?
Germain.
Met uw verlof, mijnheer... wat bedoelt u?
De Baron.
Ik vraag of daarginds, op zijn kasteel, zijn koffers gepakt zijn.
Germain.
Voor zoover ik weet, volstrekt niet, mijnheer.
De Baron.
En ik had hem toch geschreven, dat de groothertogin bevallen is... de groothertogin van Saxen-Coburg-Gotha... Germain; dat is geen kleinigheid!
Germain.
Ik geloof het graag, mijnheer!
De Baron.
Ik had hem geschreven, dat mijnheer Desprez mij, eergisteravond, een bezoek was komen brengen. Mijnheer Desprez kwam van Saint-Cloud, om mij te zeggen, dat de minister mij liet vragen, in den morgen van | |
[pagina 5]
| |
den volgenden dag - dat wil dus zeggen: gisteren - op zijn cabinet bij hem aan te komen. Juist toen ik aan die opdracht wilde voldoen, ontving ik bericht, dat de minister te Compiègne was, waarheen hij den koning had vergezeld. Daarom begaf ik mij naar Compiègne, want ik wist, van hoeveel gewicht de zaak was en dat ze geen uitstel kon lijden, dat begrijp je wel, nietwaar?
Germain.
Zonder twijfel, mijnheer.
De Baron.
De minister was op jacht. Men ried mij daarop aan naar mijnheer de Gercourt te gaan, die mij heimelijk tot in de intieme vertrekken van den koning geleidde... doch de koning was juist naar Fontainebleau vertrokken.
Germain.
Dat trof vervelend!
De Baron.
Volstrekt niet! Ik wilde je alleen maar eens laten zien, hoe stipt ik ben.. in alles.
Germain.
O, wat dat betreft.. ja!
De Baron.
In deze wereld is stiptheid de voornaamste van alle deugden. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat ze de grondslag, ja de sleutel is tot alle andere! Want even zoo goed als de fraaiste aria of de welluidendste redevoering slechts te juister tijd en plaats kunnen behagen - even zoo goed hebben de meest uitnemende deugden en de zeldzaamste gaven slechts dan waarde, indien ze op een bepaald en goed-gekozen oogenblik worden aangewend! Onthoud dat goed, Germain, niets staat zoo treurig als ergens te komen op een ongepast moment - getuige een zeker beroemd diplomaat, die te laat kwam aan het sterfbed van zijn vorst en de koningin verraste bij het inzetten van hare papillotten! Op deze wijze maken de schoonste talenten zichzelf waardeloos, en het is voorgekomen, dat lieden, die zich onder de wapenen, en zelfs in de diplomatie buitengewoon onderscheiden hadden, hun verdere carrière totaal bedierven, door het gemis van een goed en goedgeregeld horloge. Ik hoop, beste vriend, dat het jouwe accuraat loopt?
Germain.
Ik zet het geregeld gelijk, mijnheer.
De Baron.
Uitstekend. Dan wil ik je nu nog vertellen, hoe ik in Compiègne vernam - en wel van de markiezin de Morivaux, die ik daar ontmoette en die mij een plaats in haar rijtuig aanbood - dat men mij door onjuiste inlichtingen had misleid en dat de minister zich te Parijs bevond. Zijne Excellentie ontving mij om half drie en was zoo goed mij persoonlijk mede te deelen, dat de groot-hertogin van Saxen-Coburg-Gotha bevallen is - zooals ik je daareven al vertelde - en dat de koning mij en mijn neef heeft aangewezen om haar te gaan gelukwenschen.
Germain.
In Gotha, mijnheer?
De Baron.
Te Gotha, ja! Het is een groote eer voor je meester.
Germain.
Ongetwijfeld, mijnheer, maar hij is uit. | |
[pagina 6]
| |
De Baron.
Ja, dat begrijp ik juist niet. Hij is dus nog altijd even ondoordacht, nog altijd even verstrooid, en hij vergeet nog altijd alles?
Germain.
Het is zoo erg als het wezen kan, mijnheer.. niet zoozeer, dat hij alles vergeet, maar hij denkt altijd aan wat anders.
De Baron.
Morgenochtend moet hij, zonder mankeeren, op weg zijn naar Duitschland. En hij heeft nog geen enkele order voor zijn vertrek gegeven?
Germain.
Neen, mijnheer! Maar vanmorgen, voordat hij uitging, heb ik hem een grooten reiskoffer zien openen, en een heele poos erom heen wandelen.
De Baron.
En wat heeft hij er in gedaan?
Germain.
Een blad muziekpapier!
De Baron.
Een blad muziekpapier?
Germain.
Ja mijnheer, en daarna heeft hij den koffer zorgvuldig gesloten en de sleutel in zijn zak gestoken.
De Baron.
Een blad muziekpapier! Altijd weer dezelfde dwaasheden. Als de koning van die ziekte wist, zou hij hem zeker niet een zoo belangrijke taak hebben toevertrouwd -, gelukkig is hij onder mijn hoede! Nu, Germain, wat heeft hij verder gezegd en gedaan?
Germain.
Hij heeft den heelen dag gezongen, mijnheer.
De Baron.
Heeft hij gezongen?
Germain.
En prachtig, mijnheer! 't Was een lust naar hem te luisteren!
De Baron.
Een mooi begin voor een gezant! Germain, jij hebt, geloof ik, wel wat gezond verstand. Zeg mij nu eens, acht je hem werkelijk in staat zich in een délicate aangelegenheid als deze behoorlijk te gedragen?
Germain.
Wel mijnheer... naar Gotha gaan... en een buiging maken voor een kraamvrouw... ik zou bijna denken, dat kan ik zelf wel.
De Baron.
Je weet niet, waarover je spreekt!
Germain.
Maar mijnheer... over de Groothertogin... u zei me toch zelf, dat ze bevallen is?
De Baron.
Het is inderdaad waar, dat ze het levenslicht heeft geschonken aan een nieuwen spruit van vorstelijken stam. - Maar wat heeft mijn neef verder nog gedaan?
Germain.
Hij is hier gekomen, ik weet niet hoeveel maal, om mevrouw de gravin te spreken.
De Baron.
En waar is de gravin?
Germain.
Ze is nog niet opgestaan, mijnheer.
De Baron.
Op dit uur van den dag... dat is toch al heel erg! Dineert die dame niet?
Germain.
Neen mijnheer, ze soupeert alleen.
De Baron.
Alweer zoo'n warhoofd! Een goede buur voor een gek!
Germain.
Mijn meester zou heel boos worden, mijnheer, als hij zoo over zichzelf hoorde spreken. Wanneer iemand het waagt, hem de geringste opmerking te maken over zijn verstrooidheden, wordt hij verschrikkelijk woe- | |
[pagina 7]
| |
dend - omlangs scheelde het niet veel of hij had me vermoord, alleen omdat hij zijn tabak in plaats van suiker over zijn aardbeien had gestrooid, en gisteren nog....
De Baron.
Gerechte hemel! Zou men gelooven, dat een man van verdienste en een man van zéér groote verdienste, Germain! - want mijn neef is bijzonder gedistingueerd - in zulke kinderachtige vergissingen zou kunnen vervallen?
Germain.
Het is wel treurig, mijnheer!
De Baron.
Heb ik hem niet met eigen oogen door een koninklijken contradans zien loopen met zijn handen in de zakken en wandelen te midden van de quadrille als in een laan van het park?
Germain.
Drommels, mijnheer! hij heeft dezer dagen iets dergelijks gedaan, hier bij mevrouw de gravin. Er was een groote partij en mijnheer Vertigo, de dichter van hier in de buurt, las een melodrama in verzen. Juist op het meest pakkende oogenblik, mijnheer - als het jonge meisje vergiftigd is en haar vader ontdekt tusschen de moordenaars! - terwijl de dames wegsmolten in tranen, staat mijn meester op en gaat het glas water uitdrinken dat de dichter bij zich op zijn tafeltje had gezet. De geheele uitwerking van de scène was bedorven.
De Baron.
Het verwondert me eigenlijk niets. Hij heeft eens dertig sous in een kopje thee gegooid, dat een allerliefste jongedame hem aanbood, omdat hij dacht, dat ze inzamelde voor de armen!
Germain.
Den vorigen winter, toen mijnheer's broeder trouwde, waart u hier niet. Zooals u begrijpt, wilde mijn meester naar het bruiloftsfeest gaan. Tegen den avond kom ik bij hem binnen, om hem te helpen toilet maken. Hij stuurt me weg, ontkleedt zichzelf, wandelt daarna, met uw respect, een uur lang rond in zijn hemd... houdt opeens op, en bekijkt zich verbaasd in den spiegel. ‘Wat duivel voer ik toch uit?’ vraagt hij zichzelf... ‘het is nacht, ik ga naar bed!’ en daarop stapte hij werkelijk in bed en hij zou de heele bruiloft vergeten hebben, als wij hem niet waren komen waarschuwen.
De Baron.
En jij gelooft, dat zoo iemand in staat is om naar Gotha te gaan? Bedenk eens, wat ik op mij neem, Germain, want de wil van den koning moet geschieden! Het is niet te ontkennen: -, mijn neef is de aangewezen persoon, en ik ben alleen zijn begeleider; men wijst hem aan, omdat zijn titel, die van zijn vader, hooger is dan de mijne -, maar ik draag alle verantwoordelijkheid!
Germain.
Maar als mijn meester nu zoo een verdienstelijk man is...
De Baron.
Ongetwijfeld, maar is dat voldoende? Hij had me zóó beloofd, zich te beteren.
Germain.
Hij probeert het ook wel, mijnheer, zoetjes aan, maar hij kan niet verdragen, dat iemand hem tegenspreekt... en zoudt u willen gelooven... Maar daar is hij. | |
[pagina 8]
| |
Tweede Tooneel.
De Baron, Germain, Markies.
De Markies.
Wacht eens even... dat schijnt hier hekserij te zijn... 't schijnt wel dat ze al mijn papieren willen stelen!
Germain.
Mijnheer, daar is mijnheer de Baron.
De Markies.
Wat heb je met dat blad muziekpapier gedaan, jij, uilskuiken, dat ik daar straks nog had? Waar heb je 't gestopt, waar is het gevlogen?
De Baron.
Goedendag Valberg... wat is je overkomen?
De Markies.
Ik zal hier binnenkort eens schoon schip maken... ik stuur jullie allemaal de laan uit!
(tot den Baron, die lacht)
en jou het eerst van allemaal, schelm!
Germain.
Maar mijnheer, dat is mijnheer de Baron.
De Markies.
Ach, pardon, beste oom! En u komt dus van Parijs? Ja, u moet weten -, ik mis een blad muziekpapier.
Germain.
Natuurlijk hetzelfde dat hij zoo secuur weggesloten heeft.
De Baron.
Je zult moeten erkennen, neef, dat ik precies op mijn tijd ben - ik was hier op het afgesproken uur. En jij, ben je klaar om te vertrekken?
De Markies.
Om te vertrekken?
De Baron.
Ja, morgen ochtend.
De Markies.
Ja... dat zweer ik u... als ze me afwijst, dan vertrek ik op staanden voet en ziet ze me nooit van haar leven terug.
De Baron.
Als ze je afwijst... wat bedoel je toch?
De Markies.
Ja, bij mijn eer, als ze mij slecht ontvangt en met koelheid behandelt - dan is mijn besluit onherroepelijk genomen!
De Baron.
Maar hoe zou ze je slecht ontvangen en koel behandelen, nu je van den koning komt?
De Markies.
Bemoeit de koning zich hier dan met alles?
De Baron.
Drommels, dat schijnt wel... als hij je de bezorging opdraagt van een eigenhandig geschreven brief!
De Markies.
Voor de gravin?
De Baron.
Voor de groothertogin. Ben je vergeten, dat je belast bent...
De Markies.
Ik was even in den war, want ik heb zelf ook een brief te schrijven, aan de gravin. Hebt u haar gezien?
De Baron.
Neen, ze slaapt.
De Markies.
Welnu, en wat zegt u nu wel van die zaak? Heb ik niet heel goed gehandeld?
De Baron.
Welke zaak
De Markies.
Ah mon Dieu... ik weet al wel wat u zeggen wilt. U hebt | |
[pagina 9]
| |
haar nooit kunnen uitstaan, u hebt u met haar gebrouilleerd... u bent een proces tegen haar begonnen... en nu vraag ik u, wat wint u daarmee? Uw advocaat had mooie praatjes genoeg voor zoo'n ongelukkig lapje wijngaard! Nu zit hij al in 't Parlement ook, en van al wat hij zegt, deugt er geen steek! Ze zeggen, dat het hoogere politiek is, maar ik geloof er niets van en ik ben zeker dat de wet verworpen zal worden.
De Baron.
Waar ter wereld heb je het toch over? Het gaat hier om ernstige zaken, die al je aandacht vereischen.
De Markies.
Als dat zoo is, spreek dan mijnheer, en ik zal naar u luisteren!
De Baron.
Het betreft onze zending. Heb je alles gelezen wat ik je daarover schreef?
De Markies.
Over onze zending? Ja, natuurlijk, ik ben altijd ter beschikking van den koning.
De Baron.
Uitstekend.
De Markies.
Zijne Majesteit kent mijn toewijding.
De Baron.
Prachtig! Je zult dus gereed zijn...
De Markies.
Kunt u er nog aan twijfelen? Ik heb mijn bevelen gegeven. Is alles in orde, Germain?
Germain.
Mijnheer, ik heb geen enkel bevel ontvangen.
De Markies.
Wat zeg je daar, schelm? En die groote koffer dan, dien ik je midden in mijn kamer heb laten zetten?
Germain.
Ja, als mijnheer op reis wil zingen!
De Markies.
Op reis wil zingen, onbeschaamde vlerk?
Germain.
Wel, mijnheer, uw muziek is erin en de sleutel hebt u in uw zak.
De Markies.
In mijn... wel allemachtig... 't is waar! Ze hebben me die natuurlijk weer gelijk met mijn handschoenen en mijn zakdoek gegeven. Die lui hier letten nergens op.
Germain.
Ik kan u verzekeren, mijnheer...
De Baron.
Hou je mond maar, laat ons alleen en ga alles in orde maken!
(Germain af).
En nu, Valberg, nu ga ik je weer verlaten; ik moet naar mijnheer Duplessis terug om de brieven van het hof in ontvangst te nemen. Nog deze paar woorden, neef: denk er aan, dat onze zending een héél gewichtige is en dat je toekomst kan afhangen van de wijze, waarop je je hierin zult gedragen!
De Markies.
Helaas... ik weet het maar al te goed!
De Baron.
Beloof me dus, dat je ernstig je best zult doen, jezelf te genezen van al die kleine verstrooidheden, die vaak onaangename afdwalingen van den geest - teneinde de zaak met beleid te kunnen afwikkelen!
De Markies.
O, wat dat betreft, dat beloof ik u!
De Baron.
In ernst?
De Markies.
In vollen ernst. | |
[pagina 10]
| |
De Baron.
Ga dan je laatste orders geven. Het is twintig minuten vóór zes, ik ga nu naar mijnheer Duplessis, hij woont niet ver, en ik kan dus voor het diner terug zijn. En je belooft me dus in alles mijn raad te volgen? Je weet, hoe ze zijn, die heeren van het Hof!
De Markies.
Maak u maar niet bezorgd. Ik weet precies hoe ik met ze omspringen moet. Ik zal me nauwkeurig op de hoogte laten houden. Als u mij alleen maar den naam van uw gevolmachtigde wilt opgeven, dan zal ik er zelf heen gaan.
De Baron.
Maar ik heb geen gevolmachtigde, wat bedoel je toch?
De Markies.
Als u geen gevolmachtigde hebt, kunt u de zaak ook nog niet bij de rechters aanhangig maken.
De Baron.
De rechters? Maar waarvoor dan toch?
De Markies.
Voor uw proces!
De Baron.
Ik heb geen proces.
De Markies.
Wat? Hebt u me dan niet net verteld, dat u de heeren van het Hof moest spreken?
De Baron.
Ik sprak van het Hof van Saxen-Coburg-Gotha!
De Markies.
Ach ja, dat 's ook waar, onze zending. U moet weten, ik ben wat gepreoccupeerd... de gravin heeft namelijk een proces, en ik heb op me genomen, het te volgen. Ze is een allerliefste vrouw.
De Baron.
Jawel, jawel, we weten wel, dat je erg met haar ingenomen bent, en dat je je alleen daarom hier in je kasteel opsluit, omdat jullie buren bent! Maar zorg alsjeblieft dat die neiging onze plannen niet in den war stuurt!
De Markies.
Wees maar gerust, u hoeft nergens bang voor te zijn. Zoo in 't dagelijksch leven lijk ik wel eens wat zorgeloos, ziet u, maar zoodra er iets ernstigs in het spel is, dan ben ik zoo oplettend als 't maar kan.
De Baron.
Dat hoop ik dan maar!
De Markies.
Gaat u nu maar in vrede naar mijnheer Duplessis -, ik zorg voor het overige.
De Baron.
Laat dan eens zien, dat je ook precies kunt wezen!
De Markies.
Ik zal een beetje op Germain letten, dat hij geen verkeerde dingen doet.
De Baron.
Heel goed.
De Markies.
Dan ga ik verder mijn papieren in orde brengen, er zijn er heel wat.
De Baron.
Maar hou me nu in 's hemels naam niet langer op, wat ik je bidden mag!
De Markies.
De Hemel beware me! Ga, mijnheer, ga de koninklijke brieven halen; ik van mijn kant, ik ga mijn moeder schrijven; verder is het niet meer dan billijk, dat ik den minister mijn dankbetuiging zend, mijn honden laat ik achter bij mevrouw De Belleroche, ik stuur al onze bloedverwanten | |
[pagina 11]
| |
een kennisgeving, en ik hoop, als u straks terugkomt, dat het huwelijk beklonken zal zijn.
De Baron.
(op het punt te vertrekken, blijft staan).
Wat, het huwelijk? Welk huwelijk?
De Markies.
Wel, het mijne. Wist u er niets van?
De Baron.
Wat beduidt die grap? Je spreekt over je huwelijk?
De Markies.
Ja... met de gravin. Heb ik u dan niet verteld, dat ik met haar trouwen ga?
De Baron.
Nee, waarachtig niet! Dat is wat nieuws!
De Markies.
Het bezorgt me heel wat beslommeringen, zooals u ziet!
De Baron.
Maar men trouwt toch niet den dag vóórdat men op reis moet. Wacht daarmee tot je terug bent.
De Markies.
Neen, mijn lot moet vandaag beslist worden.
De Baron.
Geen denken aan, beste jongen!
De Markies.
Maar ik denk er wel aan en sterk ook, want ik ga niet anders op reis dan nà en in overeenstemming met haar antwoord.
De Baron.
Maar of dat antwoord nu goed of slecht is, wat heeft dat met onze zending te maken? Je bent toch hoop ik, niet van plan, de gravin mee te nemen?
De Markies.
En waarom niet, als zij er in toestemt?
De Baron.
Goede genade! Met een vrouw op reis... hoeden, japonnen, kameniers... een berg pakken en doozen... en dan het nachtverblijf en de tranen om een gebroken ruit.
De Markies.
U spreekt over allerlei kleinigheden...
De Baron.
Ik spreek over wat behoorlijk is, en dit is niet behoorlijk. Er is in de brieven die ik bij me heb, nergens sprake van een vrouw en ik weet in 't geheel niet, hoe men zoo iets opnemen zou.
De Markies.
Dat kan me volstrekt niet schelen.
De Baron.
Maar het kan mij wèl schelen, en ik verzeker je, als je erop blijft aandringen...
(de Markies zet zich aan de piano en preludeert)
De Baron
(ter zijde).
Die jongen is waarachtig gek.. ik kan hem onmogelijk mee naar Gotha nemen. Maar wat dan? Alleen gaan kan ik ook niet, zijn naam staat voluit in den koninklijken brief... de waarheid zeggen beteekent een schandaal maken... en al kon ik gedaan krijgen, dat mijn naam in de plaats van den zijnen kwam - en dat zou volmaakt billijk wezen! - dan zou door ons oponthoud het juiste oogenblik voorbij gaan....
(men hoort schellen)
Groote hemel, daar schelt de gravin... Ik zal mijnheer Duplessis nog misloopen! Ik bid je, beste neef, luister toch naar me...
De Markies.
Ik meende, dat u waart heengegaan, mijnheer!
De Baron.
Je bent verliefd op de gravin...
De Markies.
Dat is mijn geheim!
De Baron.
En je hebt het me daareven verteld! | |
[pagina 12]
| |
De Markies.
Als het mij dan ontsnapt is, wil ik het niet langer verbergen.
De Baron.
Ik bid je, beste neef, wees ernstig. Ik kan niet voor je spreken bij de gravin, want ten eerste verfoeit ze me, en ten tweede heb ik haast. Ziehier nu wat ik je voorstel. Je hebt twee zaken tot een goed einde te brengen... offer niet de eene op aan de andere!
De Markies.
Niets liever dan dat!
De Baron.
Zoek de gravin dus op en dring op een antwoord aan. Stemt ze toe, dan zal ik er me niet tegen verzetten, dat ze naar Duitschland komt, maar dat kan onmogelijk op staanden voet.. dat moet zich zoo vanzelf vinden.
De Markies.
Natuurlijk!
De Baron.
Ze zou ons in dat geval achterop kunnen reizen.
De Markies.
Dat is een uitstekend idee.
De Baron.
Nietwaar? En als ze weigert...
De Markies.
Als ze weigert, verlaat ik haar voor eeuwig.
De Baron.
Volkomen juist. Je keert de ondankbare den rug toe!
De Markies.
Ach... aanbidden zal ik haar toch altijd...
De Baron.
Natuurlijk.
(ter zijde)
Kwaad is hij niet en zelfs zijn verstrooidheden kunnen, mits handig aangewend, tot zijn voordeel strekken. Maar hij heeft tot nu toe geen leiding gehad! Komaan, hij moet maar mee naar Gotha!
(luid).
Dat is dus afgesproken, en nu laat ik je alleen. Als ik terug kom, heb je je aanzoek gedaan, en ik hoop met gunstig gevolg, want het schijnt, dat de gravin er al eenigszins op is voorbereid!
De Markies.
Ja.. ik weet eigenlijk niet.. ik ben hier al eenige keeren geweest, om er haar over te spreken, en - hoe het komt begrijp ik niet - ik vergeet het telkens, maar ditmaal heb ik een papiertje in mijn tabaksdoos gelegd, om er mijzelf aan te herinneren.
De Baron.
Dan zal het nu wel spoedig in orde zijn.
De Markies.
Ik weet niet of ze toestemmen zal, ze kan zoo moeilijk eenigen tijd bij hetzelfde onderwerp blijven. Als je tegen haar praat, doet ze net of ze luistert en intusschen is ze met haar gedachten heel ergens anders!
De Baron.
Is ze misschien wat verstrooid?
De Markies.
Juist, ze is verstrooid. Dat is iets onverdragelijks.
De Baron.
Dat ben ik met je eens. - Nu, ik ga naar mijnheer Duplessis.
De Markies.
Ja, dat is het beste, want ik heb 't nu toch zoo druk met mijn huwelijk, en met het proces van de gravin, en met onze zending. En dan duizend brieven te beantwoorden... en een nieuwen roman te lezen, die ze mij gegeven heeft... u begrijpt, dat ik niet alles tegelijk kan doen!
De Baron.
Jawel, jawel, denk nu maar aan je huwelijk.
De Markies.
U hebt gelijk. Mijn hoofd loopt om... en ik denk maar nergens aan... ik laat u niet eens uit...
De Baron.
Kom, kom, je schijnt me wel voor den gek te houden! | |
[pagina 13]
| |
(terzijde, terwijl hij weggaat).
Hij zei, dat hij op Germain zou letten, maar ik zal eens zorgen, dat ze een beetje op hem letten. | |
Derde Tooneel.
De Markies, Victoire.
De Markies.
Hé! Hallo! Is daar niemand?
Victoire.
Wat verlangt mijnheer de markies?
De Markies.
Geef me mijn kamerjapon.
Victoire.
Mijnheer de markies maakt toch maar een grapje...
De Markies.
Hè?! Ach... ja... ja...
Victoire.
Mevrouw de Gravin weet dat u hier is, ze zal wel dadelijk bij u komen.
De Markies.
Waarom? Ik zal dadelijk laten inspannen en naar haar toe gaan.
Victoire.
Maar mijnheer... u bent hier in haar huis.
De Markies.
Je hebt gelijk... Ik meende... ik dacht...
Victoire.
Mijnheer, daar is mevrouw. | |
Vierde Tooneel.
De Gravin, De Markies, Victoire.
De Gravin
(binnentredend).
François, ga jij Victoire eens roepen!
Victoire.
Hier ben ik, mevrouw.
De Gravin.
Goed!.. Mijnheer de Valberg, het verheugt mij u te zien. U bent gisteren weer zoo allervermakelijkst verstrooid geweest. Ik ben bepaald doodelijk van u, als ik u zóó zie!
De Markies.
Dat is niet de manier om mij te genezen, integendeel, maar men zegt wel eens, dat de contrasten elkaar aantrekken!
De Gravin
(tot Victoire).
Ik moet noodzakelijk mijn japon hebben, kind.
Victoire.
Ja, mevrouw.
De Gravin.
En geef me een anderen kraag.
(neemt voor haar toiletspiegel plaats).
Deze staat me afschuwelijk,
(tot den Markies).
Maar ga toch zitten!
Victoire.
Ja... mevrouw kan hem natuurlijk afdoen, als hij mevrouw niet bevalt... maar hij is toch heusch heel aardig. Wacht... hier zit een plooi...
(ze schikt den kraag).
De Gravin.
Ah juist, een plooi
(bekijkt zich in den spiegel).
Precies zooals ik zei. Zóó zit het keurig. Zorg er voor dat mademoiselle Dufour er nog zoo een maakt, precies als deze, geheel en al als deze, begrepen?
| |
[pagina 14]
| |
Victoire.
Ja mevrouw. En wanneer wil mevrouw die hebben?
De Gravin.
Wanneer? Morgen vroeg natuurlijk. François moet er dadelijk heengaan, ik ben er vreeselijk om verlegen.
Victoire.
Het kan misschien in zoo'n korten tijd niet klaar!
De Gravin.
O, natuurlijk, alles wat ik verlang, vind jij onmogelijk, en dan zeg je me nog, dat je zooveel van me houdt!
Victoire.
Dat is ook echt waar!... en mevrouw beknort mij!
De Gravin.
Al goed... al goed... geef me mijn rouge! Hebt u niets te zeggen, mijnheer Valberg?
De Markies.
Maar mevrouw, u luistert in 't geheel niet naar me.
De Gravin
(haar lint omstrikkend).
Vergeef me... vergeef me... sprak u daareven niet over contrasten?
De Markies.
Over contrasten?.. Was het niet over contracten?
De Gravin.
Dat is ook wel mogelijk. Victoire!
Victoire.
Mevrouw?
De Gravin.
Ik weet niet meer wat ik zeggen wou... die contracten ook!
De Markies.
Als u naar me luisteren wilt, zal ik het u zeggen.
De Gravin.
Ik luister altijd met het meeste genoegen naar u.
De Markies.
Krijgt u van middag bezoek?
De Gravin.
Als u er iets tegen hebt, dan niet. Dat was juist wat ik zooeven wou zeggen, want de heele stad komt uit pure verveling hier in 't park wandelen. Victoire! Zeg, dat men niemand laat binnenkomen.
Victoire.
Ik ga het zeggen, mevrouw.
De Markies.
Ik ben u daarvoor zeer verplicht... want ik wilde met u spreken... héél ernstig!
De Gravin
(tot Victoire).
Mijn schoonzuster wèl, Victoire!
Victoire.
Ja, mevrouw!
De Gravin.
Ze is zoo bijzonder met u ingenomen, mijnheer Valberg.
De Markies.
Wat mij betreft, ik vind haar charmant. Ze is een van die vrouwen, die een man van het eerste oogenblik af bekoren!
De Gravin.
Victoire, zeg, dat ze mijnheer de Clervant ook moeten binnenlaten!
Victoire.
En niemand anders?
De Markies.
Ach mevrouw, mijnheer de Latour óók, als u zoo goed wilt zijn.
De Gravin.
Mijnheer de Latour? Welnu ja, mijnheer de Latour dan ook maar.
Victoire.
Dan ga ik het gauw zeggen.
De Gravin.
Wacht even. - Breng me de lijst van gisteren.
Victoire.
Maar mevrouw heeft gisteren iedereen laten binnenkomen.
De Gravin.
Werkelijk?
Victoire.
Ik weet het zeker. | |
[pagina 15]
| |
De Gravin.
Welnu, dan laat je vandaag ook iedereen binnenkomen.
Victoire.
Heeft mevrouw mij straks nog noodig?
De Gravin.
Nee.. nee.. maar je moet toch maar wat in de buurt blijven... en laat mij waarschuwen als de stoffen komen.
(Victoire af.)
| |
Vijfde Tooneel.
De Markies, De Gravin.
De Markies.
Bent u bezig inkoopen te doen?
De Gravin.
Ja, voor den winter.
De Markies.
U houdt veel van uitgaan, nietwaar?
De Gravin.
Natuurlijk! 't Is het eenige waar ik om geef. U weet hoe ongelukkig ik ben geweest de drie jaren, dat mijn man mij bij zich hield opgesloten op een van zijn landgoederen!
De Markies.
Op een van zijn landgoederen?
De Gravin.
Ja zeker... behalve dan die ééne reis langs de oevers van den Rijn, die we hebben gemaakt.
De Markies.
Langs de oevers van den Rijn?
De Gravin.
Ja.
De Markies.
Is dat daar een mooie streek?
De Gravin.
Ik kan er u niet veel van zeggen, ik weet het niet. Men geeft zich alle moeite ter wereld om van de eene plek naar de andere te trekken -, en ik zie er geen verschil tusschen. Dat vermogen schijn ik nu eenmaal te missen. Men laat mij kasteelen zien, en bergen en bosschen, en rivieren en dan kerken... vooral kerken... Gothische kerken, waar het altijd zoo vreeselijk koud is.. iederen dag een nieuwe verkoudheid! Ik herinner me nog zoo goed, als ik 's morgens zoo heerlijk warm in bed lag, dat mijn man de kamer binnenkwam met het plan voor de een of andere kathedraal.
De Markies.
Ja, dat was zeker heel onaangenaam.
De Gravin.
Te moeten pruilen, om thuis te kunnen blijven! En nu moet u weten, dat het nog niet genoeg was door vochtige kelders te dwalen en zich den hals te verwringen bij het turen naar kroonlijsten -, neen de echte glorie van mijn man was om iedere torenspits te beklimmen, en dan werd ik natuurlijk achter hem aan naar boven geheschen. Weet u hoe dat gaat? Dat is rondom een pijler naar boven klauteren, in een nauwe, benauwde toren, voortdurend ronddraaien alsof er een kurketrekker in je hoofd zat, totdat je er zeeziek van wordt en de oogen moet sluiten om niet te vallen. En op dat oogenblik haalt de gids een kijker uit zijn zak om je het landschap te laten bewonderen. Zoo heb ik Duitschland gezien.
De Markies.
We zullen toch waarschijnlijk dezelfde route nemen met den baron. | |
[pagina 16]
| |
De Gravin.
Is de baron hier?
De Markies.
Ja mevrouw, hij is juist aangekomen. Hij is vanmorgen in dat hevige onweer uit Parijs vertrokken -, ik denk dat daardoor het weer zoo veranderd is!
De Gravin
(lachend).
Omdat de baron hier gekomen is? U bent alleraardigst.
De Markies.
Maar u sprak toch over hem?
De Gravin
(lachend).
Zeker! Zeker! Het is kostelijk!
De Markies.
Dat dacht ik toch ook. Ziet u, ik vergis me wel eens - dat is onverdragelijk.
De Gravin.
Welnee, welnee, ik vind u zóó juist charmant!
(ze schijnt iets te zoeken).
De Markies.
Wat zoekt u? Tabak? Ik heb uitstekende bij me.
(opent zijn tabaksdoos)
Ah, dat zou ik haast weer vergeten. Mooi!
De Gravin.
Wat is er?
De Markies.
Ziet u dit papier? Raad eens!
De Gravin.
Ik ben niet sterk in 't raden. Zeg 't me maar.
De Markies.
Het is ...als u misschien zoudt willen hertrouwen....
De Gravin
(zoekt iets op haar piano).
Welnu?
De Markies.
Wat zoekt u toch?
De Gravin
(steeds zoekend).
Spreek maar door... spreek maar door...
De Markies.
U zoudt met mij de gelukkigste vrouw ter wereld zijn.
De Gravin
(steeds zoekend).
Met u?
De Markies.
Ja zeker.
De Gravin.
Ik kan het niet vinden... 't is onbegrijpelijk.
De Markies.
Maar wat zoekt u dan eigenlijk?
De Gravin.
Een papier, dat ik daar straks heb neergelegd.
De Markies.
Iets van belang?
De Gravin.
Ja en neen, 't is een lied.
De Markies.
Ik bezit een liederenbundel en als u wilt, zal 'k u die leenen. Hij is compleet van 1650 af.
De Gravin.
Het was een nieuw lied.
De Markies.
O, die zijn daar óók wel in.
De Gravin.
Nieuwe liederen?
De Markies.
Ja nieuw, in dien tijd!
De Gravin.
Van 1650. Ha, ha, ha, u bent altijd dezelfde.
De Markies.
Ja, ik ben standvastig. Maar u weet toch wel dat de vrouwen daar niet altijd van gediend zijn?
De Gravin.
Hebt u reden tot klagen over de vrouwen?
De Markies.
Ach, als u toch de mijne wilde zijn..! Daar komt bezoek!
De Gravin.
Het is uw bediende! | |
[pagina 17]
| |
Zesde Tooneel.
De Gravin, De Markies, Germain.
Germain.
Pardon mevrouw, ik kom in opdracht van mijnheer den Baron, dit papier aan mijnheer den markies brengen.
De Markies.
Wel allemachtig, het was wel noodig.. Oh mevrouw, dat is al heel merkwaardig.. dit is een romance.. is het misschien wat u zoekt?
De Gravin.
Laat 's kijken, ja, werkelijk, ik geloof dat 't dezelfde is. Dan hadt u ze zeker gestolen
(gaat aan de piano zitten en speelt).
Germain
(terzijde).
Jawel, 't is die uit den koffer.
(tot den Markies).
Mijnheer, mijnheer de Baron heeft mij gelast u te vragen...
De Markies.
Wat? Wat is er?
Germain.
Of u aan uw zaken denkt!
De Markies.
Zoo! Ja, jij kwam ons juist storen...
Germain.
't Is maar dat mijnheer de Baron daarstraks een expres-bericht uit Fontainebleau heeft ontvangen, dat hem zeer verontrust. Hij is daarop nog eens naar monsieur Duplessis gegaan en scheen geheel ontsteld.
De Markies.
Werkelijk?
Germain.
Ja, en ik ben die muziek komen brengen, om hier te kunnen binnenkomen en u te zeggen, dat er op staanden voet een antwoord moet zijn.
De Markies
(denkt na).
Daar heb je goed aan gedaan. - Neen mevrouw, zoo is het niet.. ik verzeker u, dat u zich vergist!
(gaat naar de piano))
De Gravin.
Wacht even! Ik heb het.. ik ben er!
(zij speelt opnieuw).
Germain.
Het schijnt me toe, dat ze nu niet bepaald over hun zaken spreken. Mijnheer de baron heeft mij gezegd eenige woorden van hun onderhoud op te vangen
(trekt zich langzaam ter zijde terug).
De Gravin.
U ziet toch wel, dat het er zóó staat?
De Markies.
Ja, de muziek. Maar de woorden.
De Gravin.
De woorden! Die ken ik niet!
De Markies.
Maar die zijn van...
(hij zingt)
, Fanny, l'heureux mortel qui près de toi respire...
Germain
(bij de deur).
Dat gaat nog niet hard naar Gotha toe...
De Markies.
De rest ben ik vergeten! Dat is zonderling...
De Gravin.
Zéér zonderling, voor iemand met zoo'n geheugen.
De Markies.
Ja, gewoonlijk onthoud ik alles wat ik wil. | |
Zevende Tooneel.
De Gravin, De Markies, Germain, Victoire.
Victoire.
Mevrouw, de stoffen zijn gekomen.
De Gravin.
Het is goed. | |
[pagina 18]
| |
De Markies.
Wordt er naar u gevraagd? Dan wil ik u niet langer terughouden.
De Gravin.
Gaat u niet met mij mee? Dan kunt u mij raad geven.
De Markies.
Neen, ik ga vandaag niet uit. Ik wacht op iemand, die ik spreken moet.
De Gravin.
Hier, bij mij?
De Markies.
Ja... en... ach dat is waar ook... u bent het zelf.
De Gravin.
Ik?
De Markies.
Ja! Maar heb ik het u dan al niet gezegd?
De Gravin.
Wat?
De Markies.
Dat ik niets liever verlang dan met u te trouwen?
De Gravin.
Ik zou niet weten wanneer...
De Markies.
Maar daareven! Ik ben voor niets anders hier gekomen.
De Gravin.
Ik kan het me niet herinneren.
De Markies.
Maar waar denkt u dan toch aan? Zooveel verstrooidheid is inderdaad onbegrijpelijk. Het schijnt me toch toe..
De Gravin.
Wel, wat...?
De Markies.
Ik heb u verteld van mijn reis.
De Gravin.
Welke reis?
De Markies.
Door Duitschland.
De Gravin.
Wel nee! Ik heb u van de mijne verteld!
De Markies.
Wat.. van uw reis?
De Gravin.
Wel zeker, die reis langs den Rijn, die ik indertijd met mijn man heb gemaakt!
De Markies.
Ik vraag u vergeving, maar ik verzeker u...
De Gravin.
U vergist u geheel en al! Ga mee mijn stoffen bekijken, dan zal ik u dien bundel van ik-weet-niet-wie geven en kunt u het slot van onze romance vinden. | |
Achtste Tooneel.
Germain, Victoire.
Germain.
Welnu, juffrouw Victoire, wat zegt u daarvan? U weet dat mijnheer verliefd is op mevrouw?
Victoire.
En ik weet ook, dat mevrouw verliefd is op mijnheer.
Germain.
En dat mijnheer met mevrouw verlangt te trouwen?
Victoire.
En dat mevrouw niets liever wil!
Germain.
Weet je dat zeker?
Victoire.
Volkomen!
Germain.
Maar je weet misschien niet, dat we voor een zending op reis gaan? | |
[pagina 19]
| |
Victoire.
Waarheen?
Germain.
Naar Gotha. Het schijnt, naar wat ik er van heb gehoord, dat de Groothertogin bevallen is en dat wij haar uit naam van Zijne Majesteit moeten gaan gelukwenschen.
Victoire.
En wat zou dat?
Germain.
Dat zou, dat mijn meester een ‘ja’ of een ‘neen’ wil hebben van de gravin, voor hij op reis gaat, zoodat hij weet waar hij aan toe is, dat we morgen vroeg met den baron vertrekken, dat er maar één woord noodig is om alles in orde te brengen, en dat ze zingen, in plaats van dat woord te spreken!
Victoire.
Maar hij heeft toch over trouwen en over reizen gesproken.
Germain.
En zij antwoordt hem met een liedje!
Victoire.
Maar waarom helpt die baron dan niet een handje?
Germain.
Uit vrees, dat hij alles bederven zal, want hij denkt, dat je meesteres hem niet uitstaan kan.
Victoire.
Mijnheer Germain...
Germain.
Juffrouw Victoire...
Victoire.
Onze meesters zijn groote kinderen, ik geloof, dat wij die zaak in orde moeten brengen. Je hebt hier een papier gebracht, nietwaar? Was dat de romance, die ze daareven zongen
Germain.
Ja, daar is ze.
Victoire.
Geef eens hier, en nu...
(zij schrijft iets op de romance).
Germain.
Wat schrijf je daar?
Victoire.
Maak je maar niet ongerust! Ziezoo, dat leggen we op de piano.
Germain
(lezend).
Maar als ze nu boos worden?
Victoire.
Zou dat kunnen? Ze droomt van hem met open oogen. Reden te meer, dat ze.
Germain.
Daar komen ze aan! Laten we maken, dat we wegkomen.
Victoire.
Maar laten we luisteren! | |
Negende Tooneel.
De Gravin.
Dus die bleekrose kleur bevalt u niet?
De Markies.
(een boek in de hand).
Neen, ik zou ze niet gekozen hebben.
(leest)
‘Fanny, l'heureux mortel qui près de toi respire....
De Gravin.
Ja, nu bent u tevreden! Met het boek in uw hand, kunt u wel op uw geheugen aan!
De Markies.
Ah, mon Dieu. Al had ik geen boek gehad, dan zou het me toch wel eens weer te binnen geschoten zijn
(Leest).
Fanny, l'heureux mortel qui près de toi respire
Sait, à te voir parler, et rougir et sourire
De quels hôtes divins le ciel est habité.
| |
[pagina 20]
| |
De Gravin.
Wat weet u daar een uitdrukking in te leggen.
De Markies.
Het is niet moeilijk, mevrouw, iets te zeggen, dat uit den grond van het hart komt, en is het niet alsof dit vers gemaakt is om het voor u te zeggen?... Fanny, l'heureux mortel...
De Gravin.
Ik geloof, dat u maar wat grapjes maakt.
De Markies.
Neen, ik zweer u bij mijn ziel en bij al wat mij heilig is, dat ik... dat ik het een charmant vers vind.
De Gravin.
Welnu... zing het dan eens, ik zal u accompagneeren. (Ze gaat bij de piano zitten).
De Markies
(bij haar).
U zult zien, dat ik het boek kan missen. - Waar denkt u aan, mevrouw?
De Gravin.
Aan die bleekrose zijde.. Ze bevalt u niet, is 't wel?
De Markies.
Neen, ik voel meer voor die herfstbladkleurige taffetas.
De Gravin.
Die stof is veel te oud.
De Markies.
Ze scheen me toch heelemaal nieuw.
De Gravin.
Ach kom... sommige dingen zijn altijd van 't vorige jaar.
De Markies.
Wat u daar zegt, is echt vrouwelijk.
De Gravin.
Hoe, vrouwelijk? Wat bedoelt u daarmee?
De Markies.
Wel, mijn hemel.. jullie vrouwen, jullie moet altijd weer wat nieuws hebben.
De Gravin.
Jullie vrouwen... u bent wèl beleefd!
De Markies.
De vrouw denkt aan niets dan aan het oogenblik! Ze bekommert zich evenmin om het verleden als om de toekomst. Maar ik verzeker u, als ik getrouwd was, dat ik mijn vrouw al die fantastische grillen niet zou toestaan!
De Gravin.
U zoudt haar een herfstbladkleurige japon laten dragen?
De Markies.
Als dat met mijn smaak overeenkwam, ja!
De Gravin.
En uw vrouw zou u in uw gezicht uitlachen en de japon niet dragen.
De Markies.
Als ze mij werkelijk liefhad, mevrouw, zou ze de japon haar leven lang dragen.
De Gravin.
Welnu, als u daarop rekent, dan zult u wel ongetrouwd moeten blijven.
De Markies.
U spreekt in ernst, mevrouw
De Gravin.
Ja, en ik raad u aan, het zoeken naar zoo'n gewillig slachtoffer maar op te geven!
De Markies.
Maar... hemel... dat is mijn doodvonnis...
De Gravin.
Uw doodvonnis?
De Markies.
Ja - want ik ben niet zooals u, mevrouw. U hoeft mij de dingen niet tweemaal te zeggen. O, ik vreesde al wel voor dat wreede woord, maar het voorziende, verstond ik het niet.. Het brengt me tot wanhoop, het overstelpt me... In 's hemels naam... herhaal het niet... | |
[pagina 21]
| |
De Gravin.
Maar mijn hemel, wat bezielt u ineens?
De Markies.
Of denkt u dat ik hier op aarde kan vertoeven ver van u, ver van haar, die ik liefheb? Het leven zou mij ondragelijk zijn! Ja, lach maar, mevrouw, lach zooveel u lust hebt... ik weet wel, dat u mij zeggen zult dat haastige spoed zelden goed is, en dat u uw eigen plannen hebt, en ik de mijne en weet ik wat al meer. U zult zeker wel honderd redenen hebben, honderd bezwaren... maar kan er één enkel bestaan, als men elkaar liefheeft? Is het uw proces, dat u terughoudt? Ik heb u toch gezegd, dat u het gewonnen hebt. Twintig keer ben ik bij uw advocaat geweest. Hij woont wat ver uit de buurt, maar wat doet dat er toe? Dat kan het dus niet wezen -, neen, mevrouw, u hebt mij niet lief.
De Gravin.
Ik vraag u wel om vergiffenis, maar wat vertelt u me daar nu voor nonsens?
De Markies.
Ik zeg niets dan de zuivere waarheid, maar nu u toch niet naar me wilt luisteren, ga ik liever heen. Adieu, mevrouw!
De Gravin.
Mag ik u eens wat zeggen, markies? Uw verstrooidheden amuseeren mij alleen als ze amusant zijn. Wanneer u uw buurmans hoed opzet of ‘mademoiselle’ zegt tegen den kapelaan, dan zal niemand er aan denken om boos te worden, maar dat behoeft u geen aansporing te zijn om heele maal uw bezinning te verliezen en om over een herfstbladkleurige japon te praten als een man, die zich wil gaan verdrinken, want u begrijpt heel goed dat u in dat geval, in plaats van op onze vroolijkheid een beroep zoudt moeten doen op ons geduld, en dat is altijd een leelijk ding... het geduld is de doodvijand van ons vrouwen!
De Markies.
Dat wil dus zeggen, dat ik u verveel. Reden te meer om heen te gaan...
De Gravin.
Ik geloof werkelijk, dat u uw bezinning kwijt bent.
De Markies.
Hoe langer hoe mooier! - O, wat ben ik ongelukkig.
De Gravin.
Blijft u niet soupeeren?
De Markies.
Neen, ik ga heen! - Adieu, mevrouw!
(hij gaat in een hoek zitten).
De Gravin.
U moet doen zooals u wilt, ik vind u onverdragelijk en ik begrijp er niets van. Laat mij dan maar met mijn muziek. Wat hebben we daar?
(terug bij de piano, leest ze heel zacht wat er op de romance is geschreven).
De Markies
(gezeten).
En ik, die haar zoo teeder liefheb.. hoe heb ik haar zoo kunnen mishagen? Wat heb ik toch gedaan om haar te beleedigen? Ik kom hier, het hart vervuld van haar alleen, gereed om mijn leven aan haar voeten neer te leggen, ik doe haar in vertrouwen de ernstige bekentenis van mijn liefde.. ik vraag haar hand op de meest eerlijke en onomwonden manier... en met welk een hardheid stoot ze mij terug. Ik begrijp er niets van, en hoe meer ik er over nadenk, hoe minder begrijp ik er van.
(Hij staat op en loopt, zonder de gravin op te merken, met groote stappen heen en weer).
Het kan niet
| |
[pagina 22]
| |
anders zijn of ik heb zonder het te weten een onvergeeflijk misdrijf begaan.
De Gravin
(reikt hem het papier toe als hij langs haar gaat).
Hier, Valberg, lees dat eens even.
De Markies
(als voren).
Onvergeeflijk? Neen, niet mogelijk. Zoodra ik haar weerzie, zal ze mij vergeven. Germain! Ik wil uitgaan. Ja, natuurlijk, ik moet haar terugzien! Ze is zoo goed en zoo toegevend, zoo bevallig en zoo schoon. Geen vrouw, die met hààr te vergelijken is.
De Gravin
(terzijde).
Dat is een verstrooidheid, die er mee door kan.
De Markies
(als boven).
Het is waar.. ze is drommelsch coquet... en allerverschrikkelijkst lui.. Haar voortdurende onnadenkendheid...
De Gravin
(hem het papier aanbiedend).
Het portret wordt er niet mooier op.. mijnheer de Valberg.
De Markies
(als boven).
Zou een verstandig man zich werkelijk in die vreeselijke onnadenkendheid kunnen schikken? Zou ze wel de kalmte bezitten, het gezonde verstand en de gelijkmatigheid van humeur, die zoo noodzakelijk zijn in het huwelijk? Ik zou misschien nog heel veel met haar te stellen hebben!
De Gravin
(terzijde).
Dat is werkelijk de moeite van 't luisteren waard!
De Markies
(als boven).
Neen, ze houdt van uitgaan, menschen zien - Germain! - Welnu, ik zou niet jaloersch zijn. Wie zou dat kunnen met zóó een vrouw? - Germain! - Ik zou haar laten gaan, om harentwil zou ik behagen scheppen in dingen, die ik verfoei - ik zou er een eer in stellen, haar bewonderd te zien, ik zou op hààr als op mijzelf vertrouwen... en als ze mij ooit bedroog... - Germain! - dan zou ik haar een dolk in het hart steken.
De Gravin
(hem bij de hand grijpend).
Ach nee... nee... mijnheer de Valberg.
De Markies.
U hier, mevrouw? Groote hemel... hoe kon ik denken...
De Gravin.
Lees dit, voordat u mij doodt!
De Markies.
Wat is dat?
(hij leest)
‘Mijnheer de markies wordt beleefd verzocht zich wel te willen herinneren dat hij met mevrouw de gravin wenscht te trouwen, voordat hij naar Duitschland vertrekt.’ Welnu, mevrouw, nu ziet u toch, dat ik over die reis heb gesproken en niet u!
De Gravin.
Maar is het dan ernst met die reis?
De Markies.
Dat vraagt u nog.. nadat ik me twee uur lang heb afgetobd om 't u te herhalen!
De Gravin.
Dan hebt u mijn kamenier voor mij gehouden, deze regels zijn van haar hand.
De Markies.
Inderdaad? Ze schrijft niet slecht!
De Gravin.
Neen, maar ze schrijft onbeschaamdheden.
De Markies.
Volstrekt niet, 't is geheel en al mijn idee.
De Gravin.
Maar wat gaat u in Duitschland doen? | |
[pagina 23]
| |
De Markies.
Uit naam van den Koning de Groothertogin gelukwenschen.
De Gravin.
En wanneer vertrekt u?
De Markies.
Morgenochtend.
De Gravin.
U wilt me dus in de postwagen trouwen?
De Markies.
Juist! Ik wil u schaken. Dat zou een verrukkelijke reis zijn.
De Gravin.
Een schaking dus?
De Markies.
Ja, in alle vormen!
De Gravin.
Dat zullen er mooie zijn!
De Markies.
Natuurlijk zouden op reis de afkondigingen moeten plaats hebben...
De Gravin.
Bij ieder oponthoud, nietwaar? En de getuigen?
De Markies.
Daar hebben we mijn oom voor.
De Gravin.
En onze ouders?
De Markies.
Die zullen er zeer mee ingenomen zijn.
De Gravin.
En de menschen?
De Markies.
Wat kunnen die er van zeggen? We zijn toch fatsoenlijke menschen en niemand zal ons voor misdadigers houden, zoodra we in een postwagen zijn gestapt.
De Gravin.
Uw plan is zoo dwaas en zoo ongerijmd, dat het mij amuseert.
De Markies.
Niets is eenvoudiger dan er naar te handelen!
De Gravin.
Ik zou er bijna toe kunnen komen...
De Markies.
Ik ben overgelukkig! Hola! Germain!
(Germain op).
Germain.
Heeft mijnheer geroepen?
(terzijde).
Ik geloof, dat we het nu te boven zijn.
De Markies.
Haal vlug dien grooten koffer, die bij mij thuis in 't midden van de kamer staat en breng hem dadelijk hier.
Germain.
Hier naar toe, mijnheer?
De Markies.
Ja, en haast je wat!
(Germain af).
De Gravin
(lachend).
Och, mijn hemel, wat een dwaasheid. Laat u uw koffer hierheen halen?
De Markies.
Ja zeker, we moeten op staanden voet gaan pakken, want ik vind altijd, als je eenmaal een goed idee hebt, dan moet je daar ook bij blijven.
De Gravin.
Een oogenblik, markies. Voordat we in een draf en met lossen teugel naar 't andere eind van de wereld vertrekken, dienen we toch een paspoort te hebben. En bent u er wel zeker van, dat ik alle eigenschappen bezit die vereischt worden om behoorlijk uw huishouden te bestieren in een van de vele kasteelen, die u daar in de lucht bouwt?
De Markies.
In de lucht? Ik begrijp u niet...
De Gravin.
Bezit ik wel de kalmte, het gezonde verstand en de gelijkmatigheid van humeur, die zoo noodig zijn in het huwelijk, vooral als de beer des huizes er het voorbeeld van geeft? | |
[pagina 24]
| |
De Markies.
U schertst! Is het werkelijk noodig, u te herhalen, wat iedereen weet, dat u alle deugden bezit, zoo goed als alle gaven en alle lieftalligheden?
De Gravin.
Maar u vergeet dat ik coquet ben, en allerverschrikkelijkst lui... en onnadenkend... vreeselijk onnadenkend vooral!
De Markies.
Wie heeft dat durven zeggen, mevrouw?
De Gravin.
Een van mijn vrienden.
De Markies.
Een onbeschaamde...
De Gravin.
Niet altijd! 't Is een zonderling, die portretten maakt voor zijn spiegel en ze dus schildert naar zijn eigen beeltenis! Raad nu eens wie... 't Is een diplomaat, die heel aardig musiceert, een poëet met wat verstand van stoffen... als jager gevaarlijk voor zijn buurmans heg, bij 't whisten een sterke partner... een geestig man die domheden zegt, een zeer galant man, die ze somtijds zelfs doet! - in 't kort, het is een buitengewoon delicaat aanbidder, die het hart van een vrouw tracht te veroveren, door haar complimentjes te zeggen uit gewoonte, en grofheden uit verstrooidheid!
De Markies.
Als ik zooiets werkelijk gedaan heb, mevrouw, dan is het de laatste maal van mijn leven geweest en u zult zien hoe ik op reis...
De Gravin.
Maar heb ik dan al toegestemd in die reis?
De Markies.
U hebt toch ja gezegd!
De Gravin.
Ik heb bijna ja gezegd. Tusschen die beide woorden ligt een heele wereld!
De Markies.
Stem toe mevrouw en het portret, dat u daareven ontworpen hebt, zal niet langer het mijne zijn. Dat het vandaag nog gelijkend is, ligt aan u! De twijfel, de vrees, de hoop, de onzekerheid, waarin ik voortdurend verkeerde, beletten mij te zien en te hooren en te begrijpen, wat buiten u omging. Geloof niet, dat ik mijn verstand zou hebben verloren als ik u minder had bemind -, nu heb ik het in uw oogen achtergelaten, één woord van u is voldoende om het mij terug te geven.
De Gravin.
Wat u d[aa]r zegt, brengt me op een heel aardig idee - het is best mogelijk, dat we, [zo]nder het te vermoeden, elkaar van het verstand hebben beroofd. U zegt dat de liefde voor mij u verstrooid heeft gemaakt... welnu, misschien was ik zoo onnadenkend door mijn.. vriendschap voor u. Als we nu eens wederzijds beproefden het kwaad te herstellen en ons altijd gedroegen naar elkanders raad? Op die manier zouden we nog tot de grootste wijsheid kunnen komen!
De Markies.
Ik voor mij wil niets liever dan u gehoorzamen.
De Gravin.
Daar is geen sprake van.. het wordt eenvoudig een ruil! Om een voorbeeld te geven.. u hebt gezegd dat ik lui ben...
De Markies.
Maar mevrouw...
De Gravin.
U hebt het gezegd en ik spreek het niet tegen. U daarentegen bent altijd even bewegelijk.. als ik opsta, komt u thuis van de jacht, uw | |
[pagina 25]
| |
vingers zitten vol met inkt, terwijl ik vreeselijk het land heb aan schrijven. met de lectuur is het precies zoo... u verslindt los en vast, tot drama's-inverzen toe... terwijl ik rustig sluimer op hun zoeten cadans.. Tusschen de menschen weet u niet wat u beginnen moet of het moest zijn als mijnheer De Brancas, die zijn pruik ophangt aan een kaarsenkroon.. u staat met een ongelukkig gezicht in een hoek en zegt geen woord of spreekt tegen uzelf, zonder er u om te bekommeren, wie er bij staan... ik daarentegen, ik wil wel bekennen, dat ik dol ben op een beetje babbelen, dat ik muziek verrukkelijk vind en dat een bal mij meesleept. Zou er uit zooveel contrasten niet een uitstekend schilderij te maken zijn? Laten we een omlijsting zien te vinden, waarin èn uw herfstbladkleur past èn mijn bleek-rose.. onze deugden zoo goed als onze gebreken.. en waar we beurtelings de blinde en het hondje zijn. En wat een mooi voorbeeld om de menschen te laten zien: een man, die om zijn liefde afstand doet van het ‘ik wil’ en een vrouw, die met nog grooter opoffering van het ‘als-ik-maar-wilde’ afziet!
De Markies.
U verrukt me, u brengt me in vervoering! Ach, mevrouw, als u mij waardig vond u mijn geheele leven toe te wijden -, dan zou ik van geluk aan uw voeten sterven.
De Gravin.
En wat zou ik daaraan hebben?
(Germain binnen met den koffer).
Germain.
Ziehier uw koffer, mijnheer de markies.
De Markies.
En mijn oom?
Germain.
Mijnheer is nog niet terug van mijnheer Duplessis.
De Markies.
Welnu, mevrouw?
De Gravin.
Welnu... we zullen het probeeren.
De Markies.
Gauw! Germain, François, Victoire.. breng alles wat hier in huis is.
De Gravin.
Is dàt nu een manier om mij te bedanken?
De Markies.
Oh, mevrouw, daar zal ik allen tijd voor hebben.
De Gravin.
Allen tijd voor hebben? 't Is wel vriendelijk!
De Markies.
Maar natuurlijk, want van dezen dag af zal ik mijn leven lang niets anders meer doen.
(Victoire binnen).
Victoire.
Heeft mevrouw mij ook noodig?
De Gravin.
Zóó, juffrouw Victoire, jij hebt je dus daar straks veroorloofd...
De Markies.
Beknor haar nu niet. Als ik de diamant van Buckingham bezat, zou ik haar dien in de hand stoppen
(hij geeft haar een beurs).
De Gravin.
Dat is nu die verstandige man!
De Markies.
Vandaag moet u wat door de vingers zien! Laten we nu eerst uw muziek inpakken.
De Gravin.
Dat is een prachtig begin.
De Markies
(de muziek ordenend).
De Duitschers houden heel veel van | |
[pagina 26]
| |
muziek, we zullen daar zeker kenners ontmoeten en ik verheug er mij nu al op, u voor ze te hooren zingen,
(hij zingt)
: Fanny, l'heureux mortel... Die beste menschen zullen u aanbidden. - Germain!
Germain.
Mijnheer?
De Markies.
Ga mijn viool halen!
(Germain af)
.
De Gravin.
Vergeet vooral die romance niet!
De Markies.
Ze zal mij altijd aan den schoonsten dag mijns levens herinneren!
De Gravin.
En mijn herfstbladkleurige japon? Victoire!
Victoire.
Ja mevrouw.
(ze brengt de japon, een oogenblik later komt Germain met de viool).
De Markies.
Neemt u de japon werkelijk?
De Gravin.
Dat was immers een van uw voorwaarden?
De Markies.
O, groote hemel, zij is de oorzaak, dat ik u heb kunnen mishagen. Breng maar liever andere, juffertje!
(werpt de japon over een stoel).
De Gravin.
Weet u, wat we doen moeten? We moeten zoo weinig mogelijk meenemen, niets dan het allernoodigste, dan gaan we daar ginds allerlei inkoopen doen!
De Markies.
Uitstekend! - Germain.
Germain.
Mijnheer!
De Markies.
Mijn geweer en mijn jachthoorn! Ja, we zullen al het overige in Gotha koopen.
De Gravin.
Wat? In Gotha?
De Markies.
Wel,... daar gaan we immers heen?
De Gravin.
Wacht even, neem dat kistje eens aan!
De Markies.
Wat zit daarin? Familiepapieren?
(kijkt erin)
Neen, het is thee. Maar die kun je toch overal krijgen.
De Gravin.
O, maar ik kàn geen andere drinken!
De Markies.
Wat een heerlijke dagen wachten ons nu!
De Gravin.
We zullen daarginds ook Duitsche costumes koopen, dat is prachtig voor een bal-masqué.
De Markies.
Als we mijn zonnewijzer eens meenamen, mevrouw? Hij loopt uitstekend.
De Gravin.
Maar bent u nu heelemaal...? Denk toch aan uw schoone voornemens!
De Markies.
U hebt gelijk, mijn horloge is voldoende,
(hij legt het in zijn koffer).
De Gravin.
Bedenk, dat u nu op u zelf moet letten, u bent diplomaat.
De Markies.
O, wees maar gerust! Ik heb op dat gebied mijn sporen al verdiend!
(hij neemt terwijl in den wilde allerlei dingen uit de kamer en stopt die in den koffer. Al sprekende, doet hij er ook zijn portefeuille, zijn handschoenen, zijn zakdoek en zijn hoed in).
Ik ben al eens in Denemarken geweest en
| |
[pagina 27]
| |
daar heb ik mij heel goed doorheen geslagen. Mijn oom, die zichzelf voor een heel genie houdt, wil mij altijd de les lezen, maar heelemaal wel bij 't hoofd is hij toch niet... hij zanikt wel eens een beetje!
(sluit den koffer).
De Gravin.
Daar is hij! | |
Tiende Tooneel.
De Gravin, De Markies, De Baron, Germain, Victoire.
De Baron.
Mevrouw, ik vraag u wel om vergeving dat ik hier zoo maar onaangediend binnenkom, maar een onvoorziene omstandigheid...
De Gravin.
Het is mij een groot genoegen, mijnheer...
De Markies.
Mijn beste oom.. omhels me! En u moet mevrouw ook omhelzen. Alles is uit.. alles is vergeten! Ik wil zeggen, alles is in orde! U kunt u mijn geluk voorstellen.
De Baron.
Helaas, beste neef, alles is verloren! De groothertogin van Gotha is dood!
De Markies.
Hoe jammer. Onze koffers waren juist gepakt.
De Baron.
Mijnheer Duplessis heeft mij daarstraks de droevige tijding meegedeeld.
De Gravin.
Wat, Valberg, vertrekken we niet? En ik had er nu zoo mijn zinnen op gezet.
De Markies.
Gerechte hemel.. u laat me toch niet in den steek?
De Gravin.
Neen, maar neem me dan alsjeblieft mee op reis, 't doet er niet toe waarheen!
De Markies.
Waarheen u wilt, mevrouw... naar Noorwegen.. naar Italië.. desnoods naar Turkije...
De Baron.
Wie had nu zoo een vreeselijke catastrophe kunnen verwachten? Al mijn maatregelen waren genomen, de koninklijke brieven in mijn bezit, de geschenken aangeschaft, alles was voorbereid, alles was voorzien... en nu moet ten slotte de éénige mogelijkheid, die niemand ook maar in de verte heeft kunnen vermoeden...
De Markies.
Ach ja.. 't is alweer zooals het spreekwoord zegt:... ‘Men moet nergens op zweren.’ |
|