Groot Nederland. Jaargang 15(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 304] [p. 304] De nacht door Maryot. De nacht zat maar stil-gedoken Te weenen in witte seringen, Om al de gebroken levens, Die onder haar sterren gingen. Eerst kwamen de oude moeders Met ledige krachtlooze handen, Gebogen als treurende wilgen In schrale, armoedige landen. Dor hingen hem grijze jaren In de oude, ontredderde kronen; Ze kenden maar een verlangen: Te vallen op 't graf harer zonen. Toen kwamen de jonge vrouwen Met ronde, belovende lijnen; Ze droegen het rijpend leven In zwarte, versluierde schrijnen. Ze klemden de bleeke lippen Opeen in een hopeloos kampen; Ze waren als sidd'rende vlammen In stormwind - bewogene lampen. [pagina 305] [p. 305] Dan kwamen - ach droefst van allen - Dan kwamen de witte bruiden; Die hadden het minst genoten En moesten het meest beluiden. Ze waren vol schoone droomen, Ze moesten vol lente-extasen Verwelken als knoppende rozen In fijne, vergeten vazen. De nacht zat maar stil-gedoken Te weenen in witte seringen Om al de gebroken levens Die over de graven gingen. Vorige Volgende