Groot Nederland. Jaargang 15(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] De merel door Remko ter Laan. Voor mijn meisje. O merel die in 't welig wit der kerselaar gedoken zit en zingt maar, zonder zorgen, en juicht maar uit een licht gemoed en vol verheugenis een groet zingt aan den Meidagmorgen, nog heeft uw hart zoo'n vrijheid niet, nog geeft uw zang zoo'n blijheid niet in haar verheugde streven, als in mij naar omhooge dringt en in mijn borst om uiting dwingt de vreugde van te leven. Gij moet maar altijd zingend zijn van jubel om de zonneschijn en kent geen droeve dingen, maar ook de grooter vreugde niet van wie de wereld tegen ziet nà strijd en twijfelingen. [pagina 183] [p. 183] O merel, die in 't welig wit der kerselaar te juichen zit, in 't bloesemloof verborgen, nog heeft uw hart die vrijheid niet die is de blijheid van dit lied, deez' jongen Meidagmorgen. Vorige Volgende