Groot Nederland. Jaargang 15(1917)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Verzen door C.T. Gebed. Mijn God, wàt legt Uw wil m' in 't diepst des harten, En wáártoe word ik door U voorbereid? Is het tot vreugd - of - grooter nog - tot smarten? Om Eén Ding smeek ik slechts: Vindt mij bereid. Wil zelve Gij, Gij zelf mijn hart doorploegen Met vorens, diep gegroefd, door Uwe hand En tranen, heet geschreid, in nacht'lijk zwoegen Laat drenken hèn dit wachtend akkerland. Laat uit mijn martling, uit dit folt'rend hijgen Dat nacht na nacht, o God, van één me scheurt En uit Uw eigen ondoorgrondlijk zwijgen, Ontstaan wat mij verlost, en óp mij beurt. Ik wil niet vragen of ik mag begrijpen Wat Gij in uwe Almacht van mij wilt, Ik bid U slechts: dat ik zal mogen grijpen Dat Eéne goed, dat alle twijfel stilt. Ik bid alléén dat Gij mij kracht wilt geven Om stil te buigen, met gelaten moed, En wát Uw Hand ook zendt, zij Dood het zij het Leven Doordrongen van Uw wil, te staamlen ‘Het is goed’. [pagina 105] [p. 105] De Ziel der Dingen. Het oude huis is opgebroken! Nu is de ziel der oude Dingen Heel duidlijk voor mijn oog ontloken, En zij begint voor mij te zingen. Zij spreekt mij zacht van het verleden Van al wat ging en is gekomen, 'T is mij reeëler dan het heden, Ik zag het alles in mijn droomen. En mij vertellen d' oude dingen Van liefd' en vreugd', maar meer van lijden, Van zonden ook, misschien, die lang vergingen, Van bitter wee, van dood en scheiden. Van alles waren zij stomme getuigen En zwijgend zagen zij gebeurtenissen, Mysterieën, waarvoor w' in ootmoed buigen En naar den samenhang slechts kunnen gissen. Festijnen vol bekoorlijkheid en gratie Met uiterlijken praal en plechtigheden En dansen, langzaam en vol statie, Waarin met lichten tred de paren gleden. En ceremonies - als pastels van kleuren-harmonieën - En lange, sombre, stil eentoon'ge dagen. Een witte hand borduurt, en oude melodieën Van vedel en cymbaal hoort droef men klagen. [pagina 106] [p. 106] Hartstocht - berusting vaak - en haten fel en minnen, Plichtpleging eindeloos, en leven in vier wanden En spinnewiel en vlas, en fijn gesponnen linnen Door ijverige blanke, en toch zoo moede handen. Quadrille, potpourri, en mouches en patiënce Het gele licht der kaars en 't zachte spel der snaren En meen'ge wapenspreuk ‘Tiens bon, courage, confiance’ O dàt en nog véél meer, ze wilden 't trouw bewaren. Maar zagen 't spoorloos, snèl al langs zich henen glijden, Ze keeren naar wat wàs, hun arme, doode oogen Ze willen hunne ziel niet aan het heden wijden, Ze hooren hier niet thuis. En vol van mededoogen, Vol liefd' en piëteit wil 'k luistren naar 't zingen Dat weerklinkt uit de ziel dier oude stille dingen. Vorige Volgende