Groot Nederland. Jaargang 11(1913)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Verzen door Herman Middendorp. Laat mij zwijgend aan uw voeten.... Voor Pauline N. Laat mij zwijgend aan uw voeten - Liefste - rusten in den nacht; peinzend naar uw wonder-zoeten glimlach, die mijn kus verwacht. Schoon geen twijfel meer kan dooven tooverschijn van gouden lied, gaat de glans mijn droom te boven, die nòg schooner droomen ziet. Al de leed-vergaarde dagen staan omlaag in deinzend licht, nu de vale duisters vagen voor den glans van uw gezicht. Want de schijn der zilvren stonden, die ons dalen in den schoot, kan geen heugenis verkonden van de zwarte smart die vlood. Laat mij zwijgend aan uw voeten rusten, lust- en leed-bereid; peinzend naar uw wonder-zoeten glimlach, die mijn kus verbeidt. [pagina 307] [p. 307] O hul u in een wit gewaad.... O hul u in een wit gewaad, en breid uw bleeke handen uit; ik zie een glans om uw gelaat als van een hemelbruid. O zie mij met dien glimlach aan, die is een bloem van blanke trouw; o laat mij tot uw glimlach gaan als tot een heilge vrouw. De menschen hebben kruis en kerk, en knielen voor een god van steen; mijn god ligt onder kille zerk, en ik heb u alleen.... Ik zie een schijn om uw gelaat als van een blanke hemelbruid; o hul u in een wit gewaad, en breid uw handen uit.... [pagina 308] [p. 308] Als de regen.... Als de regen neergezegen op de diepe landen ligt, - bloeijende aarde geur vergaarde, vóór het zongoud dralend zwicht, - glanzend over 't vochte loover schemert flauw een late gloed, - kom dan in den zucht der winden mijn verlangen tegemoet. Kom dan door de vocht-omgloorde lanen waar ik eenzaam wacht, dat wij vinden vóór het zwinden van den avond in den nacht, weer den vrede, die een bede wekt van woordenloos gedacht, en verbeiden al-bereide lijdzaamheid die schreit en lacht.... [pagina 309] [p. 309] De bloesems. De bloesems vallen, vàllen; ze dalen sneeuwend allen naar de aarde, die ze zwijgend wacht; de bloesems vallen, vàllen zoo zacht.... O weemoedvol verblijden om sterven zonder lijden, om sterven zonder traan of klacht; de bloesems vallen, vàllen zoo zacht.... [pagina 310] [p. 310] Mijn weemoed. Mijn weemoed is een witte schijn van maanlicht in een zwijgend woud; dra zullen de uren donker zijn, de stammen glanzen vreemd en koud. Mijn weemoed doolt in eenzaam lied, dat traag zijn grijze wijzen spint; ik luister stil, en weet het niet waarom ik mijmer als een kind. Den ganschen dag heeft deze klacht mijn peinzen met haar leed gedrenkt; ik weet niet wat mijn hart verwacht, en welk verdriet mij tranen schenkt. O Liefste, leg uw zachte wang aan mijne wang, en vraag mij niet.... Dichtbij u ben ik niet meer bang voor 't vale schijnen van dit lied.... Vorige Volgende