zijn vriend naast hem geen aanstalten maakte, doch hij liet hem begaan. Maar van een eind ver riep er een:
‘Hé zeg, moet jìj niet tempen?’
De donkre was echter op zoo iets voorbereid en kalmweg jokte hij:
‘Heb al opgenomen, zeven en dertig twee.’
‘Mooi voor jou,’ riep de ander terug.
Meer misschien dan de donkre zelf, voelde de blonde de bittere ironie van den zoo goed-gemeenden uitroep als een pijn. Fijngevoelig als hij was vatte hij snel het gesprek weer op om te trachten het gezegde niet tot zijn vriend te laten doordringen en hij begon zacht, terwijl hij zijn thermometer weglegde:
‘Zie ik geloof dat weinigen zoozeer tot innerlijke klaarheid zijn gekomen als jij. Juist omdat je gewone gesteldheid zoo'n mooie en sterke berusting is, in wat je als je lot ziet, juist daarom heb je het noodig je hart eens uit te storten van tijd tot tijd, zooals nu. Je mòest vanavond zoo zijn, om te kunnen blijven wie je wás. Je moest nu zwak zijn, omdat je zoo sterk bent. En je weet hoe lief het mij is, dat ik het ben tegen wie je je uitspreekt.’
Met een vriendelijk-weemoedige glans in zijn oogen had de donkre geluisterd. En terwijl de anderen bezig waren heen te gaan en door elkander hun diverse temperaturen afriepen, zei hij peinzend en eenigszins langzaam, alsof het hem moeite kostte een nieuwe phase in zijn innerlijk leven onder woorden te brengen.
‘Ik weet hoe je met mij meevoelt en ik weet ook dat jij me kent, begrijpt, doorziet. Maar nu kon je mij niet begrijpen. 't Is nu niet als anders, laten we zeggen, een zwaarmoedige bui, het is, hoe zal ik het noemen....?’
Even zweeg hij weer, zoekend naar de meest juiste woorden die hij vinden kon:
‘Het is het einde van iets in mijn innerlijk leven, het einde van iets dat mij lief was, er brak iets in mij, ik verloor iets; niet opeens; ik heb het langzaam voelen komen, ik wist het, voelde het, zag het.
Maar 't was onafwendbaar.
Wat ìs het? Wat had ik nog te verliezen?
Niets wèrkelijks. Want iets werkelijks had ik niet.
Ik weet zelf niet hoe het te noemen. Misschien zou een ander zeggen dat hij de laatste hoop verloren had.