| |
| |
| |
Slachtoffer
door Ina Boudier-Bakker.
Pa was jarig.
Om de tafel in de voorkamer, waar de schemering uit de nauwe straat al binnenviel en in de hoeken donkerde nu het na vieren liep, zaten ze, Pa en z'n vrinden. Die waren ten slotte toch nog even komen aanloopen, en dubbel blij verwelkomd, daar het scheen op het vergevorderd uur, alsof de feestdag, verlangend vooruitgezien in de onverbroken eentonigheid der voorbije weken, ongestoord en triestig verloopen ging, nu niemand zich blijkbaar nog waagde in 't door de ziekte der kinderen besmette en lang gemeden huis. En de stemming was opgeleefd nu de gasten onverwacht lang en gezellig bleven plakken, en 't àl drukker en vroolijker stemgeroes veelbelovend verving de mistroostigheid van zoo vele voorafgaande, in verveling ‘onder elkaar’ gesleten andere Zondagen.
En tante was overgekomen, tante Fie! Die kwam altijd op verjaardagen om moe te helpen met de drukte van presenteeren en inschenken. Eigenlijk wàs er geen drukte, nu Leo en Klaasje nog ziek waren, en er dus geen echte visite kon zijn, maar tante Fie was tòch gekomen, en zij zat er, groot, breed en glimmend in haar zwart satijnen japon, met de glinsterende oorbellen, en al de gele kammen in haar haar - zóó mooi, dat Betsie de oogen niet van haar af kon houden.
‘Wat 'n prachtige zij! en wat zat het glad, lekker zacht om met je vingers langs te voelen - en wat 'n goud droeg tante altijd, kijk die oorbellen! En dat haar, o jé als je daarvandaan naar moe's haren keek, dat leek wel niks, zoo glad en zoo dun - al die rollen in dat zwarte haar van tante, hoe kreeg zij ze zoo -
| |
| |
't was alles prachtig...’ En 't kind, voelde even tersluiks aan haar eigen grauwblond staartje, schoof het dan als beschaamd weer over haar schouder naar achteren.
Eigenlijk hoefde tante niets te doen, want Betsie kon al heel knap helpen, vond 't fijn, met den taartjesschotel rond te mogen gaan - want taartjes wàren d'r, al mochten Leo en Klaasje d'r niet van hebben van den dokter, dat had die vanmorgen nog gezegd.
In de donkere alkoof stonden de twee bedjes tegenover elkaar. 't Eene was van Leo, die mocht al overeind zitten warm ingestopt met een wollen doek, en vanuit de donkere grot, die de alkoof zonder licht op dit uur van den dag al was, zagen zijn begeerige oogen verlangend uit in de gezellige kamer met al die menschen.
En er ontging hem niets: ‘Wéér een glaasje voor Meneer Balstra, jé 't derde al! - zou Betsie nou ze zoo heelemaal alleen met die taartjes rondliep er niet stiekum een afnemen - o, ze had 'r mond net vol - schrok! zeker 't grootste uitgezocht - zoo een met room - hè gossie, één had hij er toch mogen hebben, 't was fijn, met schuim! - wat zou die toch vertellen Meneer Jansen, dat ze zoo lachten - wat 'n dikke vent - en tante Fie, die vertelde ook - hè jakkie, hij kon d'r hier net niks van verstaan - -’
Zijn boek, dat hij eerst geduldig had bekeken, gooide hij opeens verveeld uit bed - hij kon hier niet langer zoo maar in zijn eentje zitten, hij wou d'r óók wat van hebben van de visite - en al meer en meer schoof hij op naar 't voeteneind, hing eindelijk lang uitgerekt buiten bed, z'n handen grabbelend langs den grond.
Maar er lette niemand op hem en zich weer omhoog over den bedrand werkend, keek hij even aandachtig in 't andere bed, waar klein Klaasje lag, stil met dichte oogen - en floot zachtjes.
Maer 't hielp niet, Klaasje keek niet op.
‘Klaasje! Klaa-aas!!’ riep ongeduldig de jongen.
Het zieke kind knipperde met de oogleden, flauw blauw lodderden de oogjes even naar Leo heen; dan, bewegingloos gekneveld in 't waterverband, dat z'n zieke borstje benauwd insloot, bleef hij stil liggen, duwde alleen de deken wat af.
‘Nee, met Klaasje was 't niks gedaan - hij sliep alweer - hoor, wat praatten ze daar nou over hen tweeën?’
Zijn kin gestut op den harden bedrand luisterde hij fel.
't Was moe tegen tante Fie: ‘Een getob hoor, drie weken lang,
| |
| |
eerst met die mazelen, twee zieke kinderen tegelijk, en die Leo kon je haast niet in bed houen - en toen waren ze allebei zoo gaan hoesten en hun maag in de war - en nou was Leo haast beter, maar bij Klaasje was 't bronchites geworden, hij lag nog in 't waterverband, maar de dokter was van morgen heel tevreden ja dan dacht je d'r te zijn, hadt je dit weer - -’
Even keek de visite onbestemd de donkere alkoof in, waar niets meer te ondescheiden viel - knikte schijn-belangstellend - maar de jongen, meenend, dat de aandacht nu eindelijk op hem gevestigd was, verviel plotseling in luidruchtigheid; en hij beukte met zijn twee vuisten de kussens, en sprong op en neer in zijn bed.
‘Zoo'n bengel!’ lachte tante Fie, waar ze hem zag in 't donker op en neer dansen als een witte hansworst. Ze stond op, langzaam en zwaar, met een satijnig gekraak van haar japon, en kwam op hem toe.
‘Zoo'n bengel,’ en ze trok hem tegen zich aan, en knuffelde hem met haar dikke, zachte handen. Beduusd een oogenblik door de liefkozing van die tante, die hij haast nooit zag, prettig ongewoon voelend de aanraking van gladde zij aan zijn wang, zat hij een oogenblik stil in elkaar als een verschrikte poes - toen plotseling sloeg hij zijn wilde stevige armen uit en rukte haar bijna omver over het bed. En ze stoeide met hem, kriebelde hem, tot hij 't hardop uitgilde van pret.
In 't andere bed knipte Klaasje, verschrikt opschokkend de pijnlijke oogjes open, en versuft, vaag beangst bleef hij, niet begrijpend, staren naar dien breeden, gladden, zwarten rug, zoo benauwend dicht bij hem. En weer knipten zijn oogen, om pijn ergens in zijn hoofdje bij Leo's gillen.
Moe was ook binnengekomen.
‘Stil een beetje voor Klaasje,’ zei ze.
‘Hindert dat?’ Tante Fie keek wat verlegen op, oolijk ssst wijzend aan Leo.
‘Och, ik weet niet, de dokter zei, we moesten 'm vooral kalm houen - nou 't ligt hier wel stil anders....’
‘Tante wat is dit? en dit tante? riep Leo er doorheen, en zijn driftige jongenshanden frommelden ongedurig aan het medaillonnetje om haar hals. Ze knipte het even open om hem tevreden te stellen, en maakte zich toen los. Ze was rood van het bukken,
| |
| |
en Leo hoorde iets hard knappen toen ze weer recht ging staan. Verbaasd keek hij haar aan, wat 't zijn kon, zag, dat ze onderzoekend voelde langs haar zij. Klaasjes oogen vielen weer toe, terwijl moe, over hem heengebogen, de dekentjes hooger optrok maar gekneld in 't te stijf verband, wrong hij met een kreuntje zijn hoofd opzij, het heete halsje wegrekkend uit het broeiend dek.
Even keek moe - dan gerustgesteld ging ze terug in de kamer, de heerlijk gezellige kamer, waar ze nu zoo prettig bij mekaar zaten.
‘Hij slaapt’, zei ze, en even opmerkzaam bij het luider gegons der zich nauwelijks meer dempende stemmen, hernam ze zwakjes:
‘Zooals zoo'n kind maar door alles heen slaapt hè?’
‘Dat 's een goed teeken,’ zei meneer Balstra opgelucht en meneer Jansen zich nu eveneens bevrijd voelend van den klemmenden druk stil te moeten zijn, viel in:
‘Ja, kinderen! Kom daar eens om bij een groot mensch. Ik kan je zeggen, het hindert mij, als er een bromvlieg in de kamer is, dan kan ik al niet slapen....’
‘Nee,’ zei meneer Balstra. ‘Ik slaap altijd goed, alleen als ik wat mankeer, dan moet ik alles doodstil om me heen hebben, dan hindert me letterlijk alles....’
En pa zeker er over heen:
‘Daar heeft zoo'n klein kind nog geen erg in.’
Betsie, zich groot voelend, zij alleen bij de groote menschen, keek even geringschattend de alkoof in - en inniger vleide ze zich tegen tante Fie, bang dat ze naar 't broertje zou gestuurd worden om te spelen; want ze hoorde heel goed, hoe Leo, weer aan zich zelf overgelaten, belust op een spelletje, opnieuw probeerde Klaasje wakker te roepen.
‘Klaas - Klaasje! hoor es!’
't Heete hoofdje verschoof even zoekend op 't brandende kussen, de verschroeide lipjes openden korstig-droog; maar hij gaf geen blijk van belangstelling bij Leo's roepen.
Moe was dichter geschoven in den gezelligen kring, waar tante Fie, zich zelf wel wetend groote knappe vrouw, gekheid maakte met de heeren, die met wat kleine glinsterende oogjes naar haar keken, uitbundig lachten om al wat zij zei.
Verdrietig sprong de jongen op en neer in zijn bed.
‘Waar lachten ze nou toch weer zoo om!
| |
| |
Wat had tante Fie daar nou gezegd, hè, ze was zoo gauw weggegaan bij 'm vandaan - hij zou Betsie vragen wat tante voor grappigs gezegd had.’
‘Betsie!’ riep hij, ‘Betsie!!’
Maar 't zusje schokte korzelig afwerend met haar elboog, keek niet om.
‘We zullen de lamp er maar bij opsteken,’ zei de jarige pa opgewekt. En een plezierig ha! schalde op, toen fel onder de gele kap het licht uitschoot.
‘Ha - ah!!’ juichte Leo in zijn bed na, mee willende doen, z'n aandeel willende hebben van de pret; maar hij zag wel, niemand lette op hem, en hij bleef maar akelig verschoven op het tweede plan in de nu geheel donkere alkoof.
‘Wat zou hij nou toch doen - wacht onder bed lag zijn trompet, daar zou hij wel eens eventjes op blazen -’
Heelemaal over de rand naar beneden duikend, alleen zijn voeten nog vastgehouden in de dekenprop, tastten zijn handen onder bed, waar 't speelgoed van dien morgen bewaard lag.
‘Daar hadt je 'm - effen blazen - dan zou Klaas toch wel wakker worden.’ Zachtjes blies hij een paar tonen, die voor 't gezelschap in de kamer verloren gingen in 't stemgeroes, en benieuwd observeerde hij, al blazend, de uitwerking op Klaasje.
Weerloos het gezichtje in 't licht, dat pijnlijk stak door de brandende oogleden, kreunde Klaasje klagelijk op bij 't onverwacht nieuw rumoer; onder de dichte deken, het broeiende opdrogende verband, hijgde het kind in de onfrissche kameratmosfeer, en plots scheurde een kuch uit zijn keel.
Leo trok er dadelijk partij van.
‘Moe!’ riep, ‘Moe! Klaasje hoest, hij wil drinken!’
Spijtig, zóó uit 't verhaal van Fie over dat malle mensch aan d' overkant, mevrouw Loor, stond moe op, kwam met een kroesje citroen en water naar de alkoof. Tante Fie had zich belangstellend even omgekeerd.
De oogen van den jongen glinsterden. ‘Tante Fie, hè tante, komt u dan ook?’ riep hij verlangend ‘moet u hooren tante!’ - en als laatste middel om haar te lokken daar uit die heerlijke gezellige kamer waar 't feest was, aan zijn nare donkere bed, blies hij opeens schel taterend zoo hard hij kon op zijn trompet.
‘Jongen!’ lachte tante Fie gul, en ze stopte haar vingers in
| |
| |
haar ooren, maar hij, verrukt door z'n succes, blies door, rechtop in zijn witte hansop, met oogen, stralend van plezier, oorverdoovende, snerpende geluiden.
Driftig keerde moe zich om.
‘Hier die trompet!’ en ze ontrukte hem 't ding, gooide 't buiten zijn bereik op de tafel. - ‘Dat getoeter vlak aan je hoofd!’ en ze probeerde Klaasje te doen drinken, innerlijk popelend van ongeduld.
Maar Leo was in een gillend protest losgebarsten, en hij krijschte, woedend, zonder tranen, om zijn trompet, tot hij plotseling zweeg om pa, die hinderlijk gestoord in z'n plezier, met groote stappen de alkoof inkwam.
‘Wil jij je mond wel es houen? Gauw gaan liggen, en laat ik je niet meer hooren, of pas op hoor!’
Geschrikt van de bulderstem, bang voor het dreigende groote vaderlijf, de opgeheven hand zoo vlak boven hem, schoot het jongetje gezwind onder de dekens, trok die tot z'n kin op.
Onwillig knorrig keek pa van hem naar Klaasje, die half opgericht door moe gretig het drinken inslurpte.
Even raakten moe's vingers het kussen en plots wantrouwend legde ze de hand op de sloop.
‘Wat was dat warm! Zou hij nou toch weer meer koorts hebben - maar hoe kon dat - de dokter had toch van morgen nog gezegd, dat 't nogal goed ging....
En terwijl ze het kussen keerde, z'n hoofdje neerliet op den frisschen kant, riep ze aarzelend haar man.
“Zeg....”
“Wat is 'r?”
“Hij is zoo warm, zou hij weer meer koorts hebben?”
Maar hij viel dadelijk knorrig uit:
“Jij ook altijd! nou net, als 't eindelijk voor 't eerst weer es een beetje gezellig is, nou je weer eens iemand hébt....
Omdat hij warm is - dat moèt immers, begrijp je dat niet? Warmte moet zijn genezing zijn....”
Zwaar bukte hij over het zieke kind, dat benauwd het hoofdje op zij trok om den warmen adem te ontgaan.
“'t Zal wel losloopen,” zei hij zonder veel aandacht - “gevatte kou moet er door warmte uit - als hij lag te rillen, dan hadt je reden tot klagen....”
| |
| |
Haastig stapte hij de kamer weer in, waar de vrinden schuin op hun stoelen de hoofden bij elkaar, uitbarstten om een gefluisterde grap; verlangend schoof hij er tusschen. Nog even aarzelde de vrouw, dan ging zij ook naar binnen, met geweld de opgekomen zorg verzettend - snakkend ook om te genieten van de gezelligheid die er nu eindelijk weer eens wàs, waar je van moest profiteeren na al die saaie ziekteweken - de kinderen lagen toch goed in bed, konden geen kwaad, en verhelpen kon je er toch niet aan - en dichter schoof ze bij Fie, dat die nu verder vertellen zou van Mevrouw Loor, dat mensch - nou en die had een japon van tweehonderd gulden, de meid had 't verteld aan haar schoonmaakster en d'r man verdiende maar achthonderd - ze zeggen dat ze....’
Gretig bogen de vrouwenhoofden naar elkaar toe. Betsie, gedrongen tegen de tafel, haar gloeiende wang op haar arm, ving op halve zinnen, woorden die ze niet begreep - maar ze luisterde, luisterde gespannen met glinsterende oogen, en nijdig rukte weer haar elboog, toen uit 't bed twee maal het broertje zachtjes verlangend om haar riep.
Steelsgewijze of hij nergens aan dacht nam Jansen een sigaar uit den nog vollen sigarenbeker op tafel en even steelsgewijze liet pa het toe... na eenige aarzeling presenteerde hij dan Balstra, nam zelf ook een....
Even werd Moe opmerkzaam.
‘Zeg,’ zei ze flauwtjes, en ze wees met haar hoofd naar de alkoof, ‘zou het niet....’
‘O welnee’ weerde hij haastig af.
‘We zitten er hier zoo'n eind van daan en we kunnen hier de deur een eindje openzetten, dan trekt het de gang wel in.’
Uit het grootste bed bespiedde Leo het alles met slaperige oogen.... huilerig, omdat zich niemand met hem wou bemoeien, moe en doezelig hij ook van 't ongewoon gedoe, 't druk gepraat, had hij zich laten afzakken, lag nu met zijn hoofd op den bedrand verveeld te kijken.
Dan opeens kreeg hij een idee; hij kwam overeind, en keek naar Klaasje - die lag als te voren stil, kort benauwd te hijgen, de oogjes dicht.
Het jongetje kéék.... In de kamer lette niemand op hem; om de tafel zaten ze allemaal, dicht bij elkaar geschoven, moe en tante
| |
| |
Fie, en Betsie ertusschen, met hun rug naar hem toe, en pa en die meneeren zaten te lachen en te rooken, keken nergens naar - hij kon 't best wagen - hij wou niet langer hier zoo maar alleen liggen, hij wou bij Klaasje, samen bij elkaar in bed....
Nog een oogenblik spiedde hij, dan voorzichtig glipte hij eruit, wipte met een zachten sprong naar den overkant - en kroop in 't andere bed, behoedzaam Klaasje naar den muurkant opduwend.
Even kreunde het zieke kind geschrikt op, maar meteen hield de hand van het broertje stevig zijn mond dicht.
‘Stil nou Klaas, je mag bij me - prettig?’ en hij wurmde zijn arm onder Klaasje door, sloeg ook zijn anderen arm om hem heen, lag toen tevreden stil, het koortsgloeiende lichaampje stijf tegen zich aangedrukt.
En sliep in....
In blauwe wolkjes dreef de sigarenrook de alkoof in; maakte de lucht in de menschenvolle benauwde kamer om te snijden.
Het korstig droge mondje half open, lag Klaasje te hijgen.
|
|