de beste edelman. Doch het schaadt haar geenszins, indien zij daarnevens een weinig positiever geworden is dan in vroeger, romantischer jaren. Dat heeft het burgerlijke - en goed - gedaan.
Aldus kunnen dan ten slotte de jonge man en het jonge meisje, beiden edel van nature, elkander vinden en zal hun huwelijk geen vergissing blijken, al doet vader Poirier ook, in zuivere argeloosheid, zijn best de verzoening nog te beletten. Die vader Poirier is de eenige in het stuk, die de schrijver niet idealiseerde naar ons gevoel, waarschijnlijk omdat hij, als kunstenaar, zoo bijzonder het land aan hem had.
Poirier toch vertegenwoordigt de bourgeoisie satisfaite, de gezeten burger, die krachtens zijn nieuwen rijkdom meent op de hoogten des levens te tronen en afschuwelijk tevreden is. Tevreden met zijn positie, met zichzelf en met de wereld, de voortdurende, honende ontkenning van al wat het leven dragelijk maakt voor fijnere naturen. Alles is beleedigend aan zoo een mensch, aan de gansche weldoorvoede, zelfvoldane menschensoort, en het eenige, waarmee zich de artiste kan wreken op de onbewuste levensvernedering, hem door dit ras aangedaan, is het individu zelf te herscheppen in al zijn groteske afzichtelijkheid. Zoo hebben dan ook talrijke kunstenaars gedaan. Ik wil hier alleen maar herinneren aan Multatuli ten onzent, aan Fontane in Duitschland, aan Flaubert en Zola in Frankrijk.
Maar ook Augier heeft blijkbaar van het soort te lijden gehad, anders hadde hij die figuur van papa Poirier niet zoo kwaadaardig raak kunnen scheppen. Terwijl alle hoofdpersonen in het stuk zich van ‘slecht’ tot ‘goed’ verkeeren, blijft Poirier zich tot de laatste woorden gelijk: een ongeneeslijk paskwil der beschaving, zonder een grein van idealiseering. Ik denk alleen maar, dat Augier zijn schepping toch wel een caricatuur zal geacht hebben, terwijl wij hem nauwlijks overdreven achten en in zijn ongeïdealiseerden staat juist naar het leven.
De heer Van Kerkhoven heeft hem voortreflijk weergegeven, den completen parvenu van anno '46, misschien nog meer Vlaamsch en Hollandsch dan Fransch, maar dat hinderde zeker niet, waar het zoo echt was.
Meer dan in den ijdelen Bulgaarschen majoor, heeft de heer Van Kerkhoven zich in de burgerlijke platheid dezer rol kunnen invoelen, om haar als persoon overtuigend te herscheppen en zijn creatie zal ons nog lang in herinnering blijven.
De heer Verkade, als de jonge markies, leek.... neutraal. Zijn groote intelligentie wijst dezen speler altijd waar het ongeveer heen moet, maar zijn middelen kunnen den wil niet altijd volgen. Zoo doet hij dus zijn best niets te bederven en enkel aan te duiden, wat hij niet ver-beelden kan. Resultaat: iets neutraals, onhinderlijks, zelfs gedistingeerds.... Verkade zelf.