Groot Nederland. Jaargang 9
(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |
Parodieën
| |
[pagina 726]
| |
‘Ever 'eard of a feller called 'Umpty?
'E fell off a wall, I've 'eard tell:
An' so 'igh was the wall that this 'orrible fall
Was enough to send 'Umpty to 'Ell.
So they sent for 'Is Majesty's Jollies,
An' they sent for 'is guns an' 'is 'orse,
An' the 'ole o' Pell-Mell an' the 'Orse-Guards as well -
But ole 'Ump was a totual loss’.
Op eens, merkwaardig contrast, raken we van het soldaten-slang op den kothurn van Tennyson; hoort hoe het Witje Witje gaat bij hem die een rietpijp werd genoemd en alles wat er door geblazen werd muziek (als we 't uit de verzen niet konden voelen, zouden we het uit het opschrift ‘An Idyll of the King’ al kunnen weten, zooals trouwens boven de voorgaande parodie ‘A Barrack Room Ballad’ staat): So came Sir Humpty to the lofty wall,
And sat him there and laughed aloud in pride.
An angry murmur rustled thro' the crowd,
As when in Autumn fallen leaves are stirred
By winds that moan, and in their moaning pass.
Anon one cried: ‘Behold, Sir Humpty falls!’
So fell Sir Humpty: and to bear the tale
Sped runners swift of foot to Camelot.
So Arthur came and all his chivalry,
But naught availed to raise the fallen knight,
Or might of straining steeds or straining men.
Der zake kundigen zullen hierin elementen vinden van de ‘Morte d'Arthur’. Overigens treft mij het epitheton ‘straining’ als iets meer voor Browning dan voor Tennyson. Ik sla een paar parodieën op Kipling en Browning over om over te gaan tot die op Maeterlinck, ik geef toe geen moeielijk soort parodieeren - er staat boven: Maeterlinck (in the Gallery) -:
First Deaf Man.
I cannot hear what they are talking about.
Second Deaf Man.
They are certainly talking.
First Deaf Man.
Oh! yes; they are certainly talking. But we cannot hear them.... There! I have dropped my handkerchief over into the Hall. Oh! oh!
Third Deaf Man.
Oh! oh! you have waked me. I was asleep.
Fourth Deaf Man.
I was asleep, too.
First Deaf Man.
Can you see my handkerchief anywhere below?
Fourth Deaf Man.
You forget that I was also born blind.
First Deaf Man.
Yes, I forgot that. Never mind. I will remember it in future. We want to know what they are talking about.
Third Deaf Man.
I do not know what they are talking about; and I care less. I care very much less.
Second Deaf Man.
It must be about time to go back to the Asylum.
| |
[pagina 727]
| |
De parodie op ‘Les Aveugles’ is duidelijk; we zullen de dooven nu naar hun gesticht laten trekken, eenige parodieën op Macaulay, Rossetti, W.E. Henley en Kipling (laatstgenoemde heeft Guedalla bizonder geëxploiteerd, en hij leent er zich ook prachtig toe) overslaan om te laten hooren hoe meesterlijk hij Swinburne nabootst, en hoe volkomen hij gang van 't vers, woordenkeus, allitteratie enz. heeft opgevangen. Er boven staat ‘Dollares. Our Lady of the Wheat-Corner’ en het is natuurlijk een parodie op ‘Dolores: Notre Dame des Sept Douleurs.’Ga naar voetnoot1) De Spielerei bevat vijf strofen, ik haal alleen de eerste en de laatste aan: The heavy white shafts and the golden
Carved capitals gleaming above
In American Bars, that embolden
A man to the liquors of love -
Here, here where the markets are flighty
With crapulous corners in grain,
Even here thou abidest, Almighty
Dollares, our Lady of Gain.
When the plaster is utterly shattered,
And Paris is perished and past,
When the singers of snatches are scattered,
And the colours are fallen from the mast,
We shall see whether bulls become bears then
If the wheat-pit is pleasure or pain,
We shall sever the wheat from the tares then,
Our Lady of Gain.
Hierover verder uit te weiden is na het hierboven gezegde onnoodig. Alleen wijs ik op de aardige assonantie in den laatsten regel ‘Our Lady of Gain,’ tegenover Swinburne's ‘Our Lady of Pain.’ Uit een parodie van Walt Whitman - ook een dankbaar onderwerp - haal ik het volgende aan: I see double! Libertad, Americanos, Libertad I cry. (No, I will not keep quiet.) | |
[pagina 728]
| |
Allons, camerados, let us tax the foreigner; let us tax him in Paumanok, Manhattan, Oswego, and Illinois, but especially in Illinois. Voor wie Walt Whitman kennen, is dit brokstuk uit de ‘Canzonette to Democracy,’ waarvan alleen de beide eerste ‘strofen’ zijn weggelaten, om het uit te gieren. Een groote deugd van Guedalla is dat hij de juiste maat zoo goed kent en die dingen niet te gerekt maakt. Laat ik de afdeeling parodieën besluiten met een kwatrijn, afgeluisterd van Omar Khayam, den Perzischen dichter. Het is ontleend aan het onderdeel van dit boekje, getiteld ‘The Poets at the Union,’ waaruit ik ook de parodie op Maeterlinck aangehaald heb: I will arise and talk, and They will shout,
Stamp like wild Asses all the Floor about,
Cry ‘Question’, ‘Shame’, ‘Explain’, and other things,
And not improbably will cast me Out.
Die hoofdletters zijn typisch voor ‘old Omar’: althans bij zijn Engelschen vertaler Edward Fitzgerald zien we ze bij massa's. Op de rubriek Parodieën volgt een afdeeling, door den schrijver ‘Other Things’ genoemd: aardigheidjes, studentikooze liedjes, spelerijtjes van actueelen aard. Aan de ‘Lines to Herr Baedeker’ ontleen ik de laatste regels, vooral ook om het zeer aardig gevonden driedubbelrijm in den derden regel, waarbij we aan ‘The Ingoldsby Legends’ denken; Barham had ook van die in hun soort geniale vondsten. When do the passionate seek Oberammergau?
Where was it Roland abraded his neck?
How may we all, letting syntax and grammar go,
Learn to converse with the orderly Czech?
Dat ‘orderly’ is in dit verband ook onbetaalbaar. Ook het slot van ‘Lines to an Author’ mag gehoord worden: | |
[pagina 729]
| |
With a knowledge of French annals from the time of Vercingetorix,
A student of Parisian topography and thirst
Addressing of his public in a dozen kinds of rhetorics,
Of publicists and sinners he is easily the first.
Dit is dubbel aardig voor hen die de zinspeling op ‘a publican and a sinner’ er onder door hooren. ‘Vacational’ is een echt studentenlied, een ode aan hen die van de vacantievermoeienissen weer komen uitrusten in hun verschillende ‘Colleges.’ Het begint aldus: Gentlemen lately returned to your Colleges,
There to repose from a vigorous Vac.,
Sadly imperfect the state of my knowledge is,
What are the pleasures on which you look back?
Was it Parisian, Meadows Elysian,
Joys that would soften the heart of a Frisian,
Moulin Roujollity, Rue de Rivolity,
Carrying on with young ladies of quality?
Hierna komen eenige stukjes drama, waaronder drie variaties op Sophokles' ‘Antigone’, volgens Shakespeare (doet aan het begin van ‘Hamlet denken), Bernard Shaw (getiteld ‘Getting Buried’) en Maeterlinck (‘Antigone in Lyonesse.’) Uit de Shaw-variatie deel ik een en ander mee. Een lange tooneelaanwijzing gaat natuurlijk voorop. 't Is ± 11 uur 's morgens in Thebe. We zijn in de studeerkamer van een oud-achtig man van zaken. In den boekenhanger staan o.a. Homerus, Shakspear en H.G. Wells. In de prullemand ligt een exemplaar van ‘Man and Superman.’ Daaraan kunnen we zien dat het 't vertrek van een vorst is, inderdaad de studeerkamer van Kreon, onder de koningen de bekendste en felste tegenstander van de ‘Fabian Society.’ Boven den schoorsteenmantel van gepolitoerd imitatie-marmer hangt een present-exemplaar van zijn voorgangers portret, Oedipus I, die het land achttien jaar lang boeide door zijn talent in het oplossen van raadsels en het vervaardigen van eindregels van rebussen. De Koning, die geïrriteerd is en een muiskleurigen baard draagt om zijn te-weinig aan kin te maskeeren, zit aan een groote schrijftafel: achter hem 6 deuren en 14 ramen, rechts 12 ramen, links 36 deuren en een klein ovaal raampje.Ga naar voetnoot1) Vóór hem zijn nichten | |
[pagina 730]
| |
Antigone en Ismene: daarachter een gewoon soldaat die er warm en onrustig uitziet. Daarop krijgen we een allerheerlijkst Shaviaansch stukje dialoog, zoo realistisch mogelijk, met kazernetaal en alles. De soldaat zegt o.a. ‘The cumpny an shootin file was drornGa naar voetnoot1) up orl dooGa naar voetnoot2) and propper, Yer Madjisty, wen these young wimmen - beggin yer parding, Miss - rushed somethink orrible acrorst the Piride GrarndGa naar voetnoot3) and clorspedGa naar voetnoot4) the prisner in their arm, shartin simultinyissGa naar voetnoot5) “Voats fer Wimmen.”’ Als laatste persoon van 't fragment komt Tiresias op met bakkebaarden en een vagen glimlach en zegt tot Kreon: ‘If I were you, Sir, that is if you didn't mind my suggesting, as it were, Sir, I shouldn't do nothing to the young ladies, Sir. My son, Sir, who's a General (sensation), he told me all about it, Sir: and the young ladies, if you 'Il pardon my saying so, Sir, appear to have acted very pleasant and ladylike, very frisky and genteel, Sir. And who knows but that some harm may come of it, if you act hasty like, Sir? You never can tell, Sir, you never can tell.’ Hier wordt aan 't eind Shaw nog even met den titel van een van zijn eigen stukken er tusschen genomen. Het allerlaatste stuk is een proza-novelle getiteld ‘Decoy,’ met den bijtitel ‘A Steep tale from the Plains,’ waarbij we onmiddellijk denken aan Kiplings ‘Plain Tales from the Hills.’ Het ‘Kiplingese’ is uitstekend weergegeven: lokale kleur met Hindoe-woorden, verhaaltrant, styleering, en het schetsje eindigt met het bekende, ik zou haast zeggen, refrein: ‘but that is another Story.’ Op de laatste bladzijde vinden we het volgende versje: Here is a Book; and there's little I like of it,
Much a Blue Pencil could easily strike of it,
More that a cleverer Hand could amend of it:
What does it matter? For here is an End of it.
En hier is ook het eind van deze bespreking. Wij kunnen den schrijver gelukwenschen met zijn slagen op een gebied dat door overdrijving had kunnen leiden tot verveling; hij heeft het ‘modus in rebus’ gevoeld en er zich aan gehouden in zijn werk. | |
[pagina 731]
| |
Ik aarzel niet het een zeer geslaagd aardig boekje te noemen, dat allen liefhebbers van de Engelsche literatuur menigen fijnen glimlach en nu en dan een hartelijken schaterlach zal ontlokken. Ten slotte: wie van onze studenten doet het Guedalla zoo geestig na? Wie is er zoo belezen in de nieuwere Nederlandsche literatuur dat hij knappe en leesbare parodieën maakt van.... ons allemaal? |
|