Groot Nederland. Jaargang 9(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 620] [p. 620] Koren door Henri H. van Calker. O wijde velden, kaal geschoren, Wat zijt ge mij een droef gezicht Nu ge als gestorven nederligt, Beroofd van 't wiegewagend koren Dat gister nog mijn grage ooren Zoo innig streelde, als er ging Een schuchtere windsiddering Door uwe breede diepe voren! Toen zongen uwe slanke aren Nog mooie liedekens voor mij, Dat ik ze diep in 't harte blij Als iets heel innigs zal bewaren [pagina 621] [p. 621] Nu zijn uw halmen saâmgebonden En staan, als tenten in een kamp Te laaien in den zonnedamp, Die broeiend neêrhangt in het ronde. En te vergeefs ik nu al luister, Of er dan niet één liedje klinkt! ............ De zon steeds lager, lager zinkt En zelfs geen koele windje ruischt er. Vorige Volgende