Groot Nederland. Jaargang 9(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 618] [p. 618] Verzen door Ad. Herckenrath. Toen toog de deemstring.... Toen toog de deemstring onverwacht ter reis, met breeden stoet, langs d'avondlijke kaden, getooid in vlammen-roode feestgewaden, en leek een voorbode eindeloozer peis. De stilte scheen te luistren, hoe een wijs van duistren vogel, om gewonde gade, verlaten neerstreek, langs de hemelpaden en dauw voor jonge vruchten werd tot spijs. Het was een oogst voor d'oogen, 't deemstrend westen met zijn kleinooden loornend aan de boomen, te zien gelijk een lichten-laaie veste. Zoo heb 'k, met teedre zorg, het kleurenkleed, waarin de nacht reeds purpren gaven gleed, en 't lied van warend leven opgenomen. [pagina 619] [p. 619] De dag ligt eenzaam.... De dag ligt eenzaam en gewond terneer-gestrekt op koopren spond en kan niet sterven. De pijn uit iedren ader breekt, wijl d'hemelwade somber leekt van doodsche verven. Hoe kan de tijd zoo hartloos zijn na zulk een lenteschoon festijn bij heire zangen! - Nu branden kaarsen reeds bij 't bed en 'k hoor den tred, dien nacht nu zet door koele gangen. Vorige Volgende