Groot Nederland. Jaargang 9(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Gedichten door J. Jac. Thomson. I. Ben ik droef of ben ik blijde, Wie en zegt mij hoe het is? Onbenarde, onbenijde, Ga ik door dit vreemd getijde In der tijden wildernis. Alle vruchten aller vreugden Droegen eenderlijke smaak; Elke beker dien ik teugde, - Hoe het bittre 't beste heugde - Laafnis in der nachten waak, Bij der dagen gouden vuren, In eens avonds groene struik, Lieten hun herinring duren; Lust verwijlt maar weinige uren, Laafdronk laaft slechts bij gebruik. [pagina 174] [p. 174] Wat blijft er mij nu gewonnen Uit den goudstroom van den tijd? Is de kostbre golf geronnen En het moeizaam werk begonnen, Dat steeds eedler schat bereidt? Ach wie weet wanneer zijn leven Vasten keer naar 't licht erlangt - Hebt ge met uw ziel geweven, Hebt ge uw ziel aldóor gegeven, Of ze in 't net der draden hangt. Is 't mijn schuld, dat 'k niet kon breken Door des levens wargewas Rechter weg naar de open streken, Waar de boomen en de beken Spreken met het needrig gras? Want en dag- en nachtetijden Zijn mij nog een wildernis - En door dit zoo vreemd getijde, Ga ik droef of ga ik blijde? Wie en zegt mij, hoe het is? [pagina 175] [p. 175] II. De avond is na. Het dun gordijn, Dat voor het open raam beweegt, Verbergt niet hoe den gouden schijn De schemer van den hemel veegt. De hooge boomen ruischen zacht; Een vrouw staat over 't hek gekromd Aan de overkant. Ik zit en wacht En luister wat. En de avond komt. Een kind roept in de leege straat Een ander kind. Geen antwoord luidt. Een poover schaap dat eenzaam blaat Verraadt zijn stal. Zijn stem gaat uit. De avond is na. Het boomgesuis Wordt diep en vol; een orgeltoon Loopt door den tuin en om het huis Uit struiken en uit looverkroon. Nu is de hemel sterrestil. Het licht werd duister; duisternis Wordt licht als hemels zilverspil Zachtglanzend straalt en 't avond is. Vorige Volgende