Groot Nederland. Jaargang 9(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 662] [p. 662] Verzen door Jules Schürmann. Oude Modellen. Zij zitten hulp'loos oud en stram, 't verweerd gelaat Stompzinnig en verdaasd, star voor zich uit te turen Zonder bewegen lijdzaam wachtende tot de uren Traagzaam vergaan gelijk hun heele leven gaat. Verborgen in de harde trekken voelt men haat Voor 't speurend wezen dat hen staag zit te begluren En voor wiens schaarsche zilver zij moeten verduren Willige prooi te zijn in hun armzaal'gen staat. Soms mummelen zij brommend onverstaanb're woorden En lijkt d'omgroefde brokkeltande mond gereed Als van een roofdier tot verscheuren graag en wreed. Soms flitst een schelle glans fel in hun glazige oogen.... Dan plots'ling zakken zij weer stomp, versuft gebogen Alsof zij nimmer voelden, dachten, zagen, hoorden. [pagina 663] [p. 663] Avondliedje. In blauwe avondlucht waar late vogel vlucht Zit ik te staren; De boomen heen en weêr wiegelen op en neêr Gelende blâren. Alles in mij wiegt mee of van de boomen gleê Iets in mijn leven, En 't briesje dat daar vaart door 't wuivende geblaárt Voel 'k in mij zweven. Is 't vreugde of weemoed die vlietende melodie In mij doet komen? Ik weet niet, volg alleen dat wiegen door mij heen Mee met de boomen. [pagina 664] [p. 664] Toen ik mijm'rend liep te dolen.... Toen ik mijm'rend liep te dolen Hoorde ik in het bosch verscholen 't Fluiten van een nachtegaal. 'k Dacht: zal ìk in stilte vinden 't Lied van wat ik leed en minde.... 't Fluiten van een nachtegaal?.... Zal 'k in held're tonen geven Licht en donker van mijn leven.... 't Fluiten van een nachtegaal? Vorige Volgende