Groot Nederland. Jaargang 9(1911)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 457] [p. 457] Uit: ‘Hoven van den herfst’ Door J. Greshoff. I Breviarium Grimani (dl. I). Tot de Maanden. Hier zijn de maanden alle twaalf verbeeld Door Vlaamsche meesters die den vluggen tijd Gevangen hebben en met eer geleid In de eigen vormen van hunne eigen weeld'. De maand die de oude zegen: oogst, bereid; En die de zwoele schat der bloemen deelt; En die waarin de jonge liefde speelt; En die de rust om moede leden vleit. Zoo twaalf getrouwe dienaars van het jaar In zoeten rondgang om ons eenzaam leven, Behoeders voor ziels pijnen en gevaar.... ‘Wat is het aardsche dolen zeker-goed Waar gij ons leidt door uw getooide dreven, Waar gij ons met uw váste vreugden hoedt.’ [pagina 458] [p. 458] II. Herfst. Klein onder 't grijze dreigen van den regen Lag in zijn armlijkheid de dag gedoken In huiver-kille en vocht-verzwaarde roken Het dampige moeras der aarde ontstegen. De strakke lucht is eindlijk nog gebroken: Vergeefs kwam deze late lichte zegen Want de avond had al vasten voet gekregen En op het land zijn vale vaan gestoken. Zult gij nu talmen met mij te beminnen?.... Het herfsttij vordert en van af de tinnen Der angst zie 'k boven de einder Winters kruin. 't Zal àl vergeefs zijn zoo gij langer wacht, Dan legert met zijn bandelooze macht De Winter zich in onzen náákten tuin. Vorige Volgende