‘Wat is 't verschil tusschen.... een-ne.... tussche.... tùssche....
Ze pulkte, de kluts kwijt, langs het ristje roode knoopjes, dat over haar corset-borst heenklom; aan 't bovenste knoopje begon ze te draaien, daar vond ze haar gedachten terug:
‘tusschen een oude juffrouw die verhuisd is en een jonggetrouwd paar?...’ Ze zei het rad in éen uitval, in één langen woordwimpel over de tafel geslingerd.
Juffrouw van Kregten en juffrouw Stroo, de vriendinnen rezen kalm-waardig op.
De rondwapperende oog-blik van de raadselopgeefster joeg langs de overgebleven dames, klampte zich vertrouwend aan mevrouw.
‘Laat is denken’, zei deze plichtvol.
Mevrouw van Dam nam onderwijl rustig het ei dat op 't schaaltje was blijven liggen.
Mevrouws denkende oogen deden of ze 't niet zag dat dit van Dam's tweede was.
Juffrouw Valois keek naar buiten, zocht, 't hoofd geheven naar 't luchtstukje boven het geschilderde landschap.
Over haar gelaat, blank uit de blauw fluweelen blouse, lag een matte schaduw of ze geestelijk was vermoeid en beu van het leven zooals het weeral stond in den dag.
De agentesse had het ei op en kraakte de schaal fijn in elkander op de andere schaalstukjes in 't dopje. Met haar vinger stampte ze de schilfers goed neer.
Voor Jans nou maar een boterham met kaas... dachten mevrouw's nog steeds met het raadsel bezige oogen.
‘Een oude juffrouw is gelukkig-over, en een jong paartje is over-gelukkig.’
‘O, is dàt het,’ zei mevrouw met vale verwondering, pakte al vlug de bordjes in elkaar.
Jans bracht het omwaschbakje met heet water binnen.
‘Er is nog wat koffie,’ zei mevrouw, de filter van 't potje optillend.
‘Geef u 't mijn maar,’ vroeg Jans.
‘Meid, wat drink je toch een koffie!’
‘Koffie zet bloed aan zeggen ze’ - zei de meid - ‘en thee zenuwen.’
‘Van koffie gesproken,’ vatte mevrouw, ‘we hebben 't laatste uit de bus gehad.’