Groot Nederland. Jaargang 5
(1907)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 432]
| |
I.Ik ben een mensch tot eenzaamheid geboren
En die naar liefde altijd verlangen moet, -
Ze is als een dwaallicht wijkend voor mijn voet,
Die wankelt naar zijn vlam en korte gloren,
Die volgt en rusteloos zich leiden doet,
Totdat ik sidderend zal staan verloren
In barre vlakte waar de nachtstorm woedt....
Een zwerveling tot eenzaamheid geboren.
Geen woord, geen kus, geen oogen-lach zal baten,
Want blijvend is geen lach, geen kus, geen woord;
De liefste handen voeren snelst mij voort,
Na lichter vlam sta 'k donkerder verlaten, -
Ik roep om liefde en vreeze ik word gehoord;
Ik zelf ben liefde en moet de liefde haten.
| |
[pagina 433]
| |
II.Boschruisching is een liefelijk verheugen
Voor die vermoeid is van zijn langen dag,
Een laving koel en wonderbare teuge,
Een vleigerucht, een dartelende vleuge
Die streelt zijn oogen tot een zachten lach.
Boschruisching is een sproke vol geheimen
Gefluisterd van een liefdevollen mond,
Die doet des harten droevigheden zwijmen,
Die kust de lippen vol van speelsche rijmen
En vreugd van woorden die de dag niet vond.
Boschruisching is een dans van blonde droomen
Teeder getreden op de lichte ziel,
Zij dansen blij en met een zoete schrome,
Zij dansen wat des daags niet wilde komen
Maar wonder van den avondhemel viel.
Boschruisching wieg mijn weemoed en verlangen
Dat tot geneucht van liefde ligt bereid,
Zing mij de liefde van uw schemerzangen,
Houd mij van uwen droom teeder bevangen,
Zeg mij de troosting van mijn eenzaamheid.
| |
[pagina 434]
| |
III.Eens - in den zomertijd - toen de avond gloeide
In bleeke lucht op ouden klokketoren,
Hoog uit een dorpje, en weemoedvol een horen
Klaagde van ver op 't land dat geurig bloeide;
Langs een blank water ging ik, droom-verloren,
Bij huivrend riet waarin libellen stoeiden,
- Toen was 't of rijk als zomerbloei me ontvloeide
Wonder van liefde in mijn stil hart geboren....
Ik toefde en lachte zacht en sloot mijn oogen;
't Was als een droom waarin de bloemen spreken
Al teerheden van geur, zoelte-bewogen,....
En héel de sterren-nacht werd liefde-sproke....
Tot 's uchtends was de droom van mij geweken -
Toen weende ik om mijn hart vergeefs ontloken.
|
|