Groot Nederland. Jaargang 5(1907)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Het gulden uur door Léonce du Catillon. Er is geen ander licht ten blauwen hemel Dan 't zonnelicht dat om mij speelt en lacht. Waarheen mijn' oogen zien is 't goudgewemel En overal is 't rosse kleurenpracht. Door 't vesperlicht verguld zijn alle boomen De menschen mede die er onder gaan, De torens aan de verre hemelzoomen.... 't Is goed in al die helderheid te staan. Hier gloeit de klare stroom vol zonnegensters En 't licht weeft goudbrokaat op gras en mos. Tot zonnespiegels worden alle vensters; De donk're den verandert zelfs zijn dos. Daar bleust het dorp beneên zijn roze molen; De zon belegt de daken met koraal. De schaduw krijgt nu tinten van violen, En 't heele gloort in koninklijke praal. De hemel lijkt een vlinder. Onbewogen, Met uitgespreide wiek hangt hij omhoog; De vleug'len zijn ter kimme neergebogen; En al die schoonheid vangt mijn monk'lend oog. Er zijgen droomen over de aarde neder: Als zonnemuggen zweven zij er rond; Hoe wordt mijn hart zoo week nu en zoo teeder In 't hoog geluk van dezen gouden stond. Vorige Volgende