Afwijkingen
Door Karel van de Woestijne.
I.
Avond-harmonica.
Harmonica-der-zeven-weeën, drenzend-zingende harmonica, schrijnend lied met iedere noot een wonde, klacht die schrilt en nijpt in den onweêrs-avond, zoo pijnlijk-valsch, zoo pijnlijk-valsch: waarom hebt gij gezongen, harmonica die zoo treurige leute zingt in den avond, arme harmonica als een menschen-hart, harmonica gelijk mijn moeden mond, harmonica, o, der zeven-weeën?....
- Heel de dag is geweest als een hol huis om mij, álles een dreunend om-rondend geruisch, iedere beweging een zinderend gezoem in mijne ooren, een na-trillen, kring aan kring, in de klok mijner hersenen.
En nu, in den gezakten avond die een onweêr broeit, ik, nauwelijks buiten gekomen in die ledige stilte, die me stelt, gegroeid, boven de aarde: nu, die zang eener harmonica in de handen van een of anderen koeier die zijn vredig-zijn, of zijn fantazie, wil zeggen in dees schampere tonen....
- De avond is ijl en moe. De hoeven zijn geknield in de doove grijste. De hagen zijn stil.
Maar ík ben niet stil, en die harmonica is niet stil. Ik zoek angstig een vrede, eene vrede. - Een harmonica schrijnt gerekt, zingt angstig eene vrede, - een vrede naar nieuwen angst: harmonica als een menschen-hart, arme harmonica der zeven weeën...