Groot Nederland. Jaargang 4(1906)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] Verzen Door Daan van der Zee. Voorbije dagen. Als ik bij teêr me omschijnend licht zacht pen-bewegend zangen dicht van schoonheids-voeling, en jòu, mijn lief, in vreugdigheid brengt nooit-geweten zaligheid lach-kindjes kroeling, daar held're kreetjes dart'len uit het wiegje, schuldeloos geluid van weetloos leven, terwijl jij over 't wiegje buigt, en heel je ziel van blij-zijn juicht, in 't lippen preven...., dàn zie ik als een schoon visioen al 't vroeger hope' en wenschen, toen we alleen nog waren, toen onze levens groeide' ineen, toen onze liefde uitlentte en geen zorg leed kon baren.... O, weet je 't nog, - de wijde lucht, 't alom-uitbrekend lent'genucht, de groene weien, 't was àl van liefde en schoonheid bêi, wat ze zoo zang'rig rei op rei ons telkens zeien. [pagina 189] [p. 189] O, weet je 't nog, - de gouden zon, die spinrag-fijne netten spon van licht en kleuren, en ze over bosch en heide hing waar 't bijtje kwam en gonzend ging z'n liedje neuren.... O, weet je 't nog, - 't was enkel vreugd één gouden dag, opnieuw verjeugd na telkens tanen, zóó dachten wij ons komend zijn, geloofden niet aan smart en pijn en weemoeds-tranen. 't Werd anders dan wij dachten toen, de liefde bleef in al ons doen èn 't schoonheids-weten, maar zorg en leed verzelle' altijd die beide en vorme' een eenigheid, elk toegemeten.... Als 'k nu bij teêr me omschijnend licht zacht pen-bewegend zangen dicht van schoonheids-voeling, dan weet ik, dat dìt leven is: schoonheid en leed, liefde en gemis, de Gods-bedoeling. [pagina 190] [p. 190] Mei. Merk den Meie-middag-toover lachend lichten langs de lucht; wuive-windje, weeld'-gerucht, zoelt door zon-beladen loover; schijn en schaduw weem'len rond op den gruis-bestrooiden grond. Goud plast neêr op jonge planten, die zacht wieg'len op den wind, rododendrons, teer-getint, torsen trosse' aan alle kanten, voog'len vleug'len in het licht, vlekke' in 't gazig lucht-gezicht. Heel de hemel blauwt alomme als een luchten-spieg'lend meer; 'lijk een witte vogel-veêr waart een wolkje; en rondomme rolt al ruiz'lend windje aan, rillend, trillend in de blaân. Merk den Meie-middag-toover lachend lichten langs de lucht, 't tink'lend kwink'lend kweel-gerucht in het jong-ontloken loover, 't wijd-doorschijnend lucht-gezicht, wazig, gazig gouden licht.... Vorige Volgende