| |
| |
| |
Zilveren feest
Toneelstuk in één Bedrijf
Door C.P. Brandt van Doorne.
(Recht van opvoering voorbehouden volgens de wet van 28 Junie 1881, Staatsblad no. 124.)
Personen:
|
Frits Welter. |
Suze, zijn vrouw. |
Tine, hun dochter. |
Joost de Ridder. |
Daatje, dienstmeid. |
Een bloemisteknecht. |
Het toneel stelt een kamer voor bij de Welter's. In 't achterdoek twee vensters met uitzicht op de tuin.
Links, dicht bij een van de vensters, een deur. Rechts: schoorsteenmantel met pendule. Op de voorgrond, rechts, chaise longue.
In 't midden van de kamer, onder de gaskroon, een tafel waarop twee vazen.
Spiegelkastje, leuningstoelen, schilderijen enz.
Welter (levendig, opgewekt uiterlik; grijzende snorren en puntbaardje) staat op een kamertrapje en bevestigt een slinger van groen en bloemen boven de schoorsteen. Hier en daar is de kamer al met groen versierd. Daatje is juist binnengekomen met een witte omwasbak vol bloemen.
Dit benne de laatste meneer. Nou is alles-t-'r af.
(bezig op het trapje, zonder naar haar te zien). Mooi. Zet maar op tafel.
(zet de bak op tafel, ziet naar meneer, doet een paar stap-
| |
| |
pen naar 't venster en kijkt uit). De tuin is nou nèt zoo kaal... 'k Vin het zonde. Nou. (Welter werkt zwijgend door.)
(bescheiden). Is er vandaag 'n feest meneer? Ik had van niks gehoord....
Wàt voor feest, as ik vrage mag?
(opgewekt. Hij is klaar en klimt van de trap af). Feest. Doodgewoon: feest. Omdat ik nou's lust heb feest te vieren. Dáárom. Als ik feest vieren wil.... als ik daar trek in heb, waar zou ik 't voor laten, hè?
(aarzelend). Dàt is zo....
Moet jij altijd een biezondere reden hebben als je es pret maken wil?
(half overtuigd). Dat niet.... Maar....
Nou dan. - Wat ik vragen wou: heeft Jansen geen rozen gestuurd?
D'r is niks gekomme, meneer.
(geërgerd). Vervelend.... Dat zo'n kerel.... Zeg, loop er es even heen, hè? Naar Jansen. Kompliment van mij en dat die rozen ogenblikkelik moeten worden gebracht. Ze zouden hier vóór achten zijn. Is mevrouw al beneden?
Mevrouw kwam net de trap af toen ik hier binnenging. Maar de juffrouw is geloof ik klaar met ontbijte....
Zo. Nou. Dan eerst maar naar Jansen. (Daatje af.)
(neemt bloemen uit de 'bak, legt ze op tafel en ziet naar de vazen. Roepend: Tine! Tine! Tientje!!
(achter de schermen). Já - a. (Komt op.)
Kom Tien, help jij es. Schik die bloemen es mooi in de vazen.
(verbaasd om zich heen ziend). Wat feestelik....! Hè, wat ruikt het hier lekker. Waar heeft u die bloemen vandaan? Uit de tuin toch niet?
Allemaal. Ja kind, de tuin is geplunderd.
(voorzichtig). Waaròm?....
(luchtig). Zilveren feest.
| |
| |
(boeketten schikkend).
Zilv.... Nee.... U bènt geen 25 jaar getrouwd.... Drie en twintig zowat....
(gemaakt luchtig). Ja.... dat is naar je 't nemen wilt. (Om 'n opkomende verlegenheid te verbergen, zet hij het kamertrapje buiten de deur. Dan gaat hij bedaard tegenover Tine staan, met de rug tegen de schoorsteenmantel, handen in de zak, en vervolgt): De officiële zilveren bruiloft vieren we na het andere jaar. Vandaag is 't een intiem, huiselik feestje voor je moeder en mij. Begrijp je?
Vandaag voor 25 jaar heeft je moeder getoond dat ze.... alles.... álles voor me overhad. (Hij tracht zijn ontroering te bedwingen). En hoe ze al die jaren geweest is.... voor mij en ook voor jou.... dat wéét je, hè?
(kalm opgewekt). Zo héél erg moeilik was het niet, het u naar de zin te maken!
(weer gewoon). Ja, steek je vader maar in de hoogte! - Hoe lijkt het als je binnenkomt? Goed?
O ja! Alleen.... Is 't niet wat kaal op de schoorsteen, nu hier die vazen staan? (Ze zet de bak waar de bloemen in geweest zijn, weg, en ruimt het overschot van bloemen en bladeren op).
(druk). Er komen aanstonds mooie rozen in potten, van Jansen. Daar zal je van opzien. De een is 'n La France. Maar dat kan nog zo schelen, de een met de ander, 't Is 'n pracht-exemplaar! Vol knoppen en bloemen. Gloeiend-rooie kleur met 'n zilverglans er over.... Heerlik, 'k Heb het nooit zo gezien. En de ander: 'n Kaiserin Augusta....
Heeft u om cache-pots gedacht?
Hij zou er zo'n flodderpapier omheendraaien. Dàt zal wel in orde zijn. - Waar blijven die dingen nou. (Zich boos makend), 't Is verdraaid, je kunt nóóit op de kerel aan. Als ie niet vlak in de buurt woonde, 'k was al lang bij 'n ander. Dat vervloekte geteut!
Kom vadertje, niet boos! De feestvreugd niet bederven....!
Ja.... ja. Je hebt gelijk. - Enfin. - Maar heb je eenmaal je d'r ingedacht hoe het wezen zou, dan.... Zo'n sloffe vent ook.... Dadelik komt je moeder!
O, tijd genoeg. Moe ontbijt op haar dooie gemak. Ze
| |
| |
denkt dat u naar 't kantoor bent. - Ik begreep al niet dat u zo vroeg.... Maar waarom heeft u mij niets verteld, van uw plan om.... om er 'n feestje van te maken?
(luchtig). Wel, 't was nù meteen een verrassing voor jou. (Ogenblik stilte).
(ernstig-belangstellend). Was moeder twee jaren bij u, vóórdat u trouwde?
O, ik wist het wel.... Niet hoe lang, maar.... Want op school....
(haar in de rede vallend). Koman. Op school. Op school! Waar ze al niet over babbelen, die jonge meiden! En je vriendinnen.... diep verontwaardigd, hè?
(kalm). Nee vader, 'k Heb het tenminste nooit gemerkt.
Hm.... (Even stilte). En - wat denk jij nu wel?
Dat u en moeder goeie redenen zult hebben gehad.
Ja kind, zo is het. Of we die hadden! Weergase goeie redenen! Je grootouders, de ouwelui van je moeder - ik zal geen kwaad van ze spreken. Ze zijn jaren dood. Je hebt me nooit op ze horen foeteren, wel? Anders.... als je van reden spreekt....! Nou. - Zie je, je moeder mocht me niet hebben, 'k Was niet goed genoeg. Ik verdiende te weinig, zeien ze. Dat schikte anders nog al. 'k Was prokuratiehouder bij de Wit. Niet zo'n heel grote zaak.... maar ouwerwetse solide firma. - 'k Verdiende niet genoeg....! Och, niks as een smoesje. Ze hadden niet met me op, dàt was het.
Als moeder van u hield....
Dàt kwam er minder op aan volgens hùn. Nee kind, 't ging anders, toen, dan nu met jou en Joost. Toen de Ridder om je kwam, en hij bleek een flinke jongen, vroegen we alleen: Wat wil je, Tine? - Is 't niet?
Ja. U bent altijd.... èrg lief voor me geweest, u en moe. Ik hoop maar dat u Joost....
(haar in de rede vallend). Wel natuurlik. Natúúrlik! Bovendien - je trouwt immers zèlf? Zèlf moet je weten wie je wilt.
Maar je grootouders.... Nee. 't Zou niet gebeuren. In géén geval. Maar je moeder en ik waren 't eens. Enfin, 'k zal die ouwe historie niet ophalen. - Ze verboden me hun huis. (Zich opwindend).
| |
| |
Ze verboden je moeder om me te zien, om me te schrijven, om 'n boodschap te sturen!
Mijn brieven vingen ze op. En die lázen ze! Ja, 't was kras! - En drie weken lang hoorde ik nièts van Suus, niets, en ik zag haar nog minder.
Toene dacht ik: 't raakt uit. Dáár kan ze niet tegen op. - En 'k bedacht allerlei zotte plannen.... Nonsens natuurlik.
Enfin. - Maar op 'n avond, de 20e Julie, nù net voor 25 jaar, om negen uur, daar kwam ze op m'n kamer. Hier ben ik, zei ze, we moeten dadelik op reis, ze zullen me bij je zoeken, 'k Stak het geld dat ik had in m'n zak, deed wat goed in 'n handkoffertje. We namen 'n rijtuig, ik schreef in het rijtuig ('t was haast donker) met potlood een briefje aan m'n patroon. En wij vòrt met de trein. Naar Antwerpen. Ja.... (Hij staart peinzend voor zich).
(na enige ogenblikken), 't Lijkt 'n roman.... Hoe lang bleef u uit?
Zowat veertien dagen. Toen vroegen we per brief om toestemming aan de ouwelui. Je moeder was pas 20 moet je denken.... Maar nee. Geen antwoord. - Wéér geschreven. Toen kwam er 'n boze brief.
Goed, zeiden wij, dan niet! - 't Is waar, in het eerst had je moeder er nog al onder te doen.... dat 'r ouders niet meer van 'r wilden weten.... Maar 't sleet, goddank. De Wit, m'n ouwe patroon, bezorgde me hier in de stad 'n plaats bij Palstra en Donk. Zo kreeg ik de voet in de stijgbeugel. Nou, 'n paar jaar later werd jij gewacht. Wij weer naar m'n schoonouders. Ik zei: over 'n jaar, als Suus 23 is, dan trouwen we tòch. En je moeder.... Enfin, na heel wat vieren en vijven kwam er dan eindelik zo'n soort van verzoening. Zuur verzoeninkje, hoor! Maar drie weken later reden we deftig naar het stadhuis.
(hem omhelzend). Ik vind het.... flink, wat moeder heeft gedaan. Héél flink! En ook van u, vadertje!
Van mij? Nee. Larie. Maar dat je moeder me zó vertrouwde.... Ja, 'k vond het óók mooi. En nog. - 't Is nu maar goed Tine dat je alles weet.... Zo'n zaak wordt door babbelpraat vaak verdraaid.... Enne.... je bent nou zelf 'n grote meid hè? Met trouwplannen....
('n beetje verlegen). Ten minste....
O juist. Hoor nog even. Over hetgeen je moeder
| |
| |
deed, werd door enkele mensen niet heel.... welwillend geoordeeld. Kwaadaardige lui heb je overal. En ouwe juffrouwen....
Maar - wij kènnen moeder. En als er één vrouw is die ieders achting verdient....
(warm). Maar dat hoeft u mij toch niet te zeggen! Dacht u dat ik niet waarderen kon....!
(haar in de rede vallend). Goed dan. Goed. Goed. Eens voor al àfgepraat. En nu.... O. Daar komt ze.
(verbaasd). Maar lieve mensen.... wat is dàt?!
Ben jij niet naar het kantoor Frits?
En wat 'n bloemen!
Het is jouw feest! Ons feest! Daarom heb ik me vrij gemaakt. Zilveren feest, vrouw!
(verschrikt). Nee.... dat....
Voor vijf en twintig jaar, in de Torenstraat.... daar kwam je bij me Suus!
(pijnlik). O man.... dat had je niet moeten doen....
(opgewekt-fors). Wis en waarachtig moest ik het doen! Daar had ik behoefte aan! Om je te danken.... nòg eens te danken.... (hij drukt haar ontroerd de hand) voor àl je liefde, je goedheid, je moed....
(haar kussend). Moeder.... ik wens u nog héél veel geluk!
(zich zacht uit haar omhelzing losmakend). Maar kind.... Och man.... Het is heel lief van je.... en zo goed bedoeld.... Maar was het niet beter als je het had gelaten? Niemand heeft er mee nodig, wel?
Gelaten? Malligheid. Iedereen blijft er buiten. - Daatje die vroeg er naar. 'k Zeg: we vieren feest omdat ik er lust in heb. Basta. - Maar 'k heb er Tine het nodige van verteld. En zij denkt er over als ik, hè?
(kalm-beslist). Natúúrlik, vader. (Ogenblik stilte).
(zich schikkend). Wat mooie bloemen! En wat veel....!
Er komen er nog meer. (Hoort Daatje bij de deur). Wacht, dáár zal je ze hebben!
Janse zelf was uit meneer. Daarom most ik wachte. En de grote knecht die was ook uit. D'r was alleen een jongetje,
| |
| |
en de juffrouw. Die wiste van niks. Ik zei: ze motten er dadelik weze. Toen het de juffrouw het jongetje uitgestuurd om de knecht, en die kwam ook, maar die zee astat-ie er wel van had gehoord, van roze, maar hij wist niet welke het ware. Want d'r stonde d'r wel tien die moste weggebracht. Maar de baas was er vroeg op uitgegaan, en die had vast vergete-n-om uit te duie hoe het dan most. Maar de baas zou wel gauw thuis komme-n-en dan....
(boos). Wat 'n vervelend gezanik! Dan ga ik er zèlf even heen.
(mopperend). Ja, ik ken er óók niks an doen.... (Af).
(sussend). Maar Frits, heeft het zo'n haast? Er zijn immers bloemen genoeg?
(ontstemd). Op die rozen ben ik gesteld. Die hadden er al om acht uur moeten zijn! Ja, 't is maar het best dat ik zelf....
Vindt u goed dat ik vraag of Joost vandaag komt?
Joost? Maar.... we zouden immers....
Moeder, Joost hoort bij de familie. Joost en ik, dat is één. (Tegen haar vader) Wat zegt u?
O, mij is 't best. Heeft moeder geen bezwaren....
(berustend). Laat Joost dan maar komen. We moeten er anders geen drukte van maken, vind ik. 't Gaat niemand verder aan. Joost moet het dan maar voor lief nemen, vanmiddag.... 'k Heb nergens op gerekend.
Hoeft immers niet? Geef een héél gewoon twaalfuurtje. Van middag dineren we in het Doelen-hotel.
(vrolik). Dat is gezellig!
(op 't punt om de kamer uit te gaan). Zal ik, als ik van Jansen kom, even aanlopen bij de Ridder?
Vadertje dàt doe ik liever zelf. Toe....
Ook goed. Maar wacht dan tot ik terug ben. Anders zit moeder alleen. Tot straks. Ik ben dadelik weer hier. (Af).
Wacht - nu moet u 'n mooi roosje op de borst hebben (Ze zoekt er een uit).
Stribbel nu maar niet tegen. Ik krijg toch altijd mijn zin. Kijk.... deze witte.... of nee, 'n rooie is beter. Hier heb
| |
| |
ik een prachtje. (Steekt haar moeder een roosje op de borst).
Dat hoort zo. Later als Joost en ik.... Wij vieren het óók, na 25 jaar!
Natuurlik kindje. Zilveren bruiloft viert iedereen. (Ogenblik stilte).
(ernstig). Ik wou u eens iets vragen. Maar u moet me héél eerlik antwoorden. (Suze ziet haar onrustig aan. Blijkbaar is 't haar een verluchtiging als Tine vraagt:) Houdt vader veel van Joost?
Zeker! Hoe kom je erbij? We houden allemaal van Joost. Vader ook. (Korte stilte).
Hij heeft misschien wat sterk zijn eigen ideeën, maar....
Joost. Ja. Jawel. (Vergoelikend). Je moet denken: het kan nooit kwaad als iemand wéét wat ie wil. Na z'n vaders dood staat hij aan het hoofd van de fabriek, en je hoort niet anders of 't gaat heel goed.
En de werklui mogen hem graag....
Hij heeft ook véél voor ze over. (Korte stilte).
(aarzelend). Toch niet te veel....?
(verwonderd). Hoe meent u dat?
Ik bedoel.... dat er van 't geen er verdiend wordt, niets overblijft voor hèm?
Altijd genoeg voor òns om eenvoudig van te leven. (Verwonderd) Waarom vraagt u dat?
Nergens om.... Ik dacht maar.... er kon 's iets zijn.... Omdat je zo sprak over Joost en vader.... Misschien dat ie... in geldverlegenheid....
O nee... Nee, dat is het niet.
Jullie hebt samen toch niets gehad?
(glimlachend). Joost en ik? Nee moeder. Weest u dáár maar gerust op. (Ernstig). Het staat in verband met Joost z'n schrijven.... en zo. Ik dacht dat vader hem wat héél rood vond....
(vergoelikend). Joost is al weer zoveel jonger, niet waar?
| |
| |
De meeste mensen, als ze op jaren komen, worden van zelf bezadigder. En je vader - dat weet je immers wel - je vader verlangt niet dat iedereen denkt als hij.
(die maar half heeft geluisterd). Joost heeft heel veel voor iemand over. Maar wanneer 't zijn principes geldt, geeft hij niet toe. Nooit.
(voorzichtig). Als z'n principes goed zijn.... dan is dat heel flink.
Ja, maar er kunnen ook moeilikheden door komen....
Neen moeder. Tussen vader en hem.
(ongerust).
Is er iets....? Hij.... hij houdt toch alléén van jou?
(met 'n glimlachje). Natuurlik. Wat dacht u? Hij houdt van mij, alleen van mij, en ík alleen van hèm.
Dàt is het voornaamste, Tine.
Ja. Maar.... er is wèl iets. Iets anders. Hij had daar al eerder over gesproken, maar.... Ik heb hem toen gevraagd, ziet u, om 't niet te doen. Om te wachten. Tot.... tot ik meerderjarig zou zijn. En ik wou ook dat vader en u hem eerst goed kènden, eer.... Maar nu vandaag....
(ongerust). Zèg dan.... Ik begrijp niet....
't Is over het trouwen. Over.... (Zij hoort gerucht bij de deur). Stil, daar is vader terug. Ik zeg het u later wel....
Nee.... Toe.... Gauw. Waarover....?
(ontstemd). Goeie boel, he? De rozen zijn terecht, maar nou hadden ze 't papier er niet omheengeknoeid. Dat moet weer wachten op de baas.... of de knecht, weet ik het. De juffrouw had er geen verstand van. Het duurt misschien nog 'n uur!
Kom, Frits, is Dàt nu erg....!
Erg.... èrg.... Nee, erg is het niet. Maar vervelend. Zó heeft het al duivels weinig van 'n verrassing, hè?
(zich dwingend tot opgewektheid). Al komen de rozen nu laat, zal dat je humeur bederven?
(zich beheersend). Nee. Om de weerga niet. Vooruit! Pret gemaakt zònder de rozen.
Dan ga ik Joost maar halen.
| |
| |
En onderweg vertel ik hem wel.... van uw huiselik zilveren feest. (Af).
(Welter loopt een paar maal op en neer, neemt dan plaats op de chaise longue).
(vrolik). Kom jij nu eens gezellig hier bij me zitten.
(naast hem plaats nemend). Ik praatte daar met Tientje. Ze vroeg of jij veel ophad met Joost.
Ik begreep het niet best. Er zou juist 'n konfidentie komen, toen was je terug.
Wel.... ik vind de Ridder een flinke, bijdehante jongen. En met z'n fabriek marcheert het best.
Ze had het nog over wat ie schreef.
God, dat lees ik niet allemaal.... Gewoonlik blijft het liggen, dat begrijp je.... Maar als ik 't eens inkijk zo nu en dan, dan lijkt het me niet kwaad.... Wat overdreven soms....
Ik zei al: als hij ouder wordt, dan trekt het vanzelf bij.
Och ja.... Ik neem 't hem ook niet kwalik dat ie.... Laatst had ie 't over het huwelik. 'k Heb er je toen maar niets van gezegd. Het leek me zo dat ie doelde op òns. 'n Verdediging.... in bepaalde gevallen.... van 't vrije huwelik. 'n Attentie, vermoed ik, maar 'n beetje onhandig. En helemaal niet meer nodig, hè? Ik heb er dan ook geen notitie van genomen.
Ik wou dat Tien me gezegd had wat er eigenlik....
Wat zou er zijn.... Misschien haast van Joost om te trouwen.... Ronduit gezegd: ik zou 't kunnen begrijpen. Als 'n man veel van z'n meisje houdt, dan valt dat wachten moeilik. Ik weet er alles van.
(peinzend). Dât zou kunnen wezen.... 't Stond met hun trouwen wèl in verband....
(opgewekt). Maar nu over ons. Over jou. Klein beetje geschrokken, kind, dat ik de dag - de grote dag - niet vergeten wou?
Geschrokken.... dat is het woord niet. Maar.... dat wéét je wel, ik heb altijd gevonden.... dat 'n ander er niet mee nodig heeft. En tegenover Tine....
| |
| |
Malligheid. Tien moest het horen van òns, van jou of mij. Niet van vreemden. Trouwens, ze wàs op de hoogte. Hm. - Maar 'k wou ook dat ze voelde hoe dankbaar ik je ben.... dáárvoor, 't Is nu 'n kwarteeuw geleden. Kan jij 't begrijpen? 't Lijkt me niet langer dan tien jaar....
Tien jaar? Je hoeft me maar aan te zien! Zo'n ouwe huismus.
Aan 't vissen? Dat overkomt je niet vaak. En - jij oud? Jij? Je bent niet oud! Voor mij 'ten minste blijf je nog altijd dezelfde goeie, enige, knappe Suus.
(glimlachend). Je zit me het hof te maken. Schaam je je niet?
Hoe dikwels heb ik dááraan gedacht.... Aan nù voor 25 jaar.... Ik kon het toen niet begrijpen, en later evenmin, dat het zó was: dat jij me daar je zèlf kwam brengen, je heerlike, mooie zèlf, vol vertrouwen....
Kom, kom, zo overdreven voelde ik dat niet. Ik hield van je. En.... er was immers anders geen mogelikheid?
(na 'n ogenblik stilte). Dat heb ik je indertijd nooit verteld.... nooit willen vertellen. Een poos geleden schoot het me weer te binnen: Die eerste dagen heb ik buien van angst gehad, als ik dacht dat ik later misschien niet zoveel van je houden zou. Ik wist wel hoe mannen soms kunnen veranderen nà 't huwelik. - 'k Zei tegen me zelf: Als jij na 'n jaar of wat - of al eer - genoeg van Suze hebt, en je laat 'r lopen - dan ben je 'n godsjammerlike schoft! En al zal je 't goed willen praten met allerlei drogredenaties en flousjes - je bent en blijft 'n ellendeling. - Waarachtig Suus, je weet hoe ik was. Dòl op je, hè? Haast gek van verliefdheid. Maar - dáár was ik bang voor.
(kalm). Ja? Ik geen ogenblik.
Jij niet, nee. Ten minste.... ik merkte het nooit.
Er viel niets te merken, Frits.
'k Begrijp het eigenlik nòg niet! Jij waagde toch alles, aàlles. En zo gerust sliep je in, in m'n arm, als 'n kind. Hoe was het in Godsnaam mogelik?
Ik kende je zeker beter dan jij je zelf.
'k Weet het niet. 'k Wéét het niet. Maar - goddank, ik bleef van je houden, hè? Die eerste jaren.... het wàs 'n ver-
| |
| |
rukkelike tijd. En toch - een rust, ten minste een rust voor mij, toen we eindelik....
(kalm). 't Was beter, te trouwen, ja. Vooral om Tineke. Voor me zèlf kon 't me toen niet meer schelen. Ik was er over heen. Maar beter - ja.
(na 'n korte stilte). Denk nu eens aan. Vijf en twintig jaar zijn we samen. Vijf en twintig. En dat is jouw werk. Als jij niet zo goddelik-brutaal was geweest....
(hem in de rede vallend, glimlachend). Schei toch uit! Ben je daar nòg over in ekstase?
Dat ben ik. En daarom mòcht deze dag niet voorbijgaan zonder.... herdenking, zonder 'n klein intiem feestje....
Daar zijn we al. Is Dàt niet vlug?
Ik hoor van Tine.... Mag ik u hartelik feliciteren mevrouw? (geeft haar de hand). U ook meneer? (handdruk).
Dank je Joost, dank je. Kunnen we op je rekenen vandaag?
Wat mij betreft - met alle genoegen, meneer.
(vriendelik verwijtend). Waarom zeg je nog altijd meneer en mevrouw? Vader en moeder is zoveel harteliker.
Als u het goedvindt.... zal ik daar gauw mee beginnen. Maar....
(goedig). Je moet het zelf weten, jongen. Natuurlik. Maar als je nu toch de man van Tineke wordt.... (Joost antwoordt niet).
Wat dunkt jelui? Het plan is nà de koffie te toeren. En dan dineren in 't Doelen-hôtel?
Mij lijkt het uitstekend.... Het spijt me, dat ik niets geweten heb van 't feest. Ik zou anders graag van mijn belangstelling hebben doen....
(hem in de rede vallend). Nee vrind. Véél beter zo!... Als we over twee jaar zilveren bruiloft vieren, kom dàn met je stoffelik huldeblijk. Vandaag hoort m'n vrouw uitsluitend van mij, en ze krijgt alleen iets van mij. Geen kado.... Alleen 'n paar bloemen. Maar zoals ik zeg, met zilveren bruiloft mogen familie en vrinden teelepels offeren, suikervaasjes, schaaltjes, servetringen, wàt ze maar verder verkiezen.
| |
| |
Frits, Frits, wat sla je door.
(opgewekt). Zo wijf, sla ik door.... Best mogelik, maar als dat vandáág niet mag....
Meneer Welter, ik begrijp u volkomen. En.... 't zal u niet verwonderen.... ik ben blij dat u zoo spreekt. Ook om mij zèlf....
(luchtig). Ja? Nou, jij hebt anders de tijd, eer 't aan je zilveren bruiloft toe is....
(ernstig). Juist in verband daarmee of eigenlik met onze plannen, zou ik u graag over iets willen spreken.... U en mevrouw. Het betreft iets dat voor Tineen mij.... (hij aarzelt).
(joviaal). Heb je iets op 't hart? Dan vooruit er mee.
(na zich enkele ogenblikken bedacht te hebben). Ik weet niet of u gelezen hebt wat ik een poosje geleden in 't Vrije Woord geschreven heb over het huwelik....
O, dàt. Jawel. Hm. Ten minste.... Ja. Een en ander heb ik er van gelezen.
Ik stel er biezonder veel prijs op dat u m'n denkbeelden dáárover kent.
(ongerust). En die denkbeelden zijn, Joost? Want ik heb.... ik had geen gelegenheid om je stukken....
In 't kort gezegd mevrouw, héél in 't kort: Wij hebben schandelik slechte huwelikswetten. 't Gewone huwelik, 't stadhuishuwelik, dat knelt de mensen in een band die bijna niet te ontsluiten is. En ik ben ook van mening: Partijen die zich vrijwillig verbinden, moeten vrijwillig vàn elkaar kunnen gaan....
(onverschillig). Hm. Ik voor mij heb daar nooit behoefte aan gevoeld.
Uw huwelik, meneer, is bij uitstek gelukkig geweest. En als ik zo vrij wezen mag, te zinspelen op hetgeen u vandaag herdenkt, ik geloof dat, altans voor 'n deel, dat geluk, dat gevoel dat u en mevrouw bij elkander hóórt, verband houdt met de vrijere opvatting die u....
(gemaakt-onverschillig). Zou je denken?
(tegen Joost. Beslist). Nee. Wanneer mijn ouders hadden goedgevonden dat ik dadelik heel gewoon was getrouwd, ik zie niet in dat ik van mijn man daarom minder zou hebben gehouden.
| |
| |
(glimlachend). Dàt dunkt me ook.
't Is toch zeker mevrouw, dat heel veel mensen een àndere ervaring opdoen. Zelfs wanneer ze 't aanvankelik goed menen, kan het gebonden zijn tot een pijniging worden, een voortdurende pijniging. (Zich opwindend). Als b.v. een man - zoals ik weet dat gebeurt! - zijn vrouw niet alleen verwaarloost, maar op de gemeenste wijze sart en tèrgt, en toch geen echtscheiding wil omdat zij hèm niet hindert en hij zijn gang kan gaan!
Zeker, zo iets dat is 'n koopje. Ofschoon - de schuld zal meest aan beide kanten liggen.
En al ìs dat zo. Goed, lààt ze schuld hebben, allebei. Is dat 'n reden om bij elkander te blijven, 'n reden dat die vrouw èlke dag, ieder uur haar lot moet vervloeken?!
(langzaam). En als er kinderen zijn?
(weer bedaard). Kinderen. - Ja. Dat is het argument. Het énige ook dat iets betekent. Maar ligt het niet voor de hand dat niemand méér dan de ouders zelf met die kinderen rekening houdt?
(beslist). Dan moesten ze òm de kinderen hun tegenzin in elkaar maar wat onderdrukken. Voor kinderen is het in èlk geval beter, wanneer hun ouders getrouwd zijn.
(met overtuiging). Nee mevrouw. Dat ben ik volkomen met u òneens. Kinderen moeten niet opgroeien in een omgeving van hatelikheid, en haat en leugen.... Want zonder leugen gáát zo'n bijeenblijven niet. En bovendien - wie trouwt, hoeft z'n geluk niet op 't spel te zetten ter wille van kinderen die er niet zijn, die misschien nooit zullen komen.
(beginnend te begrijpen). Hm??
(zich met moeite beheersend). Dus.... als ik goed versta Joost, dan zou jij.... met.... met Tine....
(diep-ernstig). Mevrouw, wat ik gezegd heb, is mijn innige overtuiging. Een overtuiging die ik al jaren bezit, en die voortdurend sterker is geworden. Ik voel het als een plicht....
(die zich tot hier heeft ingehouden, losbarstend). Bedoel je dat jij.... wou jij.... Wou jij 'n vrij huwelik beginnen met mijn dochter, met mijn dochter?
(zacht, maar op vaste toon). Ik hoop dat u begrijpen zult meneer....
| |
| |
(zich meer en meer opwindend). Begrijpen? Weet je wat ik begrijp? Dat jij 'n kwajongen bent! Of mankeert het je in je hersens? Durf jij mij hier, in m'n eigen huis...!
(gejaagd op hem toetredend en de hand op zijn arm leggend). Vader.... Vader!
(tegen Joost). En wáárom kom je daar nú pas mee aan? Hè? Wáárom niet toen je haar vroeg? Maar dat dùrfde je niet! Jij dùrfde niet!
(zijn aandoening bedwingend). Dat ik toen zweeg, was verkeerd. Dat zie ik nu in. Ik was bang háár te verliezen vóór u mij kende, en....
(hartstochtelik). Jij wou het zeggen Joost! Dàt is de waarheid! Maar ik heb je overgehaald om te wachten. Als vader het dan weten wil, dat is mijn schuld!
(tegen Tine). Nonsens. - (Tegen Joost). Wil ik jou es wat vertellen? Wanneer jij zo bang voor het bindende huwelik bent, dan moet je niet trouwen! Dan is 't een lage streek als jij trouwt!
Als er ooit iemand diep overtuigd is geweest van de echtheid en de kracht van zijn liefde.... dan ben ik het! En dát juist maakt dat ik, als eerlik man, u mag vragen....
(hem in de rede vallend). Eerlik man? Jij drááit, eerlike man! Jij spreekt je zelf tegen! Als jij zo tegen die band van het huwelik bent, uit vrees voor 'n vergissing, dan moet je niet opsnijden van.... van je groot vertrouwen.... en van.... van de echtheid van je liefde.... en wat je verder beweert!
(stroef). Ik houd niet enkel rekening met Tine en met mij. Het geldt hier een principe. Bij elkaar willen blijven, zonder dwang, is even mooi, als bij elkaar moeten blijven, afschuwelik.
(minachtend). Praatjes. Allemaal praatjes.
U zelf is immers een bewijs!
A ha! Dàt dacht ik al dat zou komen! Ik en mijn vrouw hebben óók zo gedaan. Dus bij ons was je aan 't goeie kantoor. Nee vrind, wij konden niet anders. Wij hadden geen keus!
Jij niet? Hangt het niet af van je zèlf, hè? Wat jij wilt, de Ridder, dat is 'n laagheid. Verstaan? Jij wil een regeling
| |
| |
die jou alles geeft. Maar Tine offer je op. Als je genoeg van 'r hebt, dan laat je d'r lopen. - Jij neemt 'n ander.
(zich met moeite bedwingend). Wanneer ik zo'n schurk was als u schijnt te menen, moest u vooral niet willen dat ik met Tine wettig trouw. Dàn zit ze voorgoed aan me vastgekoppeld....!
Daar heb je waarachtig gelijk aan. Best. Dan zàl het uit zijn. In eens. Helemaal.
U kunt niet beschikken over mij!
Dat zal je dan zien! Ik zal weten hoe 'k heb te handelen in jouw belang!
De ouders van moeder verboden het ook... Maar moeder is tòch gekomen!
Kras voor 'n jong meisje! Kras.... Jij begrijpt niet kind, wat de gevolgen kunnen zijn. Dat overzie je niet.
Ik weet dat ik van hem houd.
Larie. Kinderpraat. Opschroeverij. - De Ridder, kort en goed: ik verlang je hier niet meer te zien.
(waarschuwend). Frits....!
Het spijt me meer dan ik zeggen kan, dat u niet overtuigd is....
Jawel. Best. (Naar de deur wijzend). Je hebt me verstaan?
(hartstochtelik). Als u hem wegjaagt - ik ga met hem mee!
Ik zal er voor zorgen dat jij niet met open ogen in je verderf loopt, meisje!
Liep moeder in haar verderf?
(zacht; met moeite haar zenuwachtigheid bedwingend). Laat mij.... laat mij ook even iets zeggen. - Ik begrijp wel Joost, dat als je principes hebt, dan kan je daar niet gemakkelik.... van afwijken....
Maar het kan toch ook nodig wezen, niet al te sterk er aan vast te houden.
Zou ik geen mispunt zijn, wanneer ik zelf niet deed wat ik anderen aan heb geraden?
| |
| |
(opstuivend). Zo, maar wanneer je het wèl doet....
Nee.... Stil. - Laat mij nu.... Zie eens Joost. Je denkt, als je niet handelt naar je woorden, dan wordt je dat nagehouden. Ja. Ja. Dat is ook zo. Vooral in 't begin zullen mensen die denken als jij, het je telkens opnieuw verwijten. Dat is.... onaangenaam. Maar 't is narigheid voor jou alleen. Maar als je niet trouwt, en je zou Tine toch bij je nemen.... dan zijn er nog véél meer mensen, nietwaar?.... die 't háár verwijten, die háár verachten, en....
(innig). Mevrouw, als ik verdriet van háár afnemen kon, om het zelf te dragen, u weet niet wàt een genot het voor me zou zijn! - Maar begrijpt u toch, het ìs niet uit mensevrees dat ik handelen wil naar mijn beginsel, het is om me zèlf, om mijn vaste, m'n eerlike overtuiging!
Ik voel het wel.... Ik weet het wel 't Zou 'n héél groot offer zijn.... Maar als je zó van haar houdt als je zegt....
(stroef). Wij mogen niet denken alleen aan ons zelf. Hoe zal er ooit 'n betere toestand komen als niemand vóór durft gaan? 'n Vrij huwelik waarin 'n man met geen beste naam en 'n meisje waarop iets te zeggen valt, zich verbinden.... dàt is 'n nadeel voor ons streven. Maar als Tine.... en ik.... als wij tonen dat we de ‘wettigheid’ van 't huwelik onnodig vinden, niet wènselik zelfs, dan zal dat de ogen open doen gaan. En is eenmaal het voorbeeld gegeven.... door onbesproken mensen....
Geloof me Joost.... het zou niet uitlopen op 'n overwinning voor jou, van je principe, maar enkel op héél veel verdriet en vernedering.... Voor Tine vooral....
Ik kàn het onmogelik met u eens zijn mevrouw. U denkt....
(hem in de rede vallend). Doe geen onnodige moeite, Suus! Wanneer hij van Tine hield....
(hartstochtelik). Niet houden van Tine?! Ik niet? Zóveel, dat het érgst wat me gebeuren kan, wezen zou....
(hem in de rede vallend). Zo, hou jij veel van haar. Maar toch méér van je stokpaardje, hè?
Als Tine ànders dacht dan ik.... Als zij er op aandrong.... zij, op 'n stadhuishuwelik.... Het tot voorwaarde stelde. Dàn misschien.... Omdat ik haar niet kàn missen. Al zou ik me zelf er om verachten en haten, dàn kon het zijn....
| |
| |
Nee Joost. Om mij niet. Ik hou van je. Ik vertrouw je. Nóóit hoef je om mij te doen wat je niet goedvindt!
(ziet haar aan met een warme, dankbare blik).
(bars). Nou is 't mooi, hè? 'k Heb meer dan genoeg van de nonsenspraat gehoord!
Wat u niet afkeurt van u zelf....
(gaat naar Tine toe en grijpt haar handen). Je zoudt ons heel erg verdriet doen kindje.... heel erg....
(in snikken uitbarstend). Toch niet òm u verdriet te doen? - Maar zegt u zelf, màg ik Joost dwingen....
(haar in de rede vallend, schor). Jij hoeft hem tot niets te dwingen. Het is uit. Finaal uit. De Ridder, kort en goed, ik verbied je mijn huis. Begrepen?
Ik had u zo graag willen overtuigen.... van de oprechtheid van mijn bedoelingen.... maar....
(haalt de schouders op en draait zich om).
Mevrouw.... het spijt me. - Dag Tine....
Ik zal.... (Ze wil naar hem toe gaan).
(haar bij de pols grijpend). Blijf hier!
Joost, van mij ben je zeker! Hoor je? Zeker!
(ziet haar even aan, gaat dan zonder iets te zeggen de deur uit).
(valt neer in een stoel, springt even daarna weer op). Krankzinnige doordrijverij! Vertrapt me zo'n stommeling z'n eigen geluk... èn dat van anderen....
(naar Tine toegaand). Tine, het màg zo niet. Je mòèt hem tot andere gedachten brengen.
Maar.... maar wat dénkt u dan toch van hem? Ik weet dat hij goed is. Ik kan hem vertrouwen! Als Joost naar het stadhuis wil gaan, vind ik het best. Was hij er op gesteld om in de kerk te trouwen, ik deed het óók. En wil hij die formaliteiten laten lopen - 'k vind het nèt precies even goed.
Jij bent óók gek, met je overspannen ideeën!
(smekend). Kindje.... luister naar ons. Wij zijn zoveel ouder.... Wij hebben meer ervaring....
Maar toen u jong was, vader en u, dacht u óók....
| |
| |
(zenuwachtig). Je krijgt met de jaren een andere kijk op de dingen, Tine....
Toen u jong was heeft u zich evenmin gestoord aan de ervaring van oudere mensen. Misschien denken Joost en ik, later, óók anders. Maar nù....
Bovendien. Als Joost meent dat hij als eerlik man....
(schamper). Eerlik man...! Jou ongelukkig maken, dàt zal die eerlike man!
U begrijpt hem niet. Hij wil....
Hou nou je mond maar. Onnodig, dat napleiten. De zaak is uit.
(driftig).
Ja, zeg ik. Ja, ja! Al moest ik je opsluiten...
Dan deed ik nòg wat moeder deed!
(woedend). Wel vervloekt!
(zacht, maar beslist). Tine, ga naar je kamer.
(na een korte aarzeling af).
(op en neer lopend). M'n God dat zo iets.... Maar ze begrijpt niet, het kind, dat ze in 'r ongeluk loopt! Ze weet niet waar het om gaat! Het is voor haar 'n klank, niet meer dan 'n klank: met hem samenwonen....
(zacht). Nee.... Nee dat is het niet.... Ze houdt van 'm.... Wat hij zegt, dat zal ze doen.... (Even stilte).
(binnensmonds). Ellendig! (Korte stilte).
Frits.... wanneer ze wìl gaan en wij kunnen het niet beletten....
(heftig). Wij moeten 't beletten. Dat moet, en dat kan, en dat zàl!
Nee.... Denk toch eens na. Heeft ze niet telkens gelegenheid om.... om uit te gaan en.... niet terug te komen?
(woest). Zou je zo'n kerel die 'n onschuldig kind.... (Hij breekt plotseling af, laat zich neervallen in een stoel.
(Korte stilte).
(uit medelijden met hèm). Het enige zou zijn, dat hij tot andere gedachten komt....
(schamper). Geloof jij dat?
| |
| |
(zenuwachtig).
Wij kunnen niets doen.... Ja, raden. Enkel raden. - Maar als ze tòch hun gang gaan.... en.... en het mòcht eens niet goed lopen.... dan moet het kind 'n thuis hebben.... waar ze dùrft komen.... dan moet ze weten dat wij haar niet....
(schamper, haar in de rede vallend). O, zij komt gauw genoeg terug. - Maar hoe!
(de handen wringend, zacht). Dat mag je niet zeggen. Dat weet je niet. Mijn ouders dachten ook....
Jouw ouders. - Dat was 'n ànder geval. (Korte stilte. Er wordt geklopt).
(Daatje komt op, gevolgd door 'n tuinmansknecht die rozen draagt).
Meneer, daar benne de bloeme.
(na 'n blik op meneer en mevrouw). Daar maar, dáár op de schoorsteen, aan elke kant één....
(plaatst de rozen, ziet even naar meneer en mevrouw, brengt bij wijze van groet een vinger aan 't voorhoofd. Af, gevolgd door Daatje).
(bitter). De bloemen voor het zilveren feest!
(zijn hand grijpend). Ja Frits.... voor 't zilveren feest....
(Zachter en zachter sprekend, op 't laatst bijna fluisterend). Wij hebben trouw naast elkander gestaan, die vijf en twintig jaar. Laat het zo blijven, Frits.... zo blijven.... ook als 't verdriet gaat komen.... (Scherm).
|
|