Groot Nederland. Jaargang 3
(1905)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
III.Ga naar voetnoot1)Er is iets zoo ìn-triestigs in dat verloop van de Italiaansche reis, aangevangen 22 December 1833. Niettegenstaande het nu en dan stormachtige van hun verhouding, als Musset niet laten kòn jaloezie te toonen, wantrouwend te zijn, om weldra vol berouw zijn ongelijk te erkennen, aldoor gekweld door herinneringen aan een verleden dat ze geen van beiden in staat waren uit te wisschen, - gingen ze toch vol illuzies naar 't Zuiden. Hij vooral schijnt er op te hebben aangedrongen. Het berouw kwam spoedig. 't Was of het ongeluk hen vervolgde. Nauwelijks waren zij te Genua aangekomen, of George Sand werd ziek. Zij bleef sukkelend gedurende hun verdere reis over Florence naar Venetië, waar zij dadelijk voor veertien dagen bedlegerig werd. Eindelijk, 28 Januari, dus vijf weken na het begin der reis kon ze aan haar vriend Boucoiran schrijven dat ze hersteld was, maar.... geen week later klaagt ze over een hevigen aanval van dyssenterie die zij doorstaan heeft, met de bijvoeging: ‘mon compagnon de voyage est très malade aussi.’ Dat wordt erger en erger - en die ziekte is van een groote beteekenis geweest in hun verhouding. George Sand vraagt echter aan Boucoiran niet over al hun tegenspoed te spreken: zij wil hun Parijschen ken- | |
[pagina 106]
| |
nissen Schadenfreude en vooral Musset's moeder onrust besparen. Dat een reis zóo beginnend voor Musset een groote teleurstelling werd, spreekt vanzelf, hij was allerminst de man om het gelaten te dragen. Zij hadden nu elkaars gezelschap aldoor, en George Sand, die in gezonde dagen al tot de stille, weinig expansieve naturen behoorde, werd er stellig niet vroolijker op. Er is een brief van 't najaar 1834, waarin zij - wat bijna nooit gebeurt - hem verwijtingen doet. Hij maakte het haar ook toen weer lastig met wantrouwen en nu wordt het haar te kras. Zij herinnert hem aan hun reis, schrijft: ‘Dès le premier jour quand tu m'as vue malade, n'as-tu pas pris de l'humeur en disant que c'était bien triste et bien ennuyeux une femme malade. Et n'est-ce pas du premier jour que date notre rupture?Ga naar voetnoot1) Mon enfant, moi, je ne veux pas récriminer, mais il faut bien que tu t'en souviennes, toi qui oublies si aisément les faits.... Jamais je ne me suis plaint d'avoir été enlevée à mes enfants, à mes amis, à mon travail, à mes affections et à mes devoirs pour être conduite a 300 lieues et abandonnée avec des paroles si offensantes et si navrantes, sans aucun autre motif qu'une fièvre tierce, des yeux abattus et la tristesse profonde où me jettait (sic) ton indifférence.’ Wij nemen het niet zoo nauw met die ‘wegvoering’, er is nu eenmaal altijd iets geëxalteerd romantisch in den stijl, maar we houden de feiten in 't oog. Hier zijn er meer: ‘Je ne me suis jamais plainte, je t'ai caché mes larmes, et ce mot affreux a été prononcé un certain soir que je n'oublierai jamais, dans le casino Danieli: George, je m'etais trompé, je t'en demande pardon, mais je ne t'aime pas?Ga naar voetnoot1) Si je n'eusse été malade, si on n'eût dû me saigner le lendemain, je serais partie. Mais tu n'avais pas d'argent, je ne savais pas si tu voudrais en accepter de moi et je ne voulais pas, je ne pouvais pas te laisser seul, en pays étranger, sans entendre la langue et sans un sou. La porte de nos chambres fut fermée entre nous, et nous avons essayé de reprendre notre vie de bons camarades comme autrefois ici. Mais cela n'etait plus possible. Tu t'ennuyais.... Nous étions tristes. Je te disais: partonsGa naar voetnoot2), je te reconduirai jusqu'à Marseille; et tu répondais: Oui, c'est le mieux, mais je voudrais travailler un peu ici puisque nous y sommes.’ | |
[pagina 107]
| |
Nog iets verder herinnert zij er hem aan, dat hij haar genoemd heeft: ‘l'ennuiGa naar voetnoot1) personnifié, la rêveuse, la bête, la religieuse....’ Er is in dezen brief een zoo krachtig accent van waarheid, dat ik hem voor een der meest authentieke documenten houd betreffende die Italiaansche reis, en ik word hierin versterkt door de houding van Musset zelven, die in den volgende van hem, waarin hij alweer zich een onaangename behandeling te verwijten heeft - ‘que je suis stupide, ingrat, brutal!’ - haar dringend smeekt het verleden te vergeten: ‘O George! George! ne pense pas au passé....’ Hij was gul als een kind met zijn berouw, maar niet minder gul met de uitingen van een slecht humeur, van drift, van onrechtvaardige jaloezie en kwetsend wantrouwen. Hun samenzijn in Italië was een treurige mislukking. En toch hielden zij van elkaar. In zijn reis-album is hij aldoor met haar bezig, teekent hij haar telkens weer. Verschillende van die teekeningen zijn tusschen deze brieven gereproduceerd. We vinden er haar en rookende, en peinzende, en omziende van achter een waaier, waarbij vooral de uitdrukking van haar groote zwarte oogen treft. Wat háár liefde aangaat - we zullen zien dat ze door al wat hij haar doet lijden na verloop van eenigen tijd, ondanks haar eigen wil en voornemens, tot een hartstocht wordt, die haar leven maandenlang tot een hel zal maken. Stendhal, een der enkele niet-romantici in een tijd van romantiek heeft in zijn merkwaardig scherpzinnig boek Physiologie de l'amour van ‘l'amour à querelles’ gezegd dat er twee soorten zijn: 1o. Celui où le querellant aime; 2o. Celui où il n'aime pas. In de verhouding tusschen George en Alfred zien we nu een derde: waarin hij beurtelings bemint en niet bemint. Deze derde soort lijkt me de meest noodlottige. Er moet in George Sand iets geweest zijn wat Musset telkens als hij weer in 't volle genot van haar liefde was, prikkelde tot verzet, zijn onwil wekte, hem verbitterde tegen haar en zichzelven. | |
[pagina 108]
| |
Was het een zekere superioriteit die hij vereerde en als man tòch niet kon uitstaan? Of kon hij zijn liefde door herinneringen aan een stormachtige jeugd niet houden op de hoogte van exaltatie, door haar en hemzelven gewenscht? Droeg zijn ziel werkelijk een Nessuskleed, gelijk Arvède Barine meent? In het eerste geval zou de scherp-analytische Stendhal de oplossing geven: ‘Si l'un des deux amants est trop supérieur dans les avantages qu'ils estiment tous les deux, il faut que l'amour de l'autre meure; car la crainte du mépris viendra tôt ou tard arrêter tout court la cristallisation’. La crainte du mépris.... Er was voor George Sand iets gevaarlijks in, dat zij - de lezing dezer brieven overtuigt ervan - bijna altijd gelijk had. De geschiedenis van deze liefde is voor de Musset er eene van telkens terugkeerende vernedering. Niet door haar, maar door zijn eigen toedoen. Wie de moeite neemt de laatste helft der Confession d'un enfant du siècle aandachtig te lezen, - hoofdstukken zoo vol waarheid en zelfkennis en schuldgevoel, dat ze George Sand meermalen tot tranen roerden toen alles tusschen hen uit was - zal dit bevestigd vinden. En is er eenige liefde tegen voortdurende vernedering bestand?
We komen nu tot de veelbesproken geschiedenis van den derde in deze verhouding, in werkelijkheid Pagello, in de Confession Smith, in Elle et Lui Palmer, en in Lui et Elle van Paul de Musset Palmeriello. Pagello was een jonge dokter te Venetië, die haar in haar ongesteldheid behandeld had, en wiens hulp zij inriep, toen Musset's toestand groote bezorgdheid wekte. Wij weten dat de breuk tusschen hen toen al had plaats gehad, en het is zeer verklaarbaar dat zij zich hechtte aan den man, die haar eenige steun was in den vreemde, in dagen van zoo groote moeilijkheden en bekommernis. Samen verzorgden zij De Musset, die in zijn brieven herhaaldelijk zich erkentelijk toont voor de toewijding waarmee George Sand, zelf pas hersteld, haar taak vervulde, dag noch nacht van zijn ziekbed week. ‘Je le verrai longtemps, mon George, ce visage pâli par les veilles, qui s'est penché dix-huit nuits sur mon chevet.’ | |
[pagina 109]
| |
‘.... la mort se repent de m'avoir manqué là-bas, quand tes soins et tes veilles l'ont écartée de moi’Ga naar voetnoot1). Het is hier de geschikte plaats om even af te rekenen met het partijdige pamflet van Paul de Musset Lui et Elle, als antwoord bedoeld op Elle et Lui, en waarmee hij maar weinig eer bewees aan de nagedachtenis van zijn broeder! Het boekje doet zeer onaangenaam aan door de overal voelbare strekking om George Sand zwart te maken, en heeft - deze brieven bewijzen het ten volle, en Arvède Barine heeft het vroeger al uitdrukkelijk verklaard - geen waarde voor wie onbevangen wil oordeelen. Eén voorbeeld kan volstaan. De schrijver heeft moeilijk kunnen loochenen dat zij Alfred heeft opgepast in zijn ziekte: ‘car cette femme, au milieu de tous ses déréglements, conservait aussi certaines vertus’ (!). Welke deugden haar, volgens Paul, niet beletten Alfred te bedreigen met een opsluiting in een gekkenhuis als hij spreekt over wat hij gezien zou hebben in half bewusteloozen toestand: haar clandestien minnekoozen met den medicus!.... (Hoofdstuk VI). Wie zoo willekeurig met de feiten omspringt en zoo tendentieus zijn fantazie te werk stelt, legt het als historicus stellig afGa naar voetnoot2). Voor het begrip van geen enkele epizode uit dit wonderlijk liefde-verhaal is het zóó noodig om rekening te houden met het romantisch geëxalteerde van den tijdgeest als juist voor deze weken van hun verhouding tot Pagello. We weten dat bij De Musset altijd het berouw volgde op zijn harde onrechtvaardigheden. Ook hij voelde zich aangetrokken tot den jongen geneesheer die hem | |
[pagina 110]
| |
behandelde, en hij vond het als een rechtvaardige boete dat hij nu George, die hij na zijn herstel weer vereerde, afstond aan den man die haar liefhad. Zelfs Pagello, die van romantiek weinig begreep, liet zich door deze beiden opwinden tot een romaneske daad, en wilde samen met George die heroïeke zelfverloochening beloonen met een ‘heilige vriendschap.’ Een drievoudig verbond sloten ze, waarbij De Musset het hoogste geluk vond in den gelukstaat der beide anderen: een toestand van exaltatie, een brok roman van George Sand in werkelijkheid omgezet, waarvan de onhoudbaarheid eenige maanden later - tot groote ellende van hun drieën - blijken zou. Pagello achtte het al spoedig voor De Musset gewenscht om elders als reconvalescent geheele genezing te zoeken, en in 't begin van April was deze op reis naar Parijs waar hij via Genève den 12en aankwam. In zijn brieven blijkt hij geheel in dezelfde sfeer van geëxalteerde grootmoedigheid door te leven. Hij wedijvert met George in warme gevoelens voor Pagello, niettegenstaande hij reeds 5 April uit Genève schrijft: ‘Je t'aime encore d'amour, George.’ In dienzelfden brief: ‘tu te promènes sous le plus beau ciel du monde, appuyée sur un homme dont le coeur est digne de toi. Brave jeune homme! Dis-lui combien je l'aime, et que je ne puis retenir mes larmer en pensant à lui. En bien, je ne t'ai donc pas dérobée à la Providence, je n'ai donc pas détourné la main qu'il te fallait pour être heureuse! j'ai fait peut-être, en te quittant, la chose la plus simple du monde, mais je l'ai faite, mon coeur se dilate malgré mes larmes.... .... lorsque j'ai vu ce brave Pagello, j'y ai reconnu la bonne partie de moi-même mais pure et exempte des souillures irréparables qui l'ont empoisonnée en moi. C'est pourquoi j'ai compris qu'il fallait partir.’ ‘Dis à Pagello que je le remercie de t'aimer et de veiller sur toi comme il le fait. N'est-ce pas la chose la plus ridiculeGa naar voetnoot1) du monde que ce sentiment-là? je l'aime, ce garçon, presque autant que toi, arrange cela comme tu voudras. II est cause que j'ai perdu toute la richesse de ma vie, et je l'aime comme s'il me | |
[pagina 111]
| |
l'avait donnée. Je ne voudrais pas vous voir ensemble et je suis heureux de penser que vous êtes ensemble.’ (30 avril). Trouwens het was van weerszijden. In een brief van haar, 't laatst van Mei: ‘Pagello me charge de te dire qu'il ne t'écrit pas dans la crainte de te faire de la peine, mais il t'embrasse de toute son âme.’ Musset, half Juni: ‘.... dis a Pagello que je l'embrasse et qu'il a tort de ne pas m'écrire, cela me ferait plus de plaisir que je ne puis dire.’ En 15 Juni schrijft Pagello in 't Italiaansch, aldus beginnende: ‘Wij hebben elkaar nog niet geschreven, wellicht omdat geen van ons beiden de eerste wilde zijn. Dit heeft intusschen niet verhinderd de zwijgende wisseling van vriendschappelijke gevoelens, die ons voor altijd verknocht doet zijn door banden, voor ons subliem, voor anderen onbegrijpelijk....’Ga naar voetnoot1). Verder raadt hij hem aan voorzichtig te zijn met de genietingen waartoe zijn jeugd hem drijft. Musset aan George Sand, in een brief, kruisend met den vorige: ‘Certes, l'homme que tu as choisi, ne peut avoir changé ta vie qu'en bien. C'est une noble créature, bonne et sincère; il t'est devoué, j'en suis sûr, et tu es trop noble toi-même pour ne pas lui rendre le même dévouement. Il t'aime, et comme tu dois être aimée. Je n'ai jamais douté de lui, et cette confiance que rien ne détruira jamais a été une force pour quitter Venise, ma force pour venir ici, pour y rester.’ Men leze ook het antwoord aan Pagello, d.d. 11 Juli. Ziedaar de heroïeke zelfverloochening maanden volgehouden, want telkens is er op andere plaatsen in zijn brieven een uitbarsting van op nieuw opstormende liefde en wild verlangen. Hij wil voor George niet anders meer voelen dan vriendschap. Herhaaldelijk verzekert hij het haar. ‘Cette amitié qui survit à l'amour, dont le monde se moque tant, dont je me suis tant moqué moi-même, cette amitié-là existe.’Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 112]
| |
Hij verheerlijkt dat zachte gevoel van vriendschappelijke vertrouwelijkheid en zij steunt hem daarin. Maar.... beiden zijn niets minder dan consequent. Het verhindert hem geenszins om, zooals we reeds zagen, te schrijven: ‘je t'aime encore d'amour’ en het is voor haar geen beletsel om te midden van haar moederlijke en zusterlijke raadgevingen zich plotseling te laten gaan tot een cri du coeur. Zijn betuigingen gaan veelmaals samen met berouw over het verleden en zijn, mèt het boven geciteerde en de laatste hoofdstukken der Confession, de meest afdoende weerlegging van Paul's aantijgingen. Ik kan niet alles citeeren; slechts een paar plaatsen: ‘.... mon unique amie, j'ai été presque un bourreau pour toi.... je t'ai fait beaucoup souffrir’ (5 avril). ‘Quel reproche ai-je jamais eu à te faire pendant sept mois que je t'ai vue jour par jour?’ (1 mai). ‘Je t'ai bien méconnue, bien mal aimée, bien fait souffrir’ (10 mai). En daarnaast de grootste lof voor al haar goede hoedanigheden. Hij prijst telkens weer haar goedheid die alles vergeven kon, haar ziele-adel, haar waarheidsliefde. | |
IV.Laat ons nu eens zien hoe zij zich onder dat alles hield. Met een enkel woord repte ik boven al van haar élan nu en dan, opleving van gevoelens die zij beiden hadden dood verklaard. George Sand leidde na Musset's vertrek te Venetië een zeer werkzaam leven, waarin ze vaak met financieele zorgen te strijden had. Haar trots verhinderde haar om meer dan hoognoodig bij haar enkele vrienden daar aan te kloppen, en haar streven is steeds gericht op financieele onafhankelijkheid. Haar verhouding tot Pagello is weinig hartstochtelijk. In zeer moeilijke dagen was hij de helper in nood geweest - haar genegenheid lijkt meer erkentelijkheid dan liefde. Zij prijst hem gestaag, maar die lof is hooge waardeering van zijn goedheid, zijn zorgzaamheid, zijn edele bedoelingen. Ik twijfel zelfs of zij - zoo op end' op vròuw! - de renunciatie van Musset, zijn goede woorden en wenschen voor hun geluk, wel zóó aanvaardde, als hij ze bedoelde.... Was er wel zoo héel véel voldoening voor haar in | |
[pagina 113]
| |
zoo van harte aan Musset's beter-ik, genaamd Pagello, gegund te worden?.... Duidelijk is 't merkbaar dat zij Alfred mist. In de eerste plaats om hun geestelijk verkeer. Wat bleef haar over? De weinigen met wie zij ook door Pagello omging, waren stellig van gansch ander gehalte. Daarbij had zij zich te schikken in veel proza. Haar gezondheid liet te wenschen over, haar omstandigheden waren zeer bescheiden. ‘J'ai été tres occupée d'arranger notre petite maison, de coudre des rideaux, de planter des clous, de couvrir des chaises.’ Pagello zelf bleef grootendeels buiten haar geestelijke sfeer. ‘Le brave Pierre n'a pas lu Lélia, et je crois bien qu'il n'y comprendrait goutte.’ Einde April, dus een maand na Alfred's vertrek, schrijft zij nog: ‘Je suis dans un singulier état moral, entre une existence qui n'est pas bien finie et une autre qui n'est pas encore commencée.’ En einde Mei over Pagello: ‘J'ai là près de moi mon ami, mon soutien; il ne souffre pas, lui, il n'est pas faible, il n'est pas soupconneux, il n'a pas connu les amertumes qui t'ont rongé le coeur; il n'a pas besoin de ma force; il a son calme et sa vertu. Il m'aime en paix, il est heureux sans que je souffre, sans que je travaille à son bonheur. Eh bien, moi, j'ai besoin de souffrir pour quelqu'unGa naar voetnoot1). J'ai besoin d'employer ce trop d'énergie et de sensibilité qui sont en moi. J'ai besoin de nourrir cette maternelle sollicitude qui s'est habituée à veiller sur un être souffrant et fatigué. Oh! pourquoi ne pouvais-je vivre entre vous deux et vous rendre heureux, sans appartenir ni à l'un ni à l'autre.’ In deze ontboezeming ligt de verklaring voor de tragedie die volgen zal. Het is duidelijk - zij mist Alfred. Zij mist hem ook als voorwerp van zorg, van toewijding. Hij heeft haar ontzachlijk veel verdriet gedaan - hij is er haar, ondanks haar zelve, liever om geworden. Nauwlijks is hij weg, of ze zou hem willen volgen, schrijft hem alweer over later terugkomen, over weerzien. Iets later: ‘Ne crois pas, ne crois pas, Alfred, que je puisse être heureuse avec la pensée d'avoir perdu ton coeur. Que j'aie été ta maîtresse ou ta mère, peu m'importe. Que je t'aie inspiré | |
[pagina 114]
| |
de l'amour ou de l'amitié; que j'aie été heureuse ou malheureuse avec toi, tout cela ne change rien à l'état de mon âme à présent. Je sais que je t'aime et c'est tout.... Veiller sur toi, te préserver de tout mal, de toute contrariété, t'entourer de distractions et de plaisirs, voilà le besoin et le regret que je sens depuis que je t'ai perdu.’ Zij vergeet wat ze door hem geleden heeft, ziet tekortkomingen in zich zelve.... ‘Oh, mon enfant! mon enfant! que j'ai besoin de ta tendresse et de ton pardon! Ne parle pas du mien, ne me dis jamais que tu as eu des torts envers moi. Qu'en sais-je? Je ne me souviens plus de rien, sinon que nous avons été bien malheureux et que nous nous sommes quittes. Mais je sais, je sens que nous nous aimerons toute la vie avec le coeur, avec l'intelligence, que nous tâcherons, par une affection sainte, de nous guérir mutuellement du mal que nous avons souffert l'un pour l'autre.’ Voelt niet ieder hierin de vrouw vol teederheid die niets liever wil dan al het gebeurde vergeven en vergeten? - ‘je ne me souviens plus de rien!’ - En we hoeven niet te vragen hoeveel wreed leed ze heeft moeten doormaken, eer ze met een pijnkreet in een beroep op zijn rechtvaardigheid hem aan dat geledene ging herinneren. Hoe is 't mogelijk dat Willem KloosGa naar voetnoot1) na de lezing van deze brieven heeft kunnen spreken van de ‘eigenlijk inwendig-koude Sand!’.... Als we dàt moesten veronderstellen, als we haar uitingen van liefde en hartstocht, die in het vervolg van deze correspondentie al inniger en feller worden, moesten aanvaarden als geschreven door iemand die er weinig van voelde, die er, gelijk Kloos beweert, ‘altijd buiten’ stond, we zouden iets diep verachtelijks moeten vinden in wat we nu alleen onvoorzichtig kunnen noemen: het zich te veel laten gaan in haar brieven - te veel voor de rust èn van Musset èn van zich zelve! Daarbij is er voortdurend een streven merkbaar om het verledene te idealizeeren, te sublimizeeren zelfs. Ze heeft geschreid vroeger om grofheden die hij zich niet ontzag haar toe te voegen, rakende het intiemste van hun samenzijn. Hij heeft haar daarmee diep gekrenkt. | |
[pagina 115]
| |
Welnu: zelfs dàt zal ze weten op te heffen tot iets waaraan hij terug mag denken. ‘Avons-nous un seul souvenir de (nos) étreintes qui ne soit chaste et saint? Tu m'as reproché, dans un jour de fièvre et de délire, de n'avoir jamais su te donner les plaisirs de l'amour. J'en ai pleuré alors, et maintenant je suis bien aise qu'il y ait quelque chose de vrai dans ce reproche. Je suis bien aise que ces plaisirs aient été plus austères, plus voilés que ceux que tu retrouveras ailleurs. Au moins tu ne te souviendras pas de moi dans les bras des autres femmes. Mais quand tu seras seul, quand tu auras besoin de prier et de pleurer, tu penseras à ton George, à ton vrai camarade, a ton infirmière, à ton ami, à quelque chose de mieux que tout cela.’ Er is in de brieven van beiden in deze periode een tweestrijd, die ze tot een interessante, soms emouvante lectuur maken. We voelen er in twee menschen, die niets liever willen dan elkaar gelukkig zien, die ervaren hebben het geluk niet door en bij elkaar te kunnen vinden en in wie beiden een geheimzinnige macht is, welke ze tegen beter weten in telkens tot elkaar drijft. Dat is het tragische in hun verhouding. 't Is of ze beheerscht worden door een noodlot, dat hen verplichten zal tot driemaal toe te pogen samen het geluk te vinden en, in die poging, al wat er lieflijks en goeds is in wat ze hun liefde noemen wreedelijk te vernielen en vernietigen. Beiden zijn ze idealisten en beiden trachten ze het mooie te redden uit den greep van het onontkombare. Beiden leven ze onder den invloed van de romantiek, en hun gevoel blijkt er dermate door beheerscht, dat de exaltatie een tweede natuur wordt, dat een brok leven gaat lijken op een brok literatuur. We zagen boven dat Musset het soms voelde, maar hij was niet krachtig genoeg zich aan den invloed te ontworstelen. Hij leest Werther en La nouvelle Héloïse. ‘Je dévore toutes ces folies sublimes dont je me suis tant moqué.’ Het is bij hem en bij haar beurtelings een belangeloos renuncieeren en een heftig begeeren, een weten dat ze elkaar niet gelukkig kunnen maken en een verlangen dat weten overheerschend. Het schrijven van zulke lange, telkens tot uitingen van hartstocht verleidende brieven, was op zich zelf iets, waarvan zij het onmogelijke terstond hadden moeten inzien, als ze werkelijk elkanders rùst wilden. | |
[pagina 116]
| |
Toen hij in 't begin van Mei haar eerste Lettre d'un Voyageur ontving, om in de Revue des deux Mondes te plaatsen, was hij een en al ontroering en geestdrift na de lezing. ‘O, la meilleure, la plus aimée des femmes! Que de larmes j'ai versées! Quelle journée! Je suis perdu, vois-tu.’ In dien welsprekenden brief geeft ze zich gansch. ‘Je l'ai écrite comme elle m'est venue et sans songer à tous ceux qui devaient la lire. Je n'y ai vu qu'un cadre et un prétexte pour parler tout haut de ma tendresse pour toi et pour fermer tout à coup la bouche à ceux qui ne manqueront pas de dire que tu m'as ruinée et abandonnée.’ Zijn antwoord in de literatuur wordt La confession d'un enfant du siècle. In beide werken trachtten zij elkander recht te doen.
De plaatsen die in de brieven overeenstemmen met plaatsen in beider werken zijn vele. Men zou een doorloopende lijst kunnen geven van analoge gedeelten. Ik beperk me tot het citeeren van enkele die me om de woordelijkheid treffen. 5 April is De Musset in diepe droefenis te Genève, wandelt er s' ochtends door de straten, winkels bekijkende. Wat trekt zijn aandacht? ‘Un gilet neuf’! Hij schrijft er haar over. Zij heeft dit zeer karakteristiek gebruikt in Elle et Lui X, hetzelfde hoofdstuk, waarin ze bijna woordelijk citeert de tirade uit zijn brief van 10 Mei over zijn verhouding tot andere vrouwen. Mr. J.N. van Hall heeft de aandacht gevestigd op het gebruik, door Musset gemaakt van een paar zinnen uit George Sand's brief van 12 Mei, voor On ne badine pas avec l'amour, waar hij ze Perdican in den mond legt. Zichzelven citeert hij meermalen woordelijk in de Confession. Ik wijs maar op: ‘J'ai nié et je crois “voilà tout le mystère”: la foi en quelque chose, un but, - un triangle lumineux placé à la voûte de ce temple qu'on appelle le monde’ - (brief van ongeveer half Juni) waarvan men het gespatieerde terugvindt Confession I. 5, en ‘Les taureaux blessés dans le cirque ont la permission d'aller se coucher dans un coin avec l'épée du matador dans l'épaule, et de finir en paix.’ (1 Sept.) dat in zijn geheel overgenomen is in het daaraan voorafgaande hoofdstuk. | |
[pagina 117]
| |
V.Er was afgesproken dat zij in den zomer te Parijs zou komen. Het gebeurde - zij bracht Pagello mee. En nu wreekte zich eerst ten volle de onmogelijkheid van wat zij hadden gewenscht. Wat te Venetië in een tijd van exaltatie een paar weken bestaanbaar was geweest - bleek te Parijs absurd. Droeviger situatie van drie elkaar goed-willende menschen is moeilijk denkbaar. En gelijk men verwachten kon, de pozitie van Pagello werd, tusschen de twee die elkaar te lief hadden met de heiligste vriendschapsbetuigingen op de lippen, onhoudbaar. Hun betuigingen, hun ontmoetingen, hun kuische kus in zijn bijzijn - alles bijeen bracht den zeer gewonen man in eenigen tijd buiten zich zelven van wantrouwen en jaloezie. Hij werd achterdochtig en opende brieven.... In haar streven om allen recht te doen heeft George Sand in hoofdstuk XI van Elle et Lui dit van hem getuigd: ‘Homme de coeur et de loyauté entre tous, il avait eu l'ambition (was die “ambition” hem niet grootendeels gesuggereerd?) de vouloir dominer les émotions intérieures d'une situation trop délicate. Ses forces le trahissaient; qui pourrait l'en blâmer? Et il s'élancait dans l'abîme, entrainant Thérèse et Laurent lui-même avec lui. Qui ne les plaindrait tous trois?’ Het ging zóó niet. Musset zal heengaan. Zijn afscheidsbrief is een verheerlijking van hun verhouding, en van Haar. Hij zal een boek schrijven over hen beiden. Ieder zal weten wie zijn ‘sainte fiancée’ was. Op haar graf zullen niet anders dan vlekkelooze leliën bloeien. Later zal men hun namen noemen bij die der wereldberoemde Gelieven. ‘Je terminerai ton histoire par mon hymne d'amour.’ Maar zijn schrijven uit Baden van i Sept. is al dadelijk heel anders, stroomt over van hartstocht en verlangen. 't Wordt voor George ondraaglijk. Zij vlucht naar Nohant, den ongelukkigen Pagello te Parijs latend, waar hij 't niet lang meer uithoudt. Zij doet alles om Musset te bedaren, maar onder zijn felle betuigingen leven ook in haar de oude gevoelens weer op. En na herhaalde weigeringen, waarbij zij hem waarschuwt, hun ongeluk voorziet, geeft ze toe. Ze zien elkaar te Parijs terug. Nu gaat zij tijdelijk onder, verliest haar persoonlijkheid. | |
[pagina 118]
| |
Droevig klinkt het terstond na hun hereeniging: ‘J'en étais bien sûre que ces reproches viendraient dès le lendemain du bonheur rêvé et promis, et que tu me ferais un crime de ce que tu avais accepté comme un droit.’ Hij foltert haar op alle manieren met zijn wantrouwen, wil alles weten van haar leven met Pagello, verandert van den dwependen minnaar in den humeurigen, ergdenkenden man. 't Was een treurig en verontrustend verschijnsel dat Musset, zoodra zijn begeerte in vervulling ging, niet in staat was om die vervulling als geluk te genieten. Dat was het tragische in zijn liefde. ‘Il était de ces natures, plus repandues qu'on ne pense dans l'espèce humaine et dans les deux sexes, qui, avec toutes les sublimités et tous les élans de coeur, ne peuvent arriver à l'apogée de leurs facultés sans tomber aussitôt dans une sorte d'épilepsie intellectuelle.... Il obéissait à cet inexorable besoin que certains adolescents éprouvent de tuer ou de détruire ce qui leur plaît jusqu'à la passion. (Elle et Lui XII). Met dat al - hoe genereus George Sand later zijn gevoelens wist te objectiveeren - in den winter van 1834-'35 was zij er de dupe van. Nog meer van haar eigene!.... Want, - meer en meer hield zij van hem! Zij mag het later gehouden hebben voor de onweerstaanbare bekoring van den zwakke, voor haar zucht om het dwaze kind te redden van zich zelf - wij kunnen in haar brieven van dien tijd niet anders zien dan een overwonnen-zijn door hartstochtelijke liefde. De verzameling, hier besproken, blijkt op dit punt niet volledig. Arvède Barine heeft nog andere brieven onder de oogen gehad, dan de hier meegedeelde, citeert er uit en komt tot de concluzie, juist tegengesteldGa naar voetnoot1) aan die van Remy de Gourmont en Kloos: ‘Les fameuses lettres de la Religieuse portuguaise sont tièdes et calmes auprès de quelques-unes de ces pages, qui peuvent compter parmi les plus ardentes que l'amour ait jamais arrachées à une femme.’ Het wordt een gemartel. Een zoeken en niet-vinden van weerszijden, een slingering tusschen tegenstrijdige hartstochten, een | |
[pagina 119]
| |
leven van angst, opwinding, onrust, - op 't laatst ondragelijk voor beiden. En na nòg een breuk en wéer een verzoening, komt het einde. George kàn niet meer. Laat hij met haar gaan - zoo vraagt zij hem - naar Franchart, naar de rots, bekend uit hun uitstapje naar Fontainebleau in den herfst van 1833, en laat hij hun daar beiden den dood geven!.... Zóó maken zij elkaar krankzinnig. Sainte-Beuve bemoeit er zich mee. Ze moeten scheiden voor goed. Haar weerstand is gebroken, eindelijk ook haar hartstocht dood... Weer heeft Musset een bijeenkomst gevraagd. ‘Non, non, c'est assez! Pauvre malheureux, je t'ai aimé comme mon fils. C'est un amour de mère. J'en saigne encore. Je te plains, je te pardonne mais il faut nous quitter. J'y deviendrais méchante. Tu dis que cela vaudrait mieux et que je devrais te souffleter quand tu m'outrages. Je ne sais pas lutter.... Mon orgueil est brisé à présent, et mon amour n'est plus que de la pitié. Je te le dis, il faut en guérir. Sainte-Beuve a raison. Ta conduite est déplorable, impossible. Mon dieu à quelle vie vais-je te laisser? L'ivresse, le vin, les filles encore et toujours!’.... Er kunnen heel wat ethische en stichtelijke redeneeringen vastgeknoopt worden aan deze treurige geschiedenis van onmogelijke liefde. We zien hier twee zeer begaafde, fijn voelende menschen de dupe van een waan-van-hartstocht. Zij oefenen op elkaar uit een groote bekoring, die met geen verstandelijke ontleding te benaderen is, maar in ieder van hen is iets, voor den ander geheimzinnig verborgen, dat op 't oogenblik van de innigste vereeniging door innerlijke botsing die vereeniging tot een spotvorm van liefde maakt. Zij willen het hoogste geluk door elkaar vinden - smachten als elk menschenkind naar dat hoogste geluk - en telkens als zij wanen het voorgoed te bereiken, wijkt het ver buiten hun horizon, staan ze arm en verlaten, elk voor zich in treurige eenzaamheid. Dat we hier met geen lichtzinnige flirtation te doen hebben - ieder zal er wel van overtuigd zijn. En het is hun heele leven iets onuitwischbaars in hun herinnering gebleven.
Ik heb al meermalen La confession d'un enfant du siècle genoemd, evenals Elle et Lui. Dat het eerste in de tweede helft een in hoofdzaken trouw relaas is van hun verhouding, weten we. Welnu - ook Elle et Lui is dat. | |
[pagina 120]
| |
En er is één reden, waarom de auteur van Elle et Lui met het schrijven daarvan heel wat grootmoediger moest zijn dan Musset met de Confession. Ik zal trachten ieder daarvan te overtuigen. De nawerking van het door Musset doorleefde is het duidelijkst merkbaar in Les Nuits, die terecht als zijn meest persoonlijke lyriek bewonderd worden. De gedichten zijn als brokken zieleleven, door een geniale hand in verrukkelijke emouvante kunst omgezet. Het is onmogelijk ze te lezen zonder aangegrepen te worden door emotie, vastgehouden door het overtuigende van het innig menschelijk gevoel, meegesleept door het spontane elan. Uit de smart zijn ze geboren - groote smart van wild opstormende passie, na exaltatie van liefde. Rien ne nous rend si grands qu'une grande douleur.
------------
Les plus désesperés sont les chants les plus beaux,
Et j'en sais d'immortels qui sont de purs sanglots.
Zoo in de Nuit de Mai kort na het onherroepelijke. Dan in de Nuit de Décembre komt verzet tegen de kwelling van het groote leed: Je rassemblais les lettres de la veille,
Des cheveux, des débris d'amour.
---------
J'enveloppais dans un morceau de bure
Ces ruines des jours heureux.
Je me disais qu'ici ce qui dure,
C'est une mèche de cheveux.
---------
Et je pleurais, seul, loin des yeux du monde,
Mon pauvre amour enseveli.
mèt bitterheid tegen haar: Ah! faible femme, orgueilleuse insensée,
Malgré toi, tu t'en souviendras!
----------
Partez, partez! et dans ce coeur de glace
Emportez l'orgueil satisfait.
----------
Partez, partez! la Nature immortelle
N'a pas tout voulu vous donner.
Ah! pauvre enfant, qui voulez être belle
Et ne savez pas pardonner!
Allez, allez, suivez la destinée;
Qui vous perd n'a pas tout perdu.
| |
[pagina 121]
| |
Jouez au vent notre amour consumée; -
Eternel Dieu! toi que j'ai tant aimée,
Si tu pars, pourquoi m'aimes-tu?
De toon van verootmoediging tegenover haar in zijn brieven, tegenover Brigitte in de Confession is al overgegaan in een toon van beschuldiging. Bewijst het niet, wat George Sand hem schreef, dat hij zoo heel gauw eigen ongelijk vergeten kon? Hij noemt haar een dwaze hoogmoedige, maar hij denkt niet aan de oogenblikken dat ze geknield voor zijn kamerdeur vergeefs op één woord van zachtheid wachtte!.... Die bitterheid blijft. Hij toont ten volle de eigenschap waarop George Sand hem herhaaldelijk gewezen heeft, van te vergeten al het krenkende, haar aangedaan, alsof hij geen herinnering houdt van wat hem in vlagen van drift gebeurt. In de Lettre à Lamartine (Februari 1836) hooren we opnieuw de klacht: Hélas! ces longs regrets des amours mensongères,
Ces ruines des temps qu'on trouve à chaque pas,
met de herhaling van het verwijt: O toi, qui sais aimer, réponds, amant d'Elvire,
Comprends-tu que l'on parte et qu'on se dise adieu?
Comprends-tu que ce mot, la main puisse l'écrireGa naar voetnoot1)
Et le coeur le signer et les lèvres le dire,
Les lèvres, qu'un baiser vient d'unir devant Dieu?
Zoo ook nog in de Nuit d'Août: .... vous ne savez pas que l'amour de la femme
Change et dissipe en pleurs les trésors de votre ame....
Eindelijk is 't aan het slot van de Nuit d'Octobre of een milder stemming over hem komt. Eerst is er nog de toon van verzet, waarin hij àl zijn liefde-leed als aan ééne verwijt, en vanzelf neemt ze een gestalte aan in deze woorden: Honte à toi, femme à l'oeil sombre,
Dont les funestes amours
Ont enseveli dans l'ombre
Mon printemps et mes beaux jours.
Maar de Muze doet hem bedaren: | |
[pagina 122]
| |
Sa tâche fut pénible, elle t'aimait peut-être;
Mais le destin voulait qu'elle brisât ton coeur.
------------
Plains-la! son triste amour a passé comme un songe;
Elle a vu ta blessure et n'a pu la fermer.
Dans ces larmes, crois-moi, tout n'était pas mensonge.
Quand tout l'aurait été, plains-la, tu sais aimer.
Waarop dan de dichter toestemt: Tu dis vrai. la haine est impie.
en vervolgens bij veel heiligs en machtigs en schoons zweert: Je te bannis de ma mémoire
Restes d'un amour insensé....
---------
Et toi qui, jadis d'une amie
Portas la forme et le doux nom,
L'instant suprème où je t'oublie
Doit être celui du pardon.
Pardonnons-nous; - je romps le charme
Qui nous unissait devant Dieu;
Avec une dernière larme
Reçois un éternel adieu.
Nog eenmaal, bijna drie jaar later, in 1841, komt hij in Souvenir terug op de oude liefde, dwalend langs de plaatsen van hun eerste geluk, tevens hun eerste leed. 't Is alles nu voorgoed voorbij - niet bleef dan de weemoed in 't herdenken. Hij kan nu zeggen: Que sont-ils devenus les chagrins de ma vie?
en als alle herinneringen aan zijn geestesoog zijn voorbij gegaan, kan hij berusten. Je me dis seulement: ‘A cette heure, en ce lieu,
Un jour je fus aimé, j'aimais, elle était belle.
J'enfouis ce trésor dans mon âme immortelle,
Et je l'emporte à Dieu.’
Jammer, jammer dat dit niet het slot mocht zijn! Maar zij hadden vrienden en vriendinnen, die, gelijk veelal, met welke bedoeling het dan ook geschiedt, hem spraken over háar en haar over hèm.... Dat was al gauw begonnen na hun eerste breuk. En 't hield zoo aan, daar hij haar in 1838 de vraag deed of ze nog vrienden, òf vijanden waren. Zij antwoordde daarop: ‘Je ne sais pourquoi tu me demandes si nous sommes amis ou ennemis. Il me semble que tu es venu me voir l'autre hiver et que nous avons eu six heures d'intimité fraternelle, après lesquelles il ne faudrait jamais | |
[pagina 123]
| |
se mettre à douter l'un de l'autre, fût-ou dix ans sans se voir et sans s'écrire....’ Dit beroep heeft niet gebaat. De vrienden gingen voort.... 't Is hier het rechte oogenblik om te herinneren aan zijn brief van 10 Juli 1834, waaraan wij het volgende merkwaardige slot vinden. ‘Dites-moi, monsieur, est-ce vrai que Mme Sand soit une femme adorable? Tel est l'honnête question qu'une belle bête m'adressait l'autre jour. La chère créature ne l'a pas répété moins de trois fois pour voir apparemment si je varierais mes réponses. Chante, mon brave coq, me disais-je tout bas, tu ne feras pas renier Saint-Pierre’Ga naar voetnoot1). Tòch zou hij verloochenen!.... De ‘belles bêtes’ zouden het winnen - gelijk zoo dikwijls! In 1842 schreef hij zijn Histoire d'un merle blanc. Het verwondert mij dat bij de behandeling van de verhouding tusschen Haar en Hem, dit proza-stuk van Musset vaak genegeerd is. Ook Arvède Barine noemt het niet in dit verband, behandelt het later alleen als literatuur, als geestige vermenging van fantazie en waarheid, als bespotting van de romantiek. Maar ik vind het een treurig blijk hoe Musset in zijn verhouding tot George Sand onder invloed van anderen geraakt was. 't Is 't verhaal van een witte merel uit een geslacht van enkel zwarte. Natuurlijk beleeft het dier wonderlijke avonturen. Hij is als merel lyrisch zanger, en het VIIIe hoofdstuk zijner geschiedenis is gewijd aan zijn intieme verhouding tot een zich als wit voordoende vrouwtjes-merel. Onder de tranen van zijn lyriek wijkt echter de verf van haar veeren en verschijnt ze in haar ware kleur, zelfs niet zwart meer, maar rossig. Ze moest vroeger al verschoten zijn!.... Wie hiermee bedoelt wordt - het volgende citaat laat geen twijfel over. ‘J'ignorais d'abord que ma bien-aimée fût une femme de plume; elle me l'avoua au bout de quelque temps, et elle alla même jusqu'à me montrer le manuscrit d'un roman où elle avait imité à la fois Walter Scott et Scarron. Je laisse à penser le plaisir que me causa une si aimable surprise. Non-seulement je me voyais possesseur d'une beauté incomparable, mais j'acquérais encore la | |
[pagina 124]
| |
certitude que l'intelligence de ma compagne était digne en tout point de mon génie. Dès cet instant, nous travaillâmes ensemble. Tandis que je composais mes poëmes, elle barbouillait des rames de papier. Je lui récitais mes vers à haute voix, et cela ne la gênait nullement pour écrire pendant ce temps-là. Elle pondait ses romans avec une facilité presque égale à la mienne, choisissant toujours des sujets les plus dramatiques, des parricides, des rapts, des meurtres, et même jusqu'à des filouteries, ayant toujours soin, en passant, d'attaquer le gouvernement et de prêcher l'émancipation des merlettes. En un mot, aucun effort ne coûtait à son esprit, aucun tour de force à sa pudeur; il ne lui arrivait jamais de rayer une ligne, ni de faire un plan avant de sa mettre à l'oeuvre. C'était le type de la merlette lettrée.’ 'k Heb maar niets gecursiveerd. In verband met wat voorafging in deze Histoire d'un merle blanc, - geschreven een jaar na Souvenir! - een treurig document. Maar als we het kennen, moeten we nog meer voelen voor de vrouw, welke later in haar Elle et Lui toch met zooveel objectiviteit den man wist recht te doen, die jegens haar zich na àl hun ellende aan deze grofheid had schuldig gemaakt. De literaire waarde der Histoire, de geestigheid ervan blijve onaangetast, in Musset's Oeuvres houde het zijn plaats: de mènsch zou me veel liever zijn als hij 't niet geschreven had. Doch George Sand heeft het hem vergeven. ‘Paix et pardon,’ waren de woorden van hare grijsheid tot Sainte-Beuve.
Ten slotte moet ik terug naar het begin van dit opstel. Om er aan te herinneren dat het mij vóór alles te doen was om een billijke appreciatie. Tot een als vonnis bedoeld eind-oordeel over een van beiden kom ik niet. 'k Heb niet anders gedaan dan de indrukken verzameld, van het lezen der correspondentie ontvangen, en die in verband gebracht met wat van elders bekend werd. Vanzelf is daarbij het onhoudbare gebleken van de hatelijke beschuldigingen, tegen George Sand ingebracht, en deze posthume uitgaaf gerechtvaardigd. Heeft mijn arbeid daarenboven enkelen wat dichter gebracht tot het zieleleven van twee merkwaardige persoonlijkheden der vorige eeuw, dan is 't doel dat ik mij stelde bereikt. |
|