Groot Nederland. Jaargang 2
(1904)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 732]
| |
Zij en hij
| |
[pagina 733]
| |
heeft dan een man. En zelfs met een oppervlakkige kennis der feiten kunnen we al goed begrijpen de klacht van George Sand in een van haar Lettres d'un Voyageur, door tusschenkomst van De Musset gepubliceerd in de Revue des deux Mondes van Sept. 1834. ‘Nul n'a été plus outragé et plus calomnié que moi, et nul ne s'est cramponné avec plus de douleur et de force à l'espoir d'une justice céleste et un sentiment de sa propre innocence. Depuis que la publication de quelques écritsGa naar voetnoot1), trop sincères et trop courageux pour qu'on la pardonnât à une femmeGa naar voetnoot2), a fixé sur mon nom quelques regards étonnés ou curieux, il n'est pas de mensonge dégoûtant, pas de soupçon monstrueux et stupide, pas de récit extravagant et infect, dont on ne se soit efforcé de le souiller. Depuis ce moment, je n'ai pas pu dire un mot, écrire une ligne, faire un pas, sans que mes intentions les plus pures aient été flétries odieusement, et soumises aux plus basses interprétations.’ We voelen, al houden we geen rekening met de bizonderheden waarop zij doelt, de algemeene gegrondheid van deze klacht. Het kòn eenvoudig niet anders of een jonge vrouw die in haar werken ideeën verkondigde als de hare, moest wel het voorwerp worden van de praatzieke nieuwsgierigheid eener frivole maatschappij en een gemakkelijk te treffen doel voor de tegenstanders van haar intenties. Te eer, waar zij in haar particulier leven den talloozen braven zooveel aanstoot gaf. Een jonge vrouw en moeder die met een harer kinderen haar woonplaats Nohant en haar man verlaat, om te Parijs in manskleeren het leven van jonge artiesten mee te leiden, die dan na andere afdwalingen een liaison heeft met een zes jaar jonger dichter, op wiens geniaal eerste werk de algemeene aandacht gevestigd is, - zulk een vrouw kan er zeker van zijn niet gespaard te zullen worden!.... En men heeft haar niet gespaard. Haar verhouding tot Alfred de Musset is haar met volle maat toegemeten. Het ergste was voor haar vijanden nauwelijks erg genoeg - terwijl op den duur hun invloed zoo groot bleek, dat zelfs de man, die eerst pogingen deed om haar tegenover het publiek hoog te houden, ook nadat zijn liaison met haar een failure bleek, na eenige jaren op een wijze over haar ging schrijven die zijn karakter weinig eer aandeed. Maar daarover straks. | |
[pagina 734]
| |
In de voorrede van dezen brievenbundel, dertig jaar na haar bovenstaande klacht geschreven, komt zij op den laster terug, speciaal hare verhouding tot de Musset rakend. En de toon verraadt de innige gekrenktheid, de verontwaardiging nog na zooveel tijd. Zij schrijft daarin aan Emile Aucante: ‘Vous connaissez toutes les lettres qui m'ont été écrites par Alfred de Musset, et toutes celles qu'il a reçues de moi! Vous savez que cette correspondance est la meilleure réfutation des calomnies dont j'ai été l'objet. Parmi toutes ces calomnies, il en est quelques-unes qui m'ont blessée profondément, quelque habituée que je sois à tout supporter en ce genreGa naar voetnoot1); et voici celles que je tiens à réduire à neant: L'accusation de jalousie litteraire! Celle d'avoir été la cause d'une grave maladie, en suscitant à Alfred de Musset des chagrins antérieurs à cette maladie; celle de l'avoir mal soigné, négligé, abandonné durant cette maladie; de l'avoir affligé, menacé, chassé durant sa convalescence; celle enfin de l'avoir rappelé et ramené à moi pour l'affliger et le menacer encore. Tout cela est odieux et stupide, et si étranger à mon caractère, si contraire à mes instincts, que je n'éprouve aucun besoin de m'en justifier durant ma vieGa naar voetnoot2). Il me semble que la plupart de mes contemporains se lèveraient pour me dire que c'est inutile.... Mais l'appréciation.... peut devenir confuse pour ceux qui nous survivront. Quand notre présent sera leur passé, il en sortira un peu de légende, et la légende qui n'est qu'un ensemble de versions diverses, s'emparera du fait actuel et n'y laissera peut-être plus rien de vrai. Voilà pourquoi je tiens, dans l'intérêt de la vérité, à ce que la correspondance que je vous confie puisse être publiée un jour.’ Duidelijk wordt hiermede het doel der uitgave omschreven. En het komt me voor dat bij eene bespreking van dezen brieven-bundel in de eerste plaats met die bedoeling moet rekening gehouden worden. Derhalve wekt het mijn verwondering, dat verschillende beoordeelaars juist dat punt zoo goed als buiten beschouwing lieten. Ja zelfs lijkt het of enkelen de gelegenheid te baat genomen hebben, om hun oordeel over of liever vooroordeel tegen de auteur George Sand nog eens zoo kras mogelijk te formuleeren. Alsof het dáárom | |
[pagina 735]
| |
ging!... Alsof met dit boek de nakomelingschap niet gelegenheid gegeven werd, om, in verband met wat langs andere wegen tot haar gekomen was, te trachten rècht te doen, en zoo onpartijdig mogelijk de algemeen geldende opinies aan een herziening te onderwerpen. Het krast sprak zich uit Remy de Gourmont in de Mercure de France van Juli ll. Hij maakt zelfs van de gelegenheid misbruik om op een onridderlijke wijze over haar particulier leven in 't algemeen te spreken. 't Gaat niet aan hier al zijn beweringen te volgen, maar een paar punten wil ik even releveeren, ter overtuiging dat een parti pris hem zoo onbillijk mogelijk maakt. Hij zegt o.m.: ‘L'amour qu'a célébré (? v.N.) George Sand pourrait être appelé l'amour-caprice. Il s'agit d'une folie qui durera six mois, dont on guérira par un voyage, qui servira de thème pour de prolixes écritures. Le caprice échevelé qu'elle éprouva, d'une façon intermittente, pour Musset de 1833 à 1835, ne l'empêcha nullement de rédiger, pendant ce temps-là, trois ou quatre romans.’ Bij de behandeling der brieven zullen wij zien dat de eerste zinnen een gewild-scheve voorstelling bevatten, en wat het laatste aangaat, is het niet in hooge mate onbillijk om een vrouw, die van haar arbeid léven mòet, die er op staat onafhankelijk te blijven, die daarbij de roeping in zich voelt om haar voelingen uit te spreken, te verwijten dat zij van het eenige middel dat haar daartoe ten dienste stond, gebruik maakte - nl. van haar pen? Heeft De Musset in die jaren nièt geschreven en dat geschrevene nièt gepubliceerd? Met volle gerustheid schrijft zij zelve aan Musset (29 April '34) over haar ‘travail de cinq ou six heures par jour’ en hij denkt er niet over haar die vlijt ten kwade te duiden. Een tweede grief is een zinnetje in haar brief van 15 April '34: een hartelijken brief na hun eerste breuk. Zij wil zijn moederlijke vriendin blijven: ‘(son) vrai camarade, (son) infirmière, (son) ami (et) quelque chose de mieux que tout cela.’ Dan volgt er iets verder: ‘Le monde n'y comprendra jamais rien. Tant mieux.’ Wat zegt De Gourmont hier nu van?.... ‘Ainsi elle sait qu'un jour ou l'autre on ouvrira les rideaux, et elle jouit de l'étonnement du public devant une passion si littéraire.’Ga naar voetnoot1) Is dat niet een zin uit zijn verband rukken en kwaadaardig interpreteeren? | |
[pagina 736]
| |
En eindelijk trekt hij na lezing van deze dikwijls zoo innig trieste correspondentie de concluzie: ‘Cette vie bien remplie, terminée par une vieillesse heureuse et encore laborieuse, fut certainement agréable à celle qui la vécut.’ Logischer kan het al niet! Terecht heeft Mr. J.N. van Hall in De Gids op de dwaasheid van andere zijde gewezen, om ontsticht te zijn over het onbescheidene van deze publicatie. Hij wijst er op dat beide betrokkenen in hun werken verschillende malen zelf de aandacht hebben gevestigd op het tusschen hen voorgevallene. Trouwens, het is m.i. afdoende dat deze correspondentie door George Sand zèlve voor publicatie bestemd werd. Dat voorkomt alle bedenkingen. De heer Van Hall acht de brieven tevens belangrijk om hun literaire verwantschap met werken van Musset, geeft daarvoor een paar belangrijke aanwijzingen - vanzelf zal in de bladzijden die hier volgen op nog meer punten van overeenkomst, ook met werk van George Sand gewezen worden. Het is mijn plan een poging te doen om, deze brieven in verband beschouwend met den tijd waarin ze geschreven werden en met wat ons langs anderen weg van de beide auteurs als mensch is bekend geworden, te komen tot een billijke appreciatie. Meer zal het mijn bedoeling zijn een poging te doen tot benaderend verklaren dan tot oordeelen, omdat alle gegevens te zamen nooit bij machte kunnen zijn ons door te doen dringen in dat geheimzinnige van de ziel, 't welk een mensch slechts bij enkele oogenblikken ervaart als de oorzaak van zijn handelen. | |
I.De tijd, waarin George Sand en Alfred de Musset hun eerste werken schreven, sloot aan bij den bloeitijd der Romantiek. En aleer over hen persoonlijk te kunnen oordeelen, dienen we althans eenigszins op de hoogte te zijn van de invloeden waaronder zij leefden. Want beiden waren echte kinderen van hun tijd. De eerste dertig jaren der 19e eeuw waren in Frankrijk een periode van groote woeling. Drie regeeringsvormen volgden elkander op en in een land waar de politiek, meer dan in eenig ander, verband hield met het literaire leven, kon het niet anders of de wisseling van | |
[pagina 737]
| |
régime moest invloed hebben op de literatuur. De groote strijd van het laatst der achttiende eeuw was tot schijnbare rust gekomen onder de ijzeren vuist van Napoleon, maar toen hij viel en de Bourbon's weer tot den troon vermochten te naderen, ontbrandde fel de kamp van oud tegen nieuw. De denkbeelden der revolutie, zoowel als de idealen van het Keizerrijk, werden overvleugeld door de reactie welke onder de witte kokarde het terrein veilig vond om zich te doen gelden, en daarvoor geen terrorisme ontzag. Kerk en koninklijke troon werden gesteund door de velen die hun beurt hadden moeten afwachten en nu, in herstel van den godsdienst en van feodale rechten, mèt hun eigen belang dat van het vaderland trachtten te dienen. In de literatuur gebeurde iets dergelijks. De invloed van de encyclopedisten, van Voltaire had uitgewerkt. Het rationalisme dat in de letteren eenerzijds saam gegaan was met den dienst van het klassieke, anderzijds zich geuit had in zeer lichtzinnige, alle idealisme met voeten tredende pornografie, wekte afkeer. Invloeden van andere literaturen deden zich gelden - madame de Staël ontdekte Duitschland: Goethe, Schiller e.a. werden bekend, - Shakspere, Byron en Walter Scott vonden vereerders - en Chateaubriand richtte de blikken naar gansch nieuwen horizon. Het vergallischte Wertherisme vond in René bewonderaars, Corinne en Delphine brachten de vrouw in een sfeer van nieuwe ideëen en gevoelens, en in het Christendom werden langs litérair-aesthetischen weg weer bekoringen ontdekt door wie het scepticisme der 18e eeuw niet meer voldoen kon. Van alle zijden kwamen de bestrijders van het ongeloof - een nieuwe filozofie brak zich baan. In 1815 schreef Cousin: ‘La preuve la plus répandue et la plus touchante de l'existence de Dieu n'est-elle pas cet élan du coeur qui, dans la conscience de nos misères et à la vue des imperfections de tout genre qui nous assiégent, nous suggère irrésistiblement l'idée confuse d'un être infini et parfait, nous remplit, à cette idée, d'une émotion inexprimable, mouille nos yeux de pleurs ou même nous prosterne à genoux devant celui que le coeur nous révèle, alors même que la raison refuse d'y croire. Is niet als een laatste opstand van de kortelings zoo hoog verheven Rede onwillekeurig belichaamd in die door mij gecursiveerde woorden? - en hooren wij er niet de echo van in de bekende verzuchting van Musset: ‘malgré moi l'infini me tourmente’? | |
[pagina 738]
| |
Ik noem hier ook nog Lamennais, die in het geloof den krachtigsten steun prees voor den wil, die strijden ging tegen het indifferentisme, dat hij ‘le mal du siècle’ noemde, en die later nog op George Sand een grooten invloed zal uitoefenen, als haar periode van alleen gepassioneerde exaltatie achter haar ligt. De dichters en schrijvers, voorzoover zij tot de romantiek gerekend kunnen worden, keerden echter meer uit aesthetisch welbehagen, dan uit innige vroomheid tot hoogschatting van den godsdienst terug. De reactie tegen de idealen der 18e eeuw dreef er hen vanzelf toe. Het koude, cynische, spottende, en het academische na-klassieke, had een tegenwicht noodig in het sterk subjectieve, persoonlijk gevoelige, en dat sloot zich bij intuïtie aan bij een aesthetisch zich voordoend christendom.Ga naar voetnoot1). Chateaubriand werd de leider der nieuwe jeugd: als René, als de lieveling der vrouwen, als schrijver van Le génie du Christianisme, als pelgrim naar Jeruzalem, als voorvechter der legitieme regeering. Na hem en naast hem kwamen Lamartine en Victor Hugo - de twee grooten van het tweede tijdperk der romantiek. In tweeërlei opzicht is de romantiek in Frankrijk geweest een streven naar uitbreiding, naar vernieuwing door uitbreiding. Van bijna uitsluitend nationaal werd de literatuur door Mme de Staël, door Chateaubriand en de beoefening der groote Engelschen, meer cosmopolitisch - terwijl ze terzelfder tijd door bovengenoemde invloeden en door revolutionair verzet tegen een verouderde poëtiek zich ontworstelde aan de overheersching van het pseudo-klassieke, vernieuwing zocht in de middeleeuwen, aangetrokken werd - vooral in Victor Hugo - door de gothiek, en door schrijvers en dichters vóór Malherbe, in wien Boileau den eersten dichter zag. Vooral trad bij de romantici voorop het individueele, het subjectieve. Tegenover het harde, nuchtere der vorige eeuw kwam het persoonlijk gevoel. Het revolutionaire van '89 werkte nu in de meest ontvankelijke gemoederen. Maar niet de rechten van den mensch collectief, de rechten van het ik werden gediend. Wetten en conventies waren het werk van menschen, zoodra zij de vrije uitleving van het ik belemmerden - wèg er mee! Vrijheid voor het persoonlijke bovenal. | |
[pagina 739]
| |
Dreef deze gevoels-cultus vanzelf in de richting der mystiek - een verschijnsel, dat we in de laatste jaren opnieuw hebben kunnen opmerken en dat zich veel sterker dan in Frankrijk in Duitschland openbaarde, - hij had door zijn revolutionairen oorsprong uitteraard een verzet in zich tegen de conventioneele moraal, was een ontkenning van de geldende geijkte ethische begrippen, een streven naar vrijmaking. Zulk een tijd, als waarin de romantiek in de literatuur en het gevoelsleven in de maatschappij meer den boventoon voert, is vanzelf veelbewogen en eischt krachtige karakters. De politiek in Frankrijk werd omstreeks 1830 niet meer geleid door het gezond verstand alleen, neen, hoofdzakelijk door het gevoel. Dat overheerschte. Zeer kenmerkend is een brief van Guizot in 1831, waarin hij als uiting van de ridderlijke bewogenheid des volks een oorlog niet ongeschikt zou achten. De revolutie was pas achter den rug, onder den burger-koning diende men weer oude idealen van vrijheid, en een opkomen voor Polen zou het volk zeer gunstig stemmen. Hij schreef: ‘Je ne puis trop vous prier de réfléchir que nous ne sommes pas dans un moment de raison, où les moyens tout raisonnés du système représentatif suffisent. Je suis persuadé qu'une guerre serait utile, bien entendu si l'on parvenait à la limiter. Je serais disposé à la risquer en exigeant beaucoup pour la Pologne. C'est bien plus populaire que la Belgique. Pourquoi? Parce que c'est plus dramatique. La France est pour le moment dans le genre sentimental bien plus que dans le genre rationnel.’ Zoo iets - dan is dit overtuigend.Ga naar voetnoot1) Door deze beknopte en uitteraard slechts hier en daar op de hoofdzaak een blik werpende algemeene beschouwing, hoop ik voldoende den achtergrond te hebben aangetoond, waartegen de beide hoofdpersonen moeten gezien worden. | |
[pagina 740]
| |
II.De eerste ontmoeting van George SandGa naar voetnoot1) met Alfred de Musset had plaats op een diner, door de Revue des deux Mondes in 1833 haar medewerkers aangeboden en waarbij het toeval ze naast elkaar deed zitten. Het moet een ontmoeting geweest zijn als van twee vreemdelingen. Zij had er niet naar verlangd. Kort te voren schreef ze aan Sainte-Beuve die den jongen dichter bij haar introduceeren wilde: ‘.... réflexion faite, je ne veux pas que vous m'ameniez Alfred de Musset. Il est très dandy, nous ne nous conviendrions pas....Ga naar voetnoot2) Was hierin iets van de instinctieve vrees, die waarschuwt voor het gevaar? Hoe verschillend deze twee menschen! George Sand, de vrouw van negenentwintig jaar, wat had ze al een leven achter zich.... Als jong meisje, later als jonge vrouw, getuige van familie-twisten, in zichzelve zich opsluitend met haar intieme gedachten, eerst in mijmerzieke jeugd meenend in de stilte van een Parijsch couvent bevrediging te zullen vinden voor neiging tot het mystieke, dan zonder liefde getrouwd met een man die haar onverschillig bleef, maar in het huwelijk een tijdlang zoo geheel opgaande in het moederschap, dat de oppervlakkigen haar alleen als huisvrouw konden appreciëerenGa naar voetnoot3), - dan meer en meer de overtuiging voelend dat zij niet de vrouw was voor het kalme leven in den huiselijken kring, meer en meer geneigd te gehoorzamen aan den drang van al sterker gevoelde roeping, eindelijk den band met haar gezin verbrekend, en als vluchtend met een harer kinderen naar een omgeving, waar zij zich zelf kon zijn, haar persoonlijkheid vrijelijk zich ontplooien kon.... | |
[pagina 741]
| |
Welk een geloof in eigen kracht, welk een vertrouwen in willen en kunnen, welk een energie is er in die jonge vrouw belichaamd geweest!.... Idealiste was ze, kampen wilde ze, na de vrijmaking van het eigen ik, voor de rechten der persoonlijkheid in algemeenen zin, voor de rechten der vrouw in 't bizonder. We mogen niet meer mee kunnen met hare opvattingen van geloof, van liefde, van menschelijkheid, we moeten eerbied hebben voor de wilskracht, den door niets neer te slanen werklust, die haar haar heele lange leven bijbleef. Zij had den moed harer overtuiging en zij had óók den moed te toonen dat die veranderen kon. René Doumic heeft terecht van haar gezegd dat zij bovenal vrouw bleef. Wat haar een tijdlang geheel op deed gaan in haar moederschap, het echt vrouwelijke, deed haar telkens onder den invloed komen van krachtiger persoonlijkheden. Maar het vrijuit, zonder eenig voorbehoud reageeren op dien invloed was altijd van háár, droeg steeds het merk van haar innerlijk leven, en daardoor heeft al haar werk het persoonlijke dat vanzelf weder invloed uitoefentGa naar voetnoot1). En denken we ons nu naast deze hoogst intelligente, krachtige vrouw, voor een groot deel op het land opgegroeid, aan dat gastmaal, waar stellig mondaniteit en vernuft en intelligentie mee aanzaten, den dandy-achtigen Parijschen dichter, zes jaar haar jongere!.... Alfred de Musset was, vergeleken met haar, een Zondagskind. Geboren uit een harmonisch huwelijk, verzorgd door een liefhebbende moeder, groeide hij in weelde op, en waren alle omstandigheden er als op ingericht om hem lichamelijk en geestelijk zoo voorspoedig mogelijk te doen ontwikkelen. Om hem niet de strijd van verwanten, in hem niet het geslingerd worden van zijn affectie, nu her- en dan derwaarts. Valt hij door zijn eerste gedichten in ongenade bij zijn tante de chanoinesse, die uitzondering bevestigde den regel van goede verstandhouding. | |
[pagina 742]
| |
De strijd in hem was een zuiver geestelijke en wellicht was hij er zich zelf niet van bewust. Van vaderszijde zuiver achttiendeeeuwsche neigingen geërfd hebbend, als afstammeling uit een geslacht van ‘hommes de lettres’, - neigde zijn ziel door invloeden van moederszijde sterk naar het romantisch-gevoelige, en duidelijk is in zijn werk aan te toonen waar nu de eene dan de andere beheersching den boventoon voert. ‘Il est comme double. Quand il est ému, il est du XIXe siècle plus que personne, nerveux, douloureux, passionné et saignant, criant sa misère et son désespoir en vers immortels qui sont de purs sanglots; quand il est calme, il est le plus aimable, le plus spirituel, le plus leger et le plus charmant des conteurs, des humoristes et des faiseurs de petits vers du XVIIIe siècle’Ga naar voetnoot1). De strijd in hem waarvan hij zich wel bewust was heeft hijzelf de ziekte van het kind der eeuw genoemd, en in de eerste hoofdstukken van diens Confessions getracht de oorzaken ervan aan te wijzen. Echter op weinig overtuigende wijze. In De Musset is dit merkwaardige verschijnsel vast te stellen, dat hij als kunstenaar zeer zelfstandig zijn eigen weg gaat, den onwil van een gansche groep iets oudere vrienden-romantici trotseert door een hun veel te vrije allure, later (1836) zelfs zeer krachtig en critisch tegen de romantiek optreedtGa naar voetnoot2), ergo alles bijeen den indruk maakt van een man die wil en weet wat hij wil, - toch als mensch lijdt aan innerlijke zwakte, aan de kwellingen van een twijfelende, steeds onzeker slingerende ziel. Het ongeloof der 18e eeuw kon hem evenmin voldoen als het geloof der 19e. Den invloed ondergaande van Byron's sceptische helden, meepeinzende en lijdende met Hamlet onder een te zwaar noodlot, met aanleg tot idealisme in 't pessimisme der groote geesten verdolend, smachtend naar schoonheid, naar 't sublieme, en zijn dagen gevend aan laag genot dat spoedig walgde en in zijn ziel een niet meer uit te wisschen vlek nalietGa naar voetnoot3), | |
[pagina 743]
| |
het hoogste van 't leven eischend en niet bij machte het hooge wat voor 't grijpen was vast te houden - ziedaar iets van 't tegenstrijdige zielsbestaan van Musset. We kunnen er verklaringen voor vinden in een zenuwlijden dat zich al in zijn jeugd openbaarde - het feit blijft. Zijn uiterlijk had door een frissche jeugdigheid groote bekoring - en hij kon beminnelijk zijn als een kind. Maar 't minste was soms al voldoende om al dat beminnelijke te verjagen en hem in een paroxysme van woede te doen opstuiven. Hij was een kind van 't oogenblik, in wien we, om een tegenstrijdigheid te meer vast te stellen, een bijna altijd kalme houding tegenover vaak zeer onrechtvaardige, domme critiek kunnen waardeeren. George Sand kende ook de wisselingen van stemming, waaraan elke artistieke natuur onderhevig is; ook zij had vaak zeer duidelijke neigingen getoond tot zelfmoord. Maar zij had zich veel meer leeren beheerschen: er was in haar door haar gansch andere jeugd een krachtiger wil ontwikkeld, en de practische levenszorgen hadden aan haar natuur vanzelf meer leiding gegeven. Wat den jongen dichter tot deze gerijpte vrouw, wat haar tot hem aantrok? Ik zal niet wagen te gissen naar wat voor hen zelven een verborgenheid zal gebleven zijn. Zooveel is zeker, de sympathie kwam vanweerszijden. Zijn eigenaardige bekoring boeide haar en hij was overweldigd door haar wonder-mooie donkere oogen.Ga naar voetnoot1) Naar de teekeningen van Musset te oordeelen, die een groote aantrekkelijkheid zijn van dezen brievenbundel, was zij geen schoonheid. Haar profiel geeft een lange, slechts even gebogen lijn voor voorhoofd en neus, maar een zeer fuyante kin. Volgens andere portretten was haar mond veel breeder dan Musset's teekeningen doen vermoeden. Hij zal in 1833 nog dichter gestaan hebben bij het gladde page-portret van Devaria, dan bij het gebaarde van Bida of van Gavarni. Allergeestigst is de caricatuur door hemzelf vooraan in dezen bundel, met het geëmacieerde gezicht tusschen woest aan weerszijden opkrullende haarlokken, de wespentaille en de uitbollende broek. | |
[pagina 744]
| |
Is Alfred de Musset na den Revue-maaltijd haar boeken gaan lezen, en moeten wij het als een beleefdheid beschouwen als hij haar daarop een gedicht stuurt, geschreven bij de hèrlezing van Indiana? Hoe dit zij - het gedicht is in verband met wat er volgde belangrijk genoeg. Hij was getroffen door het hoofdstuk waar Noun, die Raymond liefheeft, tracht haar omhelzingen voor die van Indiana te doen gelden. Noun wordt voor De Musset de gemakkelijke liefde: Groyant que le bonheur c'est une nuit d'ivresse.
en Indiana: O George! n'est-ce pas la pâle fiancée
Dont l'ange du désir est l'immortel amant?
N'est-ce pas l'Idéal, cette amour insensée
Qui sur tous les amours plane éternellement?
Ah, malheur à celui qui lui livre son âme!
Qui couvre de baisers sur le corps d'un femme
Le fantôme d'une autre, et qui, sur la beauté,
Veut boire l'idéal dans la réalité!
Is 't niet in dien eersten brief van hem als een profetie van wat gauw in vervulling zal gaan? Hij bedoelde het zoo heel ànders!...Ga naar voetnoot1) Ziedaar dus de correspondentie begonnen, en in de tien eerste, meest korte brieven, alle van zijn hand, is de toon gewoon vriendschappelijk. Een enkele maal (10) komt er iets teeders in de scherts. ‘Si vous étiez venue hier soir, je vous aurais remercié sept fois comme ange consolateur et demi, ce qui fait bien proche de Dieu’. 't Zijn toespelingen op gebeurtenisjes, op bezoeken, en in 5 op | |
[pagina 745]
| |
een reisplan: ‘ne mourez pas avant que nous n'ayons exécuté ce beau projet de voyage, dont nous avons parlé.’ Hij prijst (8) het sterk persoonlijke in haar werk. Voor hem als echt romanticus ‘un livre, c'est un homme, ou rien’. Hij wil George Sand vinden in haar werk en niet ‘madame une telle faisant des livres’. En hij vindt haar. Eens, na een wandeling samen, wordt het hem te machtig. De beslissende brief wordt geschreven. 't Kan alleen wat verwonderen bij een zoo expansieve natuur, dat de bekentenis per brief geschiedde. ‘Mon cher George, j'ai quelque chose de bête et de ridicule à vous dire. Je vous l'écris sottement en lieu de vous l'avoir dit, je ne sais pourquoi, en rentrant de cette promenade. J'en serai désolé, ce soir. Vous allez me rire au nez, me prendre pour un faiseur de phrases dans tous mes rapports avec vous jusqu'ici. Vous me mettrez à la porte et vous croirez que je mens. Je suis amoureux de vous.’ De Musset wist niet, toen hij zijn liefde betuigde, dat zij weerklank zou vinden. Brieven 11 en 12 zijn een-en-al onzekerheid. Maar ook zij had hem lief: de teerling was geworpen: twee jaren van weinig vreugde en veel leed wachtten hen beiden. Aanvankelijk waren ze beiden vol illuzies. Hij had voor 't eerst een vrouw lief, die hij niet als vroegere maitresses alleen als speelgoed voor dartele uren beschouwde, en in haar leven was - ondanks of door haar voorafgaande liaison? - de liefde voor dezen jongen, genialen man als een renouveau. Maar toch lijkt mij het verschil groot. Bij een vrouw als George Sand met zooveel ervaring, zooveel persoonlijkheid, een vrouw die twee kinderen heeft en zes jaar ouder is dan haar minnaar, zal vanzelf het moederlijk element een belangrijk aandeel hebben in haar liefde, en dat zal zich te sterker doen gelden, naar mate hij zich als min krachtige, als weifelende persoonlijkheid doet kennen. George Sand was - niet als kunstenares, maar als mensch - zijn meerdere. Zij bezat veel meer ‘bon sens’, veel meer zelfvertrouwen en fermeteit. Er is geen twijfel aan, of zij zijn liefde oprecht beantwoordde. En er is iets bizonder kloeks in de wijze waarop zij haar verhouding aanvaardde. Zij schrijft er over aan Sainte-Beuve, maar vraagt hem geen ‘discretie’. Ieder mag het weten. Zij is vol van Musset's lof. | |
[pagina 746]
| |
‘Ici, bien loin d'être affligée et méconnue, je trouve une candeur, une loyauté, une tendresse qui m'enivrent. C'est un amour de jeune homme et une amitié de camarade.... Je l'ai niée cette affection, je l'ai repoussée, je l'ai refusée d'abord, et puis je me suis rendue, et je suis heureuse de l'avoir fait’. Toch volgt er nu in den brief van 25 Augustus 1833 een zinnetje, dat beteekenis krijgt in verband met latere uitingen: ‘Je m'y suis rendue par amitié plus que par amour....’ Een maand later aan denzelfde: ‘.... je suis heureuse, très heureuse.... Chaque jour je m'attache à lui; chaque jour je vois s'effacer en lui les petites choses qui me faisaient souffrir; chaque jour je vois luire et briller les belles choses que j'admirais. Et puis encore, par-dessus tout ce qu'il est, il est bon enfant, et son intimité m'est aussi douce que sa préférence m'a été précieuse.’ Ik heb met opzet deze geluksbetuigingen aangehaald, omdat er m.i. uit blijkt dat de liefde van de schrijfster samengaat met een zich rekenschap geven zoowel van eigen gevoelens, als van zijn kwaliteiten. 't Is niet de liefde van een amoureuse die vaak alle onderscheidingsvermogen mist. Zij is onder zijn charme geraakt, maar niet verblind voor zijn fouten. Haar liefde is half-moederlijkGa naar voetnoot1). En daardoor juist kan zij van hem verdragen de echt kinderlijke afwisseling van beminnelijk en lastig zijn, vergoelijkt zij zijn vlagen van jaloezie, van onheuschheid met de betuigingen van spijt die nooit op zich laten wachten. Bij het lezen dat zij in hun innigste oogenblikken steeds chaste bleef, moest ik denken aan de verhouding van madame de Warens tot Jean Jacques Rousseau. In hoeverre heeft ze zelve daar ooit aan gedacht? En heeft juist dat geen aandeel gehad in het ongelukkig verloop van hun liefde? Het is wel zeer opmerkelijk dat zij zelve in Lélia een verhouding als tot De Musset heeft voorgevoeld. ‘Alors un homme vint, et je l'aimai. Je l'aimai du même amour dont j'avais aimé Dieu et les cieux, et le soleil et la mer. Hélas! cet homme n'avait pas vécu des mêmes idées. Il connaissait d'autres plaisirs, d'autres extases: il eût voulu les partager avec moi....’ (II. 1). | |
[pagina 747]
| |
En in een volgend hoofdstuk treffen deze woorden: ‘elle déposa sur ses lèvres un long baiser de mère et d'amante.’ We mogen de liefdesgeschiedenis dezer twee niet afscheiden van de literatuur. Ze werden beiden ook door háar beheerscht, en 't verwijt dat ze van hun liefde weer literatuur gemaakt hebben, treft de een zoo goed als den ander. Het zou me veel te ver voeren eenigszins in details te schrijven over de najaarsmaanden van 1833. Beiden hebben later, hij in Les confessions d'un-enfant du siècle (‘grand roman autobiographique qui est assez ennuyeux.’ Em. Faguet.), zij in Elle et Lui uitvoerig van hun liefde verteld. De brieven in dezen bundel zeggen er niets meer van. Tusschen zijn bekentenis van den zomer 1833 en zijn eerste schrijven in 1834 ligt hun verblijf in Italië. Het reisplan waarvan ik boven repte, ging door. Na een meestal idyllische, maar al wat stormachtige verhouding gedurende den herfst, vertrokken zij in December naar het zuiden. Voor ik over de eerste brieven zwijg moet ik nog op een paar opmerkelijke overeenkomsten wijzen. In brief 10, 1833, van De Musset lezen we: ‘J'ai pleuré comme un veau pour faire ma digestion, après quoi je suis accouché par le forceps de cinq vers et un(e) hémistiche.’ In het eerste boek van Elle et Lui gebruikt George Sand dit zoo: ‘le pauvre homme qui vous parle arrache une à une, par le forceps de sa volonté’ etc. In brief 12: ‘Oui George, voilà un mur; vous n'avez oublié qu'une chose, c'est qu'il y a derrière un prisonnier.’ Elle et Lui I: ‘vous n'avez oublié qu'une chose, c'est qu'il y a derrière ce mur un prisonnier.’ We zullen zien dat dit zelfde - Mr. van Hall heeft er in De Gids reeds op gewezen - ook bij Musset voorkomt.
(Wordt vervolgd.) |
|