Groot Nederland. Jaargang 2(1904)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 593] [p. 593] Verzen door David Moolenaar. Die morgen. Voor moeder. Die morgen, als in 't nachtlijk huis de deuren voor zwarte mannen zullen opengaan, als stom-beslist ze uw doode lichaam beuren en 'k wild-bewogen zal terzijde staan; als 'k hoor hun schuifeltred de gang door zeuren, naar buiten waar de donkre wagens staan, en 'k in een duiz'ling volgen zal - en treuren, en keeren zal - en treuren nog,.... voortaan alleen, zonder uw goed gelaat, uw lach, uw stem, uw teedre zorg.... O moeder, dan, die morge', in diè verlatenheid, voor 't eerst waarachtig zal 'k beseffe' ùw liefde teerst, ùw wijding schoonst, gij, gìj 't dierbaarst van al menschen mij, wìe is, wìe komen mag. [pagina 594] [p. 594] Nu jij nog zoo bent. Aan een lief klein meisje. Nu jij nog zoo bent, zòo.... Ik meen: nu jij je haar nog los draagt en je rokjes kort, nu je nog over stoepjes huppelt, niet 'r aan denkend zelfs of 'r om gelachen wordt; nu 'k jou bij tegenkomst nog groeten mag met kneepje-in-wang of blij-luidruchtig woord, niet bang één oogenblikje ook maar, dat ‘men’ boos kijkt en zeggen zal: dat 's niet als 't hoort; - nu jij nog zoo bent, zòo...., o kind, ik moet maar aldoor denken: gauw zal 't anders zijn; dat mooi-intieme houdt geen stand, en dan.... o dan...., want dit te denken doet al pijn. Kon 'k nu je zoo maar houden, zòo.... o, o, mijn heele leven op de kleine steentjes, in de oude straat, zoolang 'k nog wandlen zal, altijd die grappig-lieve, huppel-grage beentjes, altijd dat blozend blonde kopje, altijd die glinsterooge' en tandjes wit als krijt, jou lach, jou stem.... ons even bab'len saam.... dan 't blij gevoel.... O, 't zoo te houde' altijd.... altijd! Groningen 1904. Vorige Volgende