Groot Nederland. Jaargang 2(1904)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 607] [p. 607] Gedichten door J.L. Walch. Maart. In schemer liep ik langs de gracht - de boomen in waas van teeder groen bewogen even, lichtend, hun kruinen - in de lucht bleef zweven vreemd-late glans... ik voelde schuchter komen door killer lucht een lauw-opwaaiend leven van lentezucht - en in mijn warme, loome gepeins tíntelde klaar - als visioen in droomen - een onbegrepen blijheid om mijn leven. Dit was in vreemde stad, jaren geleden.... maar weer zie ik mij gaan, klein onder hooge boomen langs grachtkant - schemer is beneden, op 't stille water en op straat - maar boven deint lichtend loof zacht op de donkere stammen, glanzen gevels teer-blij in witte vlammen. [pagina 608] [p. 608] In het duin. In duinen hoor de zee zingen.... haar stemmen opgingen tot veelstemmig koorgezang.... rustig zeegezang dagen lang hooren de duinen stil luisterend in zonnigen vrede.... fluisterend neigt er het helm, dat blinkt van dauw onder eeuwen-jong, lichtend blauw van zomermorgenhemel. [pagina 609] [p. 609] Herfst 1903. Als eens in later tijd mijn leven loom en droef is, zal 'k in schrift nóg spreiden de volheid van de glorieuse tijden van thans, nu mij bedelft een stroom van schoonheid - o, de rijke kleuren van dit oud stadje - búiten vluchten trekvogels - de rivier bij schemerluchten - en 's morgens de vreemd-frissche najaarsgeuren... Die werpt de koele wind mij toe... Ik zie, een zalig man, en voel de zilte frischheid... de wondere dagen rijen voort... 'k Doorleef ze met diep ademen en doe, als ik wèl-zalig zit in avondstilte, mijn vreugden eeuwig zijn in glanzend woord. Vorige Volgende