En dan blijft Swawa (mevr. A.G.-T.) en dan zijn zij allen blij.... en dan is 't uit.
Ik wilde om een goed ding, dat iemand mij eens de schoonheid van dit onvermakelijk historietje kon doen inzien.
Zelden zag men hazenpeper dusdanig zonder haas!
Schoon niemand beweren zal dat de peper juist zoo overvloedig is, noch het zout, om de waarheid te zeggen.
Wat men in een sprookje zoekt, nietwaar, is fijne symboliek, geest, onder allerlei vorm, maar in godsnaam geest, aardige karakteristiek van dieren of levenlooze dingen, waardoor ze, schoon hun eigen aard behoudend, toch geschikt zijn menschelijke eigenschappen en verhoudingen te weerspiegelen. En dan verder, als 't kan, wat ontroering, die onder den stillen gang der naïeve woorden voelbaar wordt
Er zijn, om van de groote buitenlanders niet te spreken, in ons land in den laatsten tijd ook wel auteurs geweest, die een aardigen gooi deden naar dit minlijk-naïeve en peins-ernstige en verrassendgeestige, dat sprookjesaard is.
En wat geeft nu mevr. Swawa van dit alles?
In plaats van het klein, bijzonder gebeuren, zin-beeld van het groote menschelijk-algemeene, geeft zij een grof verhaal met onnoozele aanleidingen, dat hoegenaamd niets verzinlijkt en niets bevat dan zijn eigen schralen inhoud alleen. Er wordt wel door de personages van verschillende zeer verheven zaken gesproken: b.v. dat ware liefde blindelings vertrouwt, dat men het hoogste heil voor zich zelve bereikt niet in eenzaamheid, maar in toewijding aan anderen enz. enz. Maar dat zijn mededeelingen, die juist verzinlijking behoeven om sprookjes-inhoud te kunnen worden.
Wat mevr. Twiss gedaan heeft, is het, zonder eenigen geest of aardige ziening en karakteristiek, opzetten van figuren, die zij voor dichterlijk en sprookjesachtig hield, omdat ze wel in sprookjes voorkomen. En die figuren laat zij samen een onnoozel ronde-dansje doen en quasi-diepzinnige taal spreken. Ja, die taal! Kom daàr reis om! Zooals haar personen bot-ontleende figuren zijn aan kunstwerken die zij bewondert en 't enkel noemen van wier namen zij al voldoende meent om stemming te wekken, zoo is ook haar taal het onnoozelst surrogaat van poëzie, dat men in deze laatste dertig jaar (niet zonder verbazing voorzeker) op den literairen weg mocht ontmoeten.