Groot Nederland. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 382]
| |||||||
In de praktijk. Blijspel in één Bedrijf.Ga naar voetnoot*)
|
Mr. Van Brassem, advokaat en prokureur. |
Lutten de Waard. |
Mevrouw Lutten de Waard. |
Mr. Jongeland, advokaat en prokureur. |
Een klerk. |
Mejuffrouw Oldenaars. |
Toneel 1.
Van Brassem, Jongeland, later een klerk.
Ziezo. Ik heb mijn eerste zaak beet.
Wie is faljiet?
Oldenaars. Schijnt al lang wrak te hebben gestaan.
Oldenaars.... Oldenaars?
De modiste van de Grote markt.
Zo.... die. Een modistetje voor je debuut! Jongeland; ik felisiteer je.
En een modistetje, dat er lang niet kwaad uitziet.
Wees voorzichtig, confrère, wees voorzichtig. Vrouwen zijn voor iedere man gevaarlike wezens; maar in 't biezonder voor een jong advokaat.
Maak u maar niet ongerust. Ik zal wel oppassen, dat ik mijn spel niet bederf, eer 't eigenlik goed begonnen is.
Je herinnert je ons gesprek in tegenwoordigheid van je vader.
Ik ben 't niet vergeten.
Van Brassem, zei je vader, ik ben blij, dat mijn zoon bij jou op het kantoor komt. Daar kan hij veel zien, veel leren. Doe me het genoegen: houd hem zoveel mogelik nergens buiten en laat hem van je ondervinding profiteren.... wijs hem de weg. De advokatie is nog altijd een mooi vak, een edel beroep, mits je 't als een mooi vak, als een edel beroep behandelt. Dat zijn ware woorden, mijn goeie vriend, ware woorden. Al is je vader zelf geen advokaat, hij voelt waar 't bij ons op aankomt. Je vak hooghouden.
Papa zou graag advokaat zijn geworden.
Ik wil 't wel geloven en met zijn doorzicht, met zijn mensekennis, met zijn overredingskracht zou hij zeker een sieraad van de balie zijn geworden.
Jammer, dat het altijd zo lang duurt eer je op die titel aanspraak maken kunt.
Niet altijd. Eén zaak kan je reputatie vestigen. Daarom raad ik je aan, wat je ook voor kwesties krijgt, neem ze nooit luchthartig op. Wat nietig schijnt, kan op eens een grote betekenis krijgen. Mijn stelregel is: denk je zelf weg en ga geheel op in de belangen van je kliënt. Wees een raadsman, een humane raadsman, haast een vriend en word toch nooit.... intiem. Dit laatste is vooral van belang, waar 't vrouwen geldt. Daar heb je nu dat faillissement van je modiste. 't Kan natuurlik zijn, dat zij haar krediteuren ergerlik beet heeft gehad; maar 't is ook mogelik, dat noodlottige omstandigheden, slechte betalers, onkunde, kwade praktijken van schuldeisers haar zo ver hebben gebracht. Dat moet je zonder enige vóór- of tegeningenomenheid onderzoeken en dan, zoals ik zei: haar raadsman zijn, de humane raadsman, haast een vriend; maar toch nooit.... intiem. Onthoud dit en... (er wordt geklopt.) Binnen.
Daar is een dame
Mevrouw Lutten de Waard, geboren van Beijeren
Lutten de Waard... Lutten de Waard. Heb jij die naam meer gehoord?
Wel eens gehoord; maar meer ook niet.
Laat mevrouw binnenkomen
Let nu eens op hoe ik met een dame omga. 't Zal wel geen mooie zijn, want de mooien zijn zeldzaam; maar 't is toch altijd een vrouw. Als je nu leren wilt, let dan goed op... let op.
Toneel 2.
Van Brassem, Jongeland, Mevrouw Lutten de Waard.
Mevrouw Lutten de Waard
Meneer Van Brassem....?
Tot uw dienst, mevrouw. Heb de goedheid plaats te nemen.
Sakkerloot, ze is wèl mooi.
Mevrouw Lutten de Waard
Meneer Van Brassem, ik kom u raadplegen in een zeer delikate zaak.
Een delikate zaak. Een ogenblikje. Confrère Jongeland.... Mag ik u voorstellen: mijn compagnon, de heer Jongeland.... Mevrouw Lutten de Waard wenst me te spreken over een delikate zaak. Doe me dus het genoegen...
Maar ik dacht, dat....
Doe me het genoegen.
O ja, o ja,
Wat is dat nu?
Toneel 3.
Van Brassem, Mevrouw Lutten de Waard, later de klerk.
Ik ben geheel oor, mevrouw.... geheel oor.
Zoals ik zei, ik kom u raadplegen in een zeer delikate zaak. Ik ben in moeilike omstandigheden,
Pardon, mevrouw. Meneer Lutten, uw man, is in leven, nietwaar?
In leven? Of hij!
A, geeft hij u reden tot klagen.
Klagen is het woord niet.
Excuseer me. Ik dacht.... omdat u met zoveel nadruk.... op mijn vraag of meneer in leven is, antwoordde: of hij, dat uw man misschien.... misschien.... misbruik maakt van.... dat leven.
Dat doen immers alle mannen.
O, pardon, mevrouw. Wie het geluk heeft een vrouw te bezitten, als u, zal toch....
Och, meneer Van Brassem, aan dat geluk went een man zo gauw en als een man aan iets gewoon is geraakt, dan moet hij een afwisselingetje hebben.
O, mevrouw.
Dat zou nog zo erg niet zijn.
Hè!
Maar 't wordt nu ernst.
Ernst? Nog ernstiger dan....? Ik moet bekennen, dat ik u niet goed begrijp.
Mijn man wil van me af. Hij wil scheiden. En dat zou op zich zelf ook nog zo erg niet zijn.
Dat ook niet?
Maar de omstandigheden. Daarin zit het. Hij wil hertrouwen.
A! En u gunt uw man niet aan een andere vrouw.
Gunnen? Hem? Ja wel.
O, maar dan....
Ze zullen elkaar niet meevallen.
Zo.
Hij is.... zoals de meeste mannen en zij.... ik geloof niet, dat zij iets anders verlangt dan zijn geld.
A, is uw man vermogend.
Rijk en dom. O, hij is zo dom. Zo dom en zo lichtzinnig. Wat ik met die man al niet overbracht heb! Als ik u dat vertelde.
Onnodig, mevrouw.... altans voor 't ogenblik. - U wenst dus te scheiden.
Ik? Och neen. Wat kan ik bij een scheiding winnen?
Ik zou denken voor 't minst: vermindering van ergernis; maar als u....
Ergeren? Ergeren doe ik me al lang niet meer.
Dan de vrijheid om een andere man te nemen, die minder dom, minder....
Die vrijheid verlang ik niet. De ene man of de andere....
O, mevrouw! Me dunkt toch, dat alle mannen bezwaarlik over één kam kunnen worden geschoren. Maar.... Wil u niet liever op de kanapee plaats nemen. Daar kunnen we meer op ons gemak praten.
Ik wil wel op de kanapee gaan zitten; maar ik zou toch graag voet bij stuk houden.
Ik luister, mevrouw; ik luister.
Ik ken mijn plicht, ziet u. Ik weet, dat mijn man van kwaad tot erger komt, als ik hem loslaat.
U houdt dus nog altijd van hem?
Ik ben nu eenmaal aan hem gewend. Kwaad is hij niet en in de dagelikse omstandigheden van het leven laat ik hem net doen wat ik wil. Dat merkt hij niet eens.
Alleraardigst; alleraardigst!
Nu zou ik maar één ding willen weten. Tot een scheiding dwingen kan hij me niet, nietwaar?
U wettelik dwingen? Neen, mevrouw. Dat kan uw man niet doen, altans niet zolang.... houd me ten goede, dat ik genoodzaakt ben de puntjes op de i's te zetten.... niet zolang u zelf geen aanleiding geeft door van uw kant....
Wat dat betreft kan u gerust zijn. Op mijn leeftijd....
O, uw leeftijd, mevrouw.
Een vrouw wordt vroeger verstandig dan een man, meneer Van Brassem en ik ben de dertig te boven. Daar maak ik volstrekt geen geheim van.
Niemand zou 't u anders aanzien.
Heel galant; maar ik blijf er toch bij, dat een vrouw op mijn leeftijd geen dwaasheden meer doet.
Ik heb u volstrekt niet van het tegendeel verdacht en als advokaat moet ik hulde brengen aan uw besluit om de band van uw huwelik gaaf en heilig te houden. Als mens evenwel.... ik mag nog niet zeggen: als vriend.... moet de opmerking mij van het hart, dat, waar een man, die het voorrecht heeft een vrouw te bezitten als u, aan die vrouw gegronde redenen tot ontevredenheid geeft.... dat daar die vrouw niet te veroordelen en zeer zeker te verontschuldigen zou zijn, als...,
U is heel beleefd, maar u weet wel beter. Wij, vrouwen worden immers altijd veroordeeld en de mannen altijd verontschuldigd.
Voor een ogenblik van onbedachtzaamheid moeten wij dikwels ons hele leven boeten. En welke man is dat nu waard? Neen, heus: een vrouw, die haar vijf zinnen bij elkaar heeft...! Maar wij dwalen weer af en ik zou zo graag voet bij stuk houden.
U wil dus geen scheiding en zoals ik de eer had u te zeggen: uw man kan u er ook niet toe dwingen. Verlangt u nog meer van me te weten?
Zeker. Dit wist ik eigenlik al.
Dus nu komen we pas tot de zaak.
Juist. Ik ben met mijn leven in 't algemeen.... vergeleken bij dat van anderen.... nog al tevreden.
Alles is relatief, niet waar. Als dus uw man rijk is en als u hem....
Presies. Er zijn altijd kompensaties. Maar.... ziet u.... juist daarom heb ik weinig lust me te verminderen. Wat kan ik nu doen om te voorkomen, dat mijn man niet op een goeie dag met ons hele fortuin de plaat poetst en mij berooid achterlaat?
Ai! Is u dáár bang voor?
Wat hem persoonlik aangaat zou ik er in 't geheel niet bang voor zijn. Hij is dom, zoals ik u zei, maar eerlik. Laat ik liever zeggen: goedhartig. Hij is bijvoorbeeld niet in staat me op eens helemaal onverzorgd aan mijn lot over te laten. O, neen. Hij heeft me zelfs al een voorstel gedaan. Maar toen heb ik gedacht, dat het voor mij maar 't beste was daar vooreerst niets van te willen weten. Trouwens.... voor hem ook.
Heel juist gezien.
Ja wel; maar.... nu die andere zo veel invloed op hem schijnt te hebben.
Nu wordt de zaak ingewikkelder. Ja.... 't is waar, als het gehele vermogen aan uw man toebehoort en hij wil er de grenzen mee overgaan, dan....
Dan moet ik dit maar kalm toelaten en.... gaan bedelen?
O, bedelen! Een vrouw als u.... bedelen! Pardon.
Daar is een heer.
Vraag, of meneer Jongeland hem te woord wil staan. Wie is 't?
Hier is zijn kaartje.
Hé!...
Kent u die naam?
Dat is mijn man. O, die ganf! Die komt vragen hoe hij 't best van me af kan komen. U zal hem toch niet helpen.
Ik ben uw raadsman, mevrouw. Het zal me een eer zijn dit te mogen blijven.
Heel best.
Maar.... zou 't nu niet verstandig zijn, als ik uw man eens liet praten. Dan wisten wij wat hij wil. Ik zie er van mijn kant geen bezwaar in. Als u dus ook niet....?
O neen.
Wees dan zoo vriendelik een ogenblikje hier naast te wachten.
Zodra hij weg is, kom ik u roepen. Op de tafel vindt u Elseviers Maandschrift en de Gartenlaube.
Laat meneer binnenkomen en meneer Jongeland ook.
Toneel 4.
Van Brassem, Lutten de Waard, Jongeland.
Meneer!
Meneer Lutten de Waard, heb de vriendelikheid hier plaats te nemen. Ik weet niet, of u meneer Jongeland kent, mijn compagnon. Meneer zal bij ons onderhoud tegenwoordig zijn. Of u met hem spreekt of mij, dat is 't zelfde. Ik zeg 't u maar voor de toekomst.
Best, meneer. Ik zal maar dadelik met de deur in 't huis vallen. Ik kom u raadplegen in een delikate.... een zeer delikate zaak.
Blijf, confrère, blijf. U is getrouwd, niet waar?
Ja. Hoe weet u dat?
Een advokaat krijgt langzamerhand een blik op de mensen. Ik zou wel durven beweren, dat u geen gelukkig leven leidt.
Al weer geraden.
Uw vrouw houdt niet zooveel van u als....
Neen, neen; nu heeft u 't mis. Voor zover mijn vrouw in staat is van een man te houden, houdt ze van mij. En daarin zit 't 'm nu juist.
Wat u zegt.
Ach, meneer, de vrouwen zijn altijd dol op me geweest.
En dan beweert u nog geen gelukkig leven te leiden!
Zeker beweer ik dat. Zolang je niet getrouwd bent, is 't heel aardig nu eens lief met de ene te kunnen zijn en dan weer met
de andere. Maar als je eenmaal door de wet gebonden bent en je merkt dan, dat je eigen vrouw je niet weet te boeien, terwijl er een andere is, die je meesleept, die je opwindt, die je gek maakt.... Een vrouw, die je liefheeft met een echte, onbaatzuchtige, zelfopofferende liefde,... meneer, dan wordt je leven tot een hel en zou je er toe komen.... alle vrouwen naar de drommel te wensen!
Ik begrijp, dat deze toestand onaangenaam kan zijn; maar 't is me nog niet recht duidelik, wat u dienaangaande van mij verlangt.
Wel.... Ik wil van mijn vrouw af.
Toch? O, is dat de zaak.
Ja, dat is de zaak. Ik wil schoonschip maken.... tot een zuivere toestand komen. Ik verzoek u te geloven, dat die andere dame een fatsoenlike vrouw is. Van grapjes is ze niet t'huis, hoeveel ze ook van mij houdt. Ze wil me alleen voor zich hebben en volgens de wet.
Pardon. Is die.... dame ook getrouwd?
Geweest; maar om mijnentwil van haar man gescheiden. Ja, meneer, om mijnentwil. Die man was niet rijk; maar hij kon goed leven. Welnu, meneer, om mijnentwil behelpt die vrouw zich nu met f 2500 in het jaar. En nu vraag ik u maar één ding: als een vrouw alles voor je opoffert: haar naam, haar positie, haar geld, is 't dan niet de plicht... de zedelike plicht van een man zich van alle banden te ontdoen om zich geheel aan die vrouw te kunnen wijden? Mag ik aarzelen?
Meneer Lutten, dat is een vraag, waarop ik als advokaat het antwoord u schuldig moet blijven. 't Is een kwestie tussen u en uw geweten. Wat de wet betreft, die geeft duidelik aan in welke zeer biezondere gevallen de ontbinding van het huwelik is toegelaten en toont daardoor die ontbinding in 't algemeen niet in de hand te willen werken. U begrijpt, dat ik me op het standpunt moet stellen van de wet. Is een van de gevallen, waarin uw huwelik ontbonden zou kunnen worden, aanwezig, dan ben ik bereid
u bij te staan. Is dat niet zo....
Ja, kijk eens, meneer, in de wet heb ik nooit gestudeerd. Ik weet alleen, dat mijn vrouw niet van me af wil en als ik zeg: nu dan ga ik van jou af, dan antwoordt zij: dat kan je niet, als ik er voor bedank.
Daar heeft mevrouw gelijk in.
Is daar dan niets op te vinden?
Niets.
Dus.... al is 't mijn plicht.... mijn zedelike plicht mijn leven te wijden aan een andere vrouw, die haar hele bestaan voor me heeft opgeofferd, dan kan mijn eigen vrouw, die nu letterlik nooit iets heeft gedaan om me te boeien, toch maar zeggen: ik heb je en ik houd je?
Zo wil 't de wet.
Maar dan is die wet onzedelik, meneer.
Dat zegt ieder, die de wet voor 't ogenblik tegen zich heeft.
En als die wet me dan dwingt met die andere vrouw weg te lopen en met haar te gaan leven in.... hoe zal ik zeggen.... in wat de Duitsers noemen ‘eine wilde Ehe’?
Dan moet ik daar al weer op antwoorden: dat is een kwestie tussen u en uw geweten. Buigt uw vrouw voor deze bedreiging het hoofd, dan verandert de zaak.
Dan had ze 't al lang gedaan. U moet niet denken, dat ik iets voor haar geheim heb gehouden. Maar ik zeg u: ze is ondanks al haar onverschilligheid, toch nog veel te dol op me en.... natuurlik jaloers van die andere. Daar komt bij, dat al het geld van mij is.
Al Vergun me dan u één vraag te stellen. U heeft toch zeker nooit het voornemen gehad uw vrouw geheel onverzorgd achter te laten.
Natuurlik niet. Ik ben fatsoenlik man, meneer.
Ik heb geen ander antwoord van u verwacht, meneer Lutten; maar....
Ik heb haar vier duizend gulden 's jaars aangeboden, maar.... ze bijt niet.
Ja, dan....
Dan kan u dus niets voor me doen?
Alleen in het geval mevrouw tot een scheiding wil meewerken, bestaat de mogelikheid, dat wij een scheiding verkrijgen.
Weet u wel, meneer Van Brassem, dat u door zo te spreken, me drijft tot een wanhopige daad? Ik heb een haat aan reizen; maar weet u wel, dat u me noodzaakt mijn vrouw eenvoudig in de steek te laten en met die andere door te gaan!
Meneer Lutten, ik kan in deze zaak geen verantwoordelikheid op me nemen. Als advokaat heb ik u in gemoede slechts één advies te geven: bedenk wat u voor de ambtenaar van de Burgerlike stand plechtig beloofd heeft en breek alle andere relaties zo gauw mogelik af.
Dat nooit, meneer! De wet mag bepalen wat ie verkiest. Ik ken mijn plicht als man van eer. Als u me niet helpt, dan is mijn besluit genomen. Ik ga terstond naar die andere dame toe. Ze woont hier vlak bij. Ik zeg haar wat u me heeft geantwoord en dan moet er maar van komen wat er van komen wil.
Dat is uw zaak.
Meneer Lutten
Toneel 5.
Van Brassem, Jongeland, later Mevrouw Lutten de Waard.
Dat wordt een misse boel.
Mijn goeie vriend, daar valt nog niets van te zeggen. Heb je nu opgelet, hoe ik die man onder het oog heb gebracht welk een volkomen onjuiste opvatting hij had van zijn plicht?
Ja, wel.
Onthoud 't dan en laat nu mevrouw Lutten de Waard weer binnen komen.
Is die dan nog hier?
Zeker.... in die kamer. En denk er aan....
Maar ik meende, dat ik leren moest en opletten hoe....
Je bent immers tegenwoordig geweest bij mijn onderhoud met meneer Lutten.
Nu ja
Mevrouw.
Is mijn man weg?
Ja, mevrouw.
Heb de goedheid nog even te gaan zitten
Toneel 6.
Van Brassem, Mevrouw Lutten de Waard, later een klerk.
Nu ik uw man heb gehoord en u gehoord en.... gezien; moet ik bekennen, dat uw zaak me langzamerhand in een geheel ander licht begint te verschijnen.
Gelukkig.
O, vlei u niet, dat ik als advokaat al iets voor u doen kan.
Wanneer ik dus zie, dat mijn man zijn effekten uit de brandkast neemt om daarmee op de loop te gaan, dan....
Dan heeft u voor dat ogenblik daar geen ander wapen tegen dan uw moreel overwicht.
In onze gewone omstandigheden is dat heel voldoende; maar nu hij zo'n beetje aan het kolderen is.
We kunnen niet ageren vóór uw man het kwaad heeft bedreven en dan is 't nog de vraag....
Dan is 't te laat. Maar dat vind ik verschrikkelik!
Ik kan 't best begrijpen. Maar juist daarom zou ik tegenover u me zo ongaarne beperken tot mijn rol van advokaat. Veel liever gaf ik u een raad als vriend.
Pardon. Als u ten minste zo'n raad van me aan wil nemen.
De raad wel; maar.... ook niets meer.
Ik ben geheel tot uw orders. 't Is me al een grote eer en een grote voldoening, dat u die vriendschappelike raad niet afwijst. En....
Come to the point.
Ik moet al weer de puntjes op de i's zetten.
Ga gerust uw gang.
Uw man heeft u al eens een jaargeld van f 4000 aangeboden.
U denkt toch niet, dat ik voor zo'n aalmoes mijn rechten zal prijs geven?
In 't geheel niet, mevrouw; in 't geheel niet. Ik begrijp heel goed, dat iemand als u, die geen zorgen kent, die aan al de moderne komfort gewoon is geraakt, geen lust heeft zich op eens te moeten behelpen en bekrimpen, alleen omdat uw man uw bezit niet naar waarde weet te schatten.
Als u dat maar inziet. Ik wil blijven wie ik ben.
Dat spreekt van zelf. Daar heeft u groot gelijk in. U moet ook rekening houden met de toekomst. 't Is toch mogelik, dat u.... eenmaal van uw man gescheiden.... een andere man ontmoet.... een beste, brave, degelike man, die indruk op u maakt. Die andere man heeft misschien....
Laat die andere man maar buiten rekening. Als ik toch van de mijne af moet, dan wil ik wel eens een beetje gaan reizen. Ik houd dol veel van reizen en daar kan ik Lutten nu maar nooit toe krijgen.
Reizen is heel aangenaam, maar als 't hart spreekt, mevrouw....
Dan zal ik 't wel weer tot zwijgen brengen. Voor de tweede keer een man te moeten dresseren, dat lokt me nu in 't geheel niet aan.
U gebruikt daar nu juist niet het meest poetiese woord voor de takt, die een vrouw in het huwelik zo uitstekend te pas komt.
Als u me maar begrijpt.
O, wat dat aangaat, maar.... u weet: ne dis jamais: fontaine, je ne boirai pas de ton eau.
Ik zou graag voet bij stuk houden.
Tot uw dienst, mevrouw. Ik wilde maar hierop neer komen: als wij uw man eens tegemoet gingen op de weg van de financiële kompensatie.
Hoe bedoelt u dat?
Uw man heeft op mij de indruk gemaakt van vast besloten te zijn aan zijn neiging voor die.... die persoon toe te geven en over alle bezwaren te willen heenstappen.
Ik zei u immers, dat hij een beetje aan het kolderen is.
Ja, maar.... U loopt dus twee kansen, die beide ongeveer even slecht zijn: òf hij laat u zitten zonder een sent, òf hij blijft bij u en maakt u het leven tot een hel.
Het eerste zou vreselik zijn, omdat ik.... zoals u zegt.... daar niets tegen kan doen; maar als hij bij me blijft, och, dan zal 't met die hel wel schikken.
O.... Dan moeten we ons dus alleen wapenen voor het eerste geval. En nu vraag ik: waarmee zou u genoegen willen nemen om geen kans te hoeven te lopen, dat uw man u van alles berooft?
Met andere woorden: tot welke prijs ik wil toestemmen in een scheiding.
Zo staat, wel beschouwd, de zaak.
Ik begrijp u. Nu.... dan wil ik ten eerste in mijn villa blijven wonen.
Niet meer dan billik.
De villa is geheel naar mijn zin gebouwd en ingericht. Ik ben er nu eenmaal aan gewend en ik heb mijn stal en koetshuis er vlak achter, wat een groot gemak is.
U houdt dus rijtuig.
Zeker houd ik rijtuig en u begrijpt, dat ik daar ook geen afstand van doe. U verlangt toch niet, dat ik voortaan in smerige huur-vigelantes zal kruipen.
Ik, mevrouw? Ik verlang niets anders dan....
O, pardon, ik wil maar zeggen, dat uw verlangen aangaande rijtuig en stal me zeer gerechtvaardigd voorkomt.
Dan spreekt het ook van zelf, dat ik genoeg geld moet hebben om dat huis en die stal te kunnen aanhouden.
En dat begroot u op....?
Laat eens zien
Twaalf duizend gulden per jaar.
Alle drommels!
Vindt u dat te veel?
Te veel? Ik mevrouw? Het komt niet in mijn hoofd op. Integendeel. Met hetgeen ik zelf verdien maakt dat gemiddeld.... Pardon! Ik bedoel maar.... Als uw man zó gefortuneerd is....
Hij houdt dan zelf ook twaalf duizend over.
Nu, dat is.... hoewel.... hij heeft vier duizend geboden. Van vier duizend op twaalf duizend....
En dan nog het huis.
Met de stal. Dat is een hele sprong. Ik ben bang.... En als hij nu.... Met minder.... iets minder wil u zeker niet....
Meneer Van Brassem, ik heb geen plan met me te laten
marchanderen. Als ik er toe besluit mijn man weer vrij te laten, dan ga ik toch al tegen de inspraak van mijn geweten in. Ik heb u gezegd, dat mijn man zwak en lichtzinnig is, dat hij van kwaad tot erger zal komen en dat het dus eigenlik mijn plicht zou zijn....
O, mevrouw, ik begrijp u best. U bukt alleen voor het onvermijdelike. Dat moet ons standpunt ook zijn, natuurlik, natuurlik. Als nu uw man maar wil bijten.... pardon; hoe kom ik aan dat woord? Ik bedoel: als uw man maar wil inzien, dat u werkelik alleen voor het onvermijdelike....
Binnen.
Daar is die meneer van zo even weer terug.
Uw man weer.
Hij wou u zo graag nog eens spreken.
Des te beter. Dan kan u hem dadelik zeggen waar 't op staat. Met de regeling, die u me heeft voorgesteld, zou ik me desnoods tevreden kunnen stellen, maar.... zoals ik u gezegd heb: ik laat niet met me marchanderen. Ik zal maar even hiernaast gaan
En ik zal zoveel mogelik haast maken. Laat meneer binnenkomen en meneer Jongeland ook.
Toneel 7.
Van Brassem, Jongeland, Lutten de Waard.
Grote gerechtigheid, meneer, wat een scène, wat een scène! Ik heb veel beleefd. Maar zo iets! Ik ben er nog van buiten westen. Heeft u ook een glas water voor me?
Een glas water? Zeker. Jongeland, heb de goedheid.
U komt....
Van die andere.... presies. Och, meneer, ik heb veel vrouwen in mijn leven gekend, goed gekend, ziet u.... intiem gekend; maar ik zeg u: een hartstochtelikheid als van deze, neen meneer, daarvan bestaat de weerga niet.
Wat is er dan toch gebeurd?
Ze heeft me niet willen geloven. Ik heb haar alles overgebracht wat u me gezegd had en woordelik ziet u, woordelik; maar zij heeft er niets van geloofd. Ze heeft me uitgescholden voor leugenaar, verrader, bedrieger, verleider, weet ik wat al meer. Ze zegt, dat ik 't nooit ernstig met haar gemeend heb, dat 't er mij maar om te doen is haar mee te tronen naar de vreemde, dat ik haar dan ergens zal laten zitten, dat ik haar aan de schande prijs wil geven. In één woord meneer, ze is half gek van drift en razernij.
En dus ziet u in, dat het maar beter is aan de heilige band van het huwelik vast te houden en afstand te doen van....
Wel neen, waarachtig niet! Heb ik u dan niet gezegd, dat die vrouw alles voor me heeft opgeofferd, dat het mijn plicht is mijn hele verdere leven aan haar toe te wijden?
Maar als ze nu....
Die woede is immers juist een bewijs, dat ze dol op me is. Als ze niet zo razend jaloers was van mijn vrouw, dan zou ze niet zo opstuiven.
Vergun me u één vraag te doen, meneer Lutten. Waarvoor komt u hier terug?
Wel.... om u te verzoeken eventjes naar haar toe te gaan en haar te zeggen, dat ik de waarheid heb gesproken. Als ze daar maar van overtuigd is, dan....
Meneer Lutten, wat u nu van me verlangt, ligt al niet meer op de weg van een advokaat. Ook zijdelings mag ik er niet toe meewerken, dat u u onttrekt aan de vervulling van plichten, die de wet aan het huwelik verbindt. Maar.... omdat ik als mens, .... als mens.... me kan verplaatsen in de moeilikheid van uw positie....
Nu juist. Niemand begrijpt in welke moeilikheden je komt, als je tussen twee vrouwen zit, die allebei dol op je zijn.
Zei u niet, dat die dame hier dicht bij woont?
Vlak bij. Om de hoek, het derde huis rechts.
Jongeland, zou je mij het genoegen willen doen even naar die dame toe te gaan? Je begrijpt de zaak. Het geldt hier alleen de woorden van meneer Lutten de Waard als 't ware te legaliseren.
Heel goed. Gaat meneer mee of....?
Neen, neen. Ik wil eerst eens afwachten hoe 't met u afloopt. Ik schrijf de naam voor u op
Als die dame zo moeilik te overtuigen is, neem dan het wetboek mee en lees haar de artikelen voor.
Hier is het adres.
Maar ga niet verder dan tot een strikte expositie van het cas.
Begrepen, begrepen.
Toneel 8.
Van Brassem, Lutten de Waard.
Ik herhaal, meneer Lutten, dat hetgeen ik tans voor u doe, al niet meer door mij wordt gedaan in mijn kwaliteit van advokaat. 't Is meer een vriendschappelik dienstbetoon; maar nu ik toch al buiten mijn boekje ben gegaan, zal ik.... in 's hemelsnaam.... op die weg nog maar een stapje verder zetten.
Ik verlang niets liever, meneer. Zeg me, wat ik u bidden mag, wat ik doen moet. Wanneer ik mijn eigen hoofd volg, kom ik altijd van de ene moeilikheid in de andere.
Tot een scheiding mag ik u strikt genomen niet adviseren. Ik zei al waarom; maar.... dit belet niet, dat er in het leven omstandigheden voorkomen.... omstandigheden, die de wet onmogelik heeft kunnen voorzien.... waarin tot op zekere hoogte.... tot op zekere hoogte.... het bij-elkander-blijven van man en vrouw immoreel moet worden genoemd.
Dit is nu presies mijn opvatting.
Zou 't dus niet beter zijn, dat u met het oog daarop toch nog een poging aanwendde om uw vrouw tot een wettelike scheiding te bewegen?
Als 't maar mogelik was; maar zij hangt me als een klis aan het lijf.
Een jaargeld van vier duizend gulden heeft u haar al eens aangeboden, nietwaar?
Ik ben zelfs bereid nog meer te geven.
Als u haar dan eens een nieuw voorstel deed?
Heel goed. Des noods op staande voet; maar....
Daartoe zal ik u in de gelegenheid stellen.
Mevrouw.
Wat? Mijn vrouw is hier?
Zoals u ziet. Nu sta ik u voor tien minuten mijn kantoor af. Langer is 't me heus onmogelik. Na die tien minuten hoop ik uw beslissing te mogen vernemen
Toneel 9.
Lutten de Waard, Mevrouw Lutten de Waard.
Wens je me te spreken, man?
Ik kan mijn verbazing niet op. Waarvoor ben jij hier?
Voor dezelfde zaak als jij.
Wil jij dan ook scheiden?
Ik? Scheiden? Wel neen. Waarom zou ik willen scheiden? Ik ben zo ontevreden niet met jou. 't Is waar, je wilt nooit eens op reis. Dat vind ik jammer. Maar voor de rest ben je zo kwaad niet. Je laat 't me aan niets ontbreken; je zit me niet de hele dag op mijn lijf; je mishandelt me niet; je bent beleefd tegen me en als er anderen bij zijn doe je zelfs of je trots op me bent.
En daar heb jij genoeg aan, hè? Jij kent geen hogere zielsbehoeften. Jij vraagt niet naar liefde.
Liefde en dopertjes kan ik alleen genieten als ze nog niet heel rijp zijn.
Ben jij een vrouw, dat je zo kunt spreken?
Ik ben een vrouw, die ondervinding heeft.... van jou.
Als je ooit een grote, onbaatzuchtige, zelfopofferende liefde voor mij gevoeld hadt, zou je nu niet zo ijzig bedaard blijven. Maar je weet niet wat echt liefhebben is. Jou liefde is egoïsme, niets dan egoïsme.
Heb jij me dan niet geleerd zo bedaard te.... worden?
Ach!.... Maar als je niet scheiden wilt, wat bedoelde Van Brassem dan met het nieuwe voorstel, dat ik je moest doen?
Eenvoudig dit. Mijn plicht is 't je zo lang mogelik voor grote dwaasheden te bewaren. Die plicht ben ik bezig te volbrengen; maar als je zó vast besloten bent een grote dwaasheid te begaan, dat mijn verzet toch niet baat, dan vindt hij 't verstandiger, dat ik je niet tegenwerk, maar dat we samen tot een regeling trachten te komen.
Dus moet jij weer de verstandigste zijn!
Ik kan 't waarlik niet helpen, dat het daar tussen ons altijd op uitloopt.
Hm!.... En wat zou dat dan voor een regeling wezen?
Dat ik toestem in een scheiding. Als we 't eens zijn, schijnen we volgens de wet van elkaar te kunnen gaan.
Eindelik!
Maar je begrijpt, dat ik een kompensatie verlang.
Welke dan?
Ten eerste: onze villa.
Je hebt 'm!
Met de stal.
Wou je dan rijtuig blijven houden?
Meer dan ooit, nu ik voortaan niemand zal hebben om mee te wandelen.
't Is goed.
En vijftien duizend gulden jaarliks.
Ben je dwaas? Waar moet ik dan van leven?
Van negen duizend en van 't geen je aanstaande vrouw heeft.
Die ellendige vijf en twintig honderd?
Je vergeet die schat: haar liefde, haar grote, onbaatzuchtige, zelfopofferende liefde.
Ik verzoek je beleefd daar de gek niet mee te steken.
Hoe hoger ik die schat stel, des te meer zal ik voor me zelf moeten vragen.... als kompensatie. Je bent immers bereid daar een groot offer voor te brengen.
Daar offer ik alles voor op! Versta je: alles! Maar.... vijftien duizend gulden....?
Me dunkt, dat iemand als ik, die geheel onschuldig in....
Je geeft toch zeker toe, dat ik in deze geheel onschuldig ben, nietwaar?
O, zeker.
Me dunkt dus, dat iemand, die geheel onschuldig en tegen haar zin veroordeeld wordt tot het eenzame en treurige leven van gescheiden vrouw, wel aanspraak mag maken op enige schadeloosstelling.
Dat is ook zo; maar als ik aankom met negen duizend gulden....
Ben je bang, dat die grote, onbaatzuchtige, zelfopofferende liefde dan zou kunnen.... pfff.... in rook opgaan?
Ik verzoek je nog eens met die liefde niet te spotten. Ze zal zich natuurlik niet bij jou achtergesteld willen zien.
Dat wordt ze immers niet, als ze jou krijgt, jou helemaal, jou van de morgen tot de avond, en van de avond tot de morgen.... altijd zolang als 't duurt.
Zeg tien duizend in plaats van vijftien.
Ik houd niet van marchanderen. Om je plezier te doen wil ik twaalf duizend zeggen; maar dat is dan ook mijn laatste woord en die twaalf duizend wil ik niet jaarliks in rente ontvangen, maar in eens het kapitaal er van.
Drie ton?
Ja, dat is drie ton. Vastgezet op mijn naam. Meneer Van Brassem zal je wel zeggen hoe dat moet gebeuren.
En als je....?
Spreek maar vrij uit. Je meent: als ik eens eer dood ga dan jij, hè?
't Is toch mogelik.
Wel zeker. Voor dat geval wil ik vrij over het geld kunnen beschikken.
Sakkerloot, wat ben je veeleisend!
Je krijgt er zoveel voor in de plaats.
Toneel 10.
Dezelfden, Van Brassem.
Hm, hm! Pardon. De tien minuten zijn om.
O, meneer Van Brassem, wat een toestand als je tussen twee vrouwen zit, die je geen van beiden los willen laten!
Ja; maar is u 't eens?
Ik zal in Godsnaam maar ja zeggen.
Een mens moet er iets voor over hebben zó bemind te zijn.
Toneel 11.
Dezelfden, Jongeland.
Ziezo! Ze is bedaard en ze zegt....
Mevrouw....
Al weer hier?
Meneer Lutten, u verlangt zeker het antwoord van.... de per-
soon in kwestie van meneer Jongeland onder vier ogen te horen.
Neen, meneer, dat verlang ik niet. Meneer Jongeland zal me een genoegen doen als hij hier openlik vertelt, wat die dame hem gezegd heeft. 't Kan volstrekt geen kwaad, dat mijn vrouw eens hoort, hoe iemand spreekt, die echt van een man houdt, iemand, die niet egoïst is en die haar hele positie voor hem heeft opgeofferd.
Vindt u dan goed, mevrouw, dat meneer Jongeland....
Ik heb er niets tegen, meneer Van Brassem, ik ben één en al aandacht.
Je hoort 't, confrère.
Nu.... Mevrouw was heel blij me te zien. Ze zei dadelik: nu zal ik ten minste de waarheid horen.
A!
Toen heb ik haar de wetsartikelen voorgelezen.
En begrijpt ze die? Gelooft ze me nu?
Natuurlik.
Waar de wet spreekt, verstomt de twijfel.
En toen zei ze: ik zie in, dat ik onrechtvaardig ben geweest tegen meneer Lutten.
A!
Maar hij heeft me toch misleid.
A!
Want hij heeft vast beloofd me te zullen trouwen, zodra ik van mijn man gescheiden was.
A!
Nu ja; maar als....
Pardon; laat meneer Jongeland nu eerst alles rapporteren.
Maar, zei ze, ik heb nu eenmaal mijn lot aan het zijne verbonden. Dus ben ik bereid ook ongetrouwd hem te volgen waarheen hij wil.
A!
Evenwel.... hij heeft zijn woord niet gehouden tegenover zijn vrouw....
A!
Dat is te zeggen....
Pardon.
En hij heeft zijn woord niet gehouden tegenover mij.... Dus kan hij 't me niet kwalik nemen, dat ik me assureren wil voor 't geval hij eens naar een derde vrouw om mocht zien.
A!
Assureren? Zei ze heus: assureren?
't Is haar eigen woord.
Heb je gevraagd wat ze onder dat assureren verstaat?
Ze verlangt, dat meneer Lutten haar jaarliks twaalf duizend gulden uitkeert en daarvoor zekerheid stelt.
Zij ook al?
A!
Let wel, dat dit zou zijn voor 't geval u niet de macht bezat haar tot uw wettige echtgenote te maken. Nu evenwel, mevrouw....
Neem me niet kwalik, meneer Van Brassem. Ik heb nog niet alles verteld.
A!
Nog meer?
Mevrouw voegde er bij: en aangezien ik hem nu door en door heb leren kennen, verlang ik die vaste uitkering ook voor 't geval, dat hij nog wèl met me zou kunnen trouwen.
Dus.... hoe of ik me keer of wend, 't is altijd twaalf duizend gulden aan de ene, twaalf duizend aan de andere en aangezien ik vier en twintig duizend gulden bezit, blijft er voor me zelf....
Een grote, onbaatzuchtige, zelfopofferende liefde!
Ja, ja, ja. Daar moet ik nog eerst eens over denken.
A!
Dat loopt mis.
Let nu op 't geen ik ga zeggen.
Meneer Lutten de Waard, als u eens bleef op de weg, die de wet u aanwijst. U meent, dat het uw plicht zou zijn heen te gaan van de vrouw, die u vrijwillig heeft gekozen en met hechte, wettelike banden aan u verbonden, de vrouw aan wie u plechtig heeft beloofd trouw te zullen zijn. Is dat geen dwaling? Het menselik hart is zwak en de menselike redenering dwaalt maar al te vaak op zijpaden af. En zie, juist daarom heeft de
wetgever wijselik de mens grote bezwaren in de weg gesteld. Hij wil hem er voor behoeden, dat hij niet lichtvaardig zijn afdwalende redenering volgt en aan de verleidende stem van zijn zwak hart gehoor geeft. Overweeg eens goed wat de wet op dit ogenblik van u verlangt en vraag u eens af, of het buigen voor die wet niet meer waarborgen van duurzaam geluk voor u meebrengt dan het luisteren naar een stem, die u ontrouw wil doen worden aan het eens gegeven woord.
Ja.... 't Is waar.... als ik alles goed naga.... Twaalf duizend gulden.... nadat zij me eerst voor een leugenaar, een verrader en een verleider heeft uitgemaakt. Ik had 't nooit van haar gedacht; dat is zeker.
Vallen de schellen u van de ogen?
Als u 't zo noemen wil.... Nu.... wel een beetje.
En.... beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.... niet waar?
Ja.... beter ten halve gekeerd.... dat is zo.... Ik ben alleen maar bang, dat....
Waar ben je bang voor?
Nu.... dat jij.... na al het gebeurde.... je was toch al niet zo heel erg.... hoe zal ik 't noemen....
niet zo heel erg aanhalig en dus....
Heb ik willen scheiden?
Neen, dat niet.
Heb ik gezegd, dat ik ontevreden over je was?
Neen.... wel beschouwd heb je je zelfs vleiend over me uitgelaten.
Heb ik u niet gezegd, dat mijn man zeer goedhartig was en dat ik er geen andere verlangde?
Zeker, zeker; 't waren helaas.... ik bedoel: 't waren uw eigen woorden.
Dus zou jij er niet tegen hebben 't nog eens.... met mij.... te.... te wagen?
Wel neen; als jij dan maar belooft je verliefde opwellingen een beetje te onderdrukken.
O, dat beloof ik je.
Nu dan....
Willen we dan samen maar weer.... weer.... heengaan?
Ik vind 't heel goed samen weer.... weer heen te gaan; maar na het gebeurde komt het me toch wel gewenst voor, dat we niet zo dadelik tot ons gewone leven terugkeren.
Niet zo dadelik tot ons gewone leven terug....? Dat begrijp ik niet goed.
Mevrouw wil een overgang maken.
Juist, meneer Van Brassem.... een overgang. Bijvoorbeeld te Parijs.
Wou je een weekje naar Parijs? Heel goed.
Drie maanden naar Parijs.
Drie maanden?
Ja en dan drie maanden naar Nizza.
Zes maanden op reis?
Dat is mijn voorwaarde.
Zo.... Ik schijn in elk geval op reis te moeten.... Nu....
Een tweede huweliksreis.
In Godsnaam.
Ziet u wel, dat ze nog altijd dol op me is?
O, ja.
Ze pikt er waarempel nog een aaltje uit. Handige vrouw!
Is u tevreden, mevrouw, met deze afloop?
Zoals de zaken nu stonden, meneer Van Brassem, zou ik in elk geval tevreden zijn geweest.
Die verklaring maakt me uitermate gelukkig. Mochten zich nieuwe.... moeilikheden voordoen, dan weet u wie als raadsman en.... als vriend, u altijd met het grootste genoegen ter zijde zal staan.
Heel vriendelik van u. Wie weet.... 't zou kunnen zijn; maar toch niet binnen het jaar.
Adieu, meneer. Heel aangenaam geweest kennis te maken.
Insgelijks, meneer Lutten.
Meneer Jongeland, mijn dank voor de genomen moeite.
Niets te danken, meneer Lutten.
Toneel 12.
Van Brassem, Jongeland.
Toch jammer van dat vrouwtje.
Heb je nu opgelet, confrère, hoe ik deze delikate zaak heb geleid?
Dat is te zeggen; voor zover ik....
Het voornaamste heb je bijgewoond. Als er een getrouwde vrouw komt, die dadelik te kennen geeft, dat zij me zonder getuigen wil spreken over een delikate kwestie, dan mag ik natuurlik niet.... Maar, zoals ik zei, het voornaamste heb je gezien en gehoord. En heb je nu gemerkt hoe ik, zonder schade voor de majesteit van het recht, het prestige van de rechtsgeleerde raadsman heb opgehouden? Is 't je nu duidelik geworden, hoe ik twee mensen, die op het punt waren de heilige band, welke hen vereenigde, met drieste hand te verscheuren, hoe ik die twee mensen langs een omweg, haast zonder dat zij 't zelf merkten, weer met elkander heb verzoend en met eerbied voor de wet vervuld?
Onthoud dan hoe ik dit tot stand heb gebracht. En vergeet 't nooit: een advokaat moet een raadsman, een humaan raadsman zijn, haast een vriend; maar toch nooit intiem. O, ons vak is een mooi vak, een edel beroep. Kom nu hier, dan zullen we samen eens uitrekenen hoeveel men redelikerwijze in een dergelike zaak kan deklareren.
Toneel 13.
Dezelfden, Een klerk, later juffrouw Oldenaars.
Meneer....
Al weer iemand?
Juffrouw Oldenaars is er.
Mijn faljiet.
Je mooie modiste. Laat dadelik binnenkomen.
Een delikate zaak. Ik hoop, dat u me het genoegen zal doen....
Dat kan je begrijpen. Ik moet toch zien hoe je mijn lessen in praktijk brengt.
Goede morgen, meneer.
Ziet er waarachtig aardig uit.
Neem plaats, juffrouw.