Groot Nederland. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 284] [p. 284] Morgen. Door J. Jac. Thomson. De Morgen, openslaand de blanke vleugels, vliegt naar den hemel op, van weelde dronken; en ijlings viert bleekende Nacht de teugels, half staande nog, half in de knie gezonken. De wagen, 't ros en zij, al vage schimmen, verdwijnen aan den wester-horizont; de zon spoedt zich in 't oost den hemel te beklimmen: reeds doet rood-gouden glans zijn komste kond; en een gemompel en gemurmel spreidt zich over 't veld en ruischt van uit de beken, strijkt 't bosch in door de jonge twijge' en glijdt daaruit weer: bijna zingen, bijna spreken. Hoog in de klarende en zuivre lucht stijgt hij, de Morgen, vast en statig vliegend, en, op zijn breede, blanke vlerken wiegend, beluistert hij der aarde zoet gerucht. Vorige Volgende