Groot Nederland. Jaargang 1(1903)– [tijdschrift] Groot Nederland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Twee liederen Door Karel van de Woestijne. I. Gekomen met een zoeten mond waar kindsheid heen ons zingen zond als blijde bedelaren, was onze hónger góed als brood, en zagen we in terg-loozen nood een makker onzer jaren. Maar 't leven sloeg, met stille speer, in ieders zijde een eigen zeer. Wij hebben 't bloed gezogen; een lách heeft onzen smart gekoeld; - maar w' hebben in de wond gevoeld 't geráamte van ons lógen. Aldus, van 't zinken wél bewust in 't drab van onze' onzaal'gen lust, met jammrig-nutlooze armen: gaan we door 't misten onzer jeugd, - barmhartig om ons koele vreugd en lieflijk-wrang erbarmen. [pagina 269] [p. 269] II. De morgen was in stralen niet ontloken; nauw wies een dag-geril uit zwoelen nacht.... Gij gingt voorbij, maar hebt geen woord gesproken, en - 'k heb geen siddren om uw lip verwacht. Nauw was een schémeren om uwe schreden. Met duistre en kúische plooi in uw gewaad zijt ge mijn weifelen voorbij getreden; en 'k zag noch ernst noch lach op uw gelaat. En - minder dan een roos bij welkens-neigen welke in heur zwáarsten geur haar zijn verslenst - heeft uw verdwijnen-zelf, bij 't morgen-zwijgen, mijn nieuwen dag geen goeden dag gewenscht. - Toch, is aan níets uw nadering gebleken, en zoo geen droom u loensch herléven zag: er is een stille stem in mij aan 't spreken als een meêlijdend-ongeloov'ge lach. [pagina 270] [p. 270] Er is een blij gedoende in mijn geheugen van kalm bereiden aan een pássend léed.... - Maar heb 'k den troost dan niet, me te verheugen dat ik niet eens uw lieven naam en weet?.... - - Wees dan gerúst, o wankle levens-wijze. Kent gij den wrok van óude liefden niet?.... Er is geen spijze, dan de kloeke spijze van 't zélf-verzonne' en íjdel liefde-lied. Vorige Volgende