De grappige muyzeval
(ca. 1815)–Anoniem grappige muyzeval, De– AuteursrechtvrijOp een fraaije Wys.1.
Laast een dag ik zou gaan maken,
Den Visiet en Compliment,
Maar een Vrouwsbeeld tot myn zeide,
Of ik was met haar content:
Maar ik maak myn reverensie,
Nam myn stokje en ik ging weg,
Sus zei ik myn lieve popje,
Ben ik u hier in de weg.
2.
En ik moet u nog verhalen,
Wat men overkomen is,
En wat list de Meisjes bruiken,
En ik my ook niet vergis,
Dat zy Jonkmans graag vervoeren,
En ons brengen op de weg;
Maar wy zullen ons niet verstoren,
Na die hoog geslagen pret.
3.
Wel wat denkt gy lieve Meisjes?
Denkt gy dat ik ben heel stom?
Denkt gy dat 't Matrooze vleisje,
Groeit gelyk een wilde Boom?
| |
[pagina 35]
| |
Neen, weg met al uw gedagten,
Van my krygt gy geen gehoor,
Wilt gy een Matroos veragten,
Dan dwaald gy van 't regte spoor.
4.
Ik zal nooit geen Meisje zoeken,
Die de hoogmoed veel behaagd:
Maar ik zal 't onderzoeken,
Wat zoete liefde draagd:
Ik zal al de Meisjes roemen,
Die maar eer en deugd bezit,
Zulke die zyn waard te roemen,
En die zyn myn doel en wit.
5.
Ziet ik doe nog maar een reisje,
Ja al op de woeste Zee,
Daar heeft ook al meenig Meisje,
Haar Beminde ook al mee:
Want ziet het Matrooze leven,
Haar plyzier is op de Zee.
Tusschen Aard en Hemel zweeven,
Tot wy komen op de Zee.
6.
Ik wil myn de tyd ontgeven,
Van de aldereerste Stam!
Adam heeft een ploeg gedreven,
Eva zat in Tuin en Span,
Kleeren die zyn haar gegeven,
En dat van een schapen vel,
Yder maar vernoegt moet leven,
Dan zo is het altyd wel.
|
|