De grappige muyzeval
(ca. 1815)–Anoniem grappige muyzeval, De– AuteursrechtvrijOp een vreemde wys.1.
Wat lyd den Zeeman al verdriet,
Als hy vaard naar vreemde Landen,
Maar op zyn reis en agt hy niet,
Als hy maar komt te Landen,
Dan is zyn reise met 'er spoed,
By myn Alderliefste zoet,
Hy bragt haar mede veel geld en goed.
2.
Ik had een Meisje teer bemind,
Zeer figelant van Leden,
Met twee Bruin Oogjes als een git;
Haar leden zyn wel besneeden,
| |
[pagina 14]
| |
Niet te kort of niet te lang,
Figelant is zy van gang:
Daar is geen schoonder in heel het Land.
3.
Maar toen nam ik myn afscheid
Van haar dien zoeten Engel,
Ik heb haar adieu gezeid,
Met tranen vol van mengel,
Wat gaf zy my toen te pand,
Het was op trouw haar rechterhand,
Ik gaf haar een zoentje ik trok van kant.
4.
Als ik myn reis nu had volbragt,
Op de Zee met duizend stroomen,
Van haar gedroomt zoo meenigen nagt:
Ik ben weer t'huis gekomen,
Van myn Reis met 'er spoet,
Al naar myn Alderliefste zoet,
Ik bragt haar mede veel Zits en Goed.
5.
'k Daar toen hoorde als dat myn Bruit,
Een ander had uitverkooren,
Myn hert dat berst ik riep overluit
Ach! was ik nooit geboren:
Ik zei wel myn lieve Saar,
Gaat gy by een ander zwaar,
Verlaat gy zoo'n trouw Minnaar?
6.
Wel lief was uw getrouwigheid,
Van my zoo gauw vergeten,
Toen ik u aannam voor meid,
Met bidden en met smeeken,
| |
[pagina 15]
| |
Lief wie heeft u zo verdooft,
Dat gy klapperny gelooft;
Uw Maagdebloeme die is gerooft.
7.
Ach Lief gy slachter de Moriaan,
Gy draaft met alle Winden,
Veel van beloven en weinig van doen,
Gelyk ik ondervinden;
Liefste beklaagt uw eigen schand,
Blust nu vry uwe minnebrand,
Want uw Fortuin is nu van kant.
8.
Nu wil ik dan voor afscheid,
Myn jonk hert laten vertroosten,
Al met een frischen Romer Wyn,
Varen dan weer na het Oosten,
Daar leef ik buiten zorg en pyn,
Adieu gescheiden Lief van myn,
Ik hoop God zal uw Leidsman zyn.
|
|