Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 435] [p. 435] De kinderjuffer Tegen de schoolmuur, wat teruggeleund van 't kabbelend gebabbel om haar heen, stond ze geduldig op het kind te wachten. Het hing binnen de klem van haar gedachten zoo zwaar en pijnlijk, als haar zieke been in 't stelsel hing, waardoor het werd gesteund. Ze had zich hevig aan het kind gehecht maar wist toch, dat ze hem niet méér kon zijn dan iemand, die hij graag vertellen hoorde, en die hem ergerde, als ze hem stoorde wanneer ze niet kon slapen van de pijn als ze haar been per ongeluk had verlegd. Maar ze verbood zichzelf het minst gedruisch omdat de jongen in haar kamer sliep en 't kleinst geluid hem uit de slaap kon wekken. En als ze zwijgende hem toe kwam dekken wanneer hij koortsig om zijn moeder riep (die nooit kon komen, want ze was nooit thuis), keek ze verteederd naar zijn kleine mond die zooveel harde dingen zeggen kon wanneer ze hem niet vlug genoeg kon loopen. En was ze dan weer in haar bed gekropen, dan lag ze uren wakker, en verzon het nieuw verhaaltje, waar ze hem mee bond tot hij verveeld weer om een ander vroeg, en of hij nu niet buiten spelen mocht - zoodat ze, in een plotseling verlangen hem vast te houden, hem voor goed te vangen, wild in haar denken naar een sprookje zocht en dacht: o God, ik ben hem nooit genoeg. - Als hij nu weggaat - ze werd koud van schrik - als hij nu wegloopt, waar loopt hij dan heen? Misschien gaat hij weer bij zijn moeder klagen en roept ze me - en dan word ik ontslagen - Maar nee - ik heb gelukkig nog dat been, ze krijgt toch niemand zoo goedkoop als ik. - Lita VUERHARDT. Vorige Volgende