Goede vriend,
God is vaak hard voor zijn getrouwen, Hij, die als géén hard was voor zijn eigen Zoon.
Nest, ook gij zijt al weldoende voorbij gegaan: hoevelen hebben niet aan uw oorschelp - blijk van hoogst vertrouwen - dingen gefluisterd die men slechts God openbaart, omdat gij de gave bezat, alles te verstaan op een half woord, en in zelfvergeten, meevoeldet met de duistere wonden die een mensenhart soms schenden.
Gij waart goed: daarom werd ge zo vaak verraden. Een mild mens vindt altijd lippen die zich samenvoegen tot een Judaskus: men laaft zich aan de bron om haar de rug te keren...
Gij werd gevangen gezet, verlagende brutaliteit, ontzettende morele eenzaamheid, physische miseries, angstwekkende ledigheid en innerlijke onrust waren uw deel. Gij, de man van duizend illusies hebt stuk voor stuk alles rondom U zien wegbrokkelen wat edel was en waar, wat mooi was en goed, evenwichtig en zuiver, krachtig en groot.
Na uw in-vrijheid-stelling werd ge gebroodroofd op grond van een totaal valse beschuldiging, en nog steeds woog op u de last van ‘sûreté’ en gerecht, huiszoeking en angst om de toekomst.
In de aanvang van onze vriendschap, nu ruim twaalf jaar geleden, droegt ge uw doornenkroon nog ostentatief om uw hoofd, later droegt ge ze rondom uw hart; ze werd er niet minder pijnlijk om. Slechts na veel leed klaart eigen verdriet op tot vreugde voor anderen...
Men geselde U niet, althans niet met touw en staal, doch striemen honende woorden niet vaak pijnlijker dan de marteling in het vlees? Degenen wier handen men met de schoonste gaven heeft gevuld, vinden later soms de scherpste messen om te bevechten of te kwetsen...
Lang was uw martelgang naar Golgotha. Lang hebt ge het kruis gedragen vooraleer het kruis U droeg. Het is hard voor een vriend doch er zijn uren dat men slechts ademloos kan toezien, wanneer een ziel in gruwelijke eenzaamheid de paarse lijdensweg opgaat, naar het ultieme offer... Het zwaarste eind weegs moet men steeds alleen gaan...
Reeds oog in oog met God, hebt ge, glimlachend naar de dood, de schoonste bladzijde van uw ganse litterair oeuvre geschreven voor uw doodsprentje: wie zich zo klein maken kan, moet wel zeer groot zijn...
Toen wenkte U de dood, en werd uw leven LEVEN...
Nu ge snikkend om Gods hals hangt, heilige Vriend, bid voor ons...
Broeder MAXIMINUS.