Ernest Van der Hallen leeft!
Een man is een mens die koppig de jongeling blijft die hij was.
(C. Verschaeve)
In dit nummer staan reeds verscheidene hulde-artikelen; de meeste van vrienden, die de dode beter kenden dan wij, die hem geregeld bezochten of sinds lang lief en leed met hem deelden. Wij ontdekten hem eerst langs Christiaan en Ridder Arnold en Charles de Foucauld. Wij hoorden de deining van zijn woorden bij 't lezen van zijn boodschappen. Eerst laat, niet lang voor zijn dood, mochten wij de goedheid van de grote donkere ogen voelen, mochten wij naast de slanke gedaante met de hoge schouders wandelen en zwijgen en kwaad zijn om het onrecht en mild worden voor de schuldigen.
Ernest van der Hallen, wij zijn te jong om U met de gepaste woorden te huldigen.
Maar wij zijn niet te jong om wat wij van U leerden, te laten groeien en gedijen. Voor ons, jonge mannen en meisjes, hebt gij uw brieven en vertellingen geschreven. Aan de jongste telgen van de gezonde stam dacht gij, toen er ondanks dodend onrecht nog hoop gloeide op uw bleek ascetengelaat. Wij hoorden uw stem omdat gijzelf een van ons waart, een man die de eed van zijn jeugd nooit ontrouw was geworden. Gij waart de hartstochtelijke dromer, die vurige landschappen had bewonderd en hun tover in onze harten voerde; gij waart de immer gastvrije vriend, die de ontmoedigden opbeurde, de zoekers steunde; gij waart de man die eerlijk nagedacht had en nu naar zijn reine overtuiging leefde. Geen prediker, maar een voorbeeld!
Gij waart voor ons: Nonkel Nest!
Voor de vele duizenden, die U alleen kenden langs uw boeken, schrijven wij deze bijdrage. Eenvoudig zoals gijzelf in uw woorden waart. Dankbaar en gelukkig, omdat wij uw harde hand nog drukken mochten en uw blik voelen bij 't afscheid.
De tijd waarin we leven roept om iets anders. De mens, ofschoon piepjong in de aardse evolutie, waant zich reeds schrikkelijk oud, meent de grenzen van ieder mogelijkheid bereikt te hebben. Duister en ingewikkeld verstrekt hij uitleg over het verval, waar zijn wezen in ondergaat. Het is de eeuw van psychiaters en cultuurphilosophen, die er door eindeloze advertentie-campagnes in slagen hun volledige nutteloosheid te verdoezelen. Het is de eeuw van Himmler en Ganddhi, van Rosenberg en Picasso, van de totale verwarring der geesten, van dood en geboorte.
In deze gevaarlijke overgangsdecennia evenwel rusten reeds de kiemen der heropstanding. Onvermoede geestelijke waarden woelen