Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] Bruidsliederen I Klaag bruid: ik ben de ree in wintertij, ach, volg mijn spoor, herken mijn slank gewei in het stramien der twijgen. Ik dwaal, als vlokken op de winden doen, en zoek de grenzen van dit dor seizoen, den weerklank van mijn hijgen. Uw klacht zet woud en wei in lentedos, de haz'laar bloeit, van dauw doomt bloem en mos, verrukt in voois en zinnen gorgelt de nachtegaal, en bovenal van zonne blaakt het blij ontwaakt heelal. Klaag, bruid, uw klacht is minne. II Hoe onaanraakbaar bloeit de tulpe doch vult één straal haar leege schulpe, zij bloost en brandt, en teer, maar trotscher dan de roze, verteert zij zich, de roekelooze, in d'eigen brand. o, Lief, haar bloeien doet mij blozen, ik ben de leege, ik ben de broze in hart en zin. Dat trotscher dan de tulpe ik bloeie wijl gaaf verterend van mijn gloeien, ik min, ik min... ALBE. (Uit de jongst verschenen dichtbundel ‘Groenendaalsche Clausuren’.) Vorige Volgende