Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 302] [p. 302] De nachtwind De zee ligt paars in avondlicht te gloren. De nacht ruist aan en kleurt de heuvels bruin; een grijze meeuw vlucht krijsend langs het duin: zij is een kind, uit zee en wind geboren. De nachtwind komt en rent van kruin tot kruin; hij blaast een jachtlied op zijn sombre horen, en zij, die bij het haardvuur waken, horen de donkre noodklank van zijn stormbazuin. En aan mijn raam hoor ik zijn adem hijgen, één ogenblik, als hield een ruiter stil, die moe van dolen is, en rusten wil en weifelt of hij keren zal of blijven, en dan, met barse ruk, de teugel wendt om doelloos-woest het duister in te ijlen in wervelwilde draf. Waarheen? Ach, mijlen, eeuwen ver, naar 't land dat niemand kent, dat vóór zijn blik in de eeuwigheid zal wijken. En ik, die eendre onrust in mij voel: meeuw op de wind en ruiter zonder doel, hoe zal ik ooit dit land, mijn droom, bereiken? Andries POPPE. Uit: ‘DE KLIP IN ZEE’, bundel in voorbereiding. Vorige Volgende