Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Endymion I. Preludium Gelijk de blauwe sigaretten-kronkelboog ontviel de avondlucht uit de zwijgende bomen en sleurde uit hol-grijze bloemenkelken omhoog in slierten van dronken grond, zijn dronken dromen. Purperen zachtheid der rust. Zo slaapt het hart onder den spiegel van wellustzware zomernachten. Krekels trachten de snerpende smart. Een onomvatbaar woord, een blauwe zucht wellicht bestreelt de kim om biddend te verdwijnen ginder-ver in 't half-geloken vensterlicht, en zinkt in nacht als lange denkerstreinen. En boven alles beginnen de sterren te tikken. Melusine geeft met haar licht-satijnen rapier in 't zwart papier lieflijke prikken. II. Endymion's Zang Hier is mijn lip om U te strelen, geurig bladerkleed waarop de manestralen spelen wanneer in licht ontkleed Artemis mij den dromenkus komt stelen. Ach, liefdeslied, hoe moet gij zwijgen op dat roesvol uur; gij weet, het bleke licht komt zich neigen in oneindig vuur en legt een zoen op uw levenshijgen. [pagina 301] [p. 301] Helaas, Zij komt in uwe nachtgedachten en gij aanschouwt haar - in een droom, - en baart zelfs niet de machten een arm van u naar den blanken arm der Godin te trachten. Herder in liefde, ach, weid uwe planeten in 't hemelruim, Bedelaar van geluk, de vermiljoenen cometen van Eoos' tuin wiegen uw dromenvlechten tot vergeten. Mijn hart, gij moet u maar ter ruste leggen op den zephieren schijn van met rozen doorvlochten zomerheggen, zoals een zee van karmozijn in haren schoot haar bitter vers moet zeggen. III. Clair de lune De reusachtige parel die de maan is als een waterfontein lokt uit haar snaren van zilveren zijden met haar hand van geurige jasmijnen het paarlemoer dat haar tot nachtgewaad moet zijn. Het witte paarlemoer waarin de koortsen dalen en langs haar vloeiende leden komt Ariël gegleden met den zo fijnen sluier dien de gebeden verlengen van een insecten-priesterkoor. De horizonten brengen een adem langsheen het oor en in sourdine stijgen tonen van Claude Debussy. Adriaan PEEL. Vorige Volgende