| |
| |
| |
Denise
Voor Prof. Dr. Frank Baur.
PERSONAGES
DENISE VAN DER STEVELEN: lerares. |
EVA FRANKEN: haar collega. |
ELSJE PLOUVIER: idem. |
LAURA VAN DURPEL: collega; oud-medeleerlinge van Peter Born. |
PETER BORN: leraar, pas in dienst. |
KAZEMAN: Directeur der school. |
PLAATS
Klaslokaal of feestzaal der school. |
Elsje en Eva; Laura.
's morgens
Goeden morgen, Eva; riep je mij?... Wat zeg je? Een nieuwe collega; wacht even; ik ben zo bij je... toe vertel vlug! Is hij jong? Hoe ziet hij er uit?
Zeven en twintig jaar oud, vertrouwde Kazeman me toe; maar hij schijnt ouder, weet je; slank, verwarde haarbos; energiek gezicht; hij heet Peter Born, spreekt goed van zich af en lachte niet toen Kazeman een schuine opmerking maakte! Méér weet ik niet. Kijk daar komt van Durpel!
Goeden morgen! Zeg, is het waar dat Peter Born hier in dienst komt? Toch waar? Wat grappig! Nee zeg, dat is om te schateren! Als hij mij ziet trekt zijn gezicht op regenweer! Peter Born en Laura van Durpel in dezelfde school; drollig toeval!
En of ik! Hij was m'n medestudent; een kurk van een vent, die met genoegen leeft tussen bed en boeken! Mijn vriend? Lieve hemel, nee: danst slecht, rookt niet, flirt nooit, drinkt alleen spuitwater! en in het hele baksel: niet één gezellige ondeugd! Interessante kerel anders; maar spint zich in een cocon gewetensbezwaren. Nee zeg, Peter Born... ik ben benieuwd hoe hij er uitziet. Let eens op zijn gezicht als hij mij te zien krijgt! Dag! Ik heb nog wat te beredderen... lieve hemel, Peter Born!
Zo, nu weten we iets meer: danst niet, flirt niet en rookt niet; kan ook de Laura niet bevallen! Zij sprak geen lof!
Dan moet die Peter Born loffelijk zijn! Wie met haar niet harmonieert, is mij sympathiek... Daar luidt de bel weer een vervelende week in! Ik zie je wel bij Denise, Eva, tot kijk!
| |
| |
Denise, Laura, Eva, Elsje.
Nu, hebben jullie mijn Petertje naar de ziel getast? Bij mij heeft hij al een ruit gebroken, dat zeg ik jullie. Hij zat op het bureau, toen ik binnentrad! ‘Hullo Peterman’ galmde ik joviaal, iets te joviaal voor de directeurlijke waardigheid van Kazeman, die na m'n vertrouwelijke begroeting z'n voor de gelegenheid opgezochte voorstellingsformule niet kon uitgorgelen! Ik riep dus: ‘Hullo Peterman’ met m'n op één na lieflijkste stembuiging. En weet je wat die geborneerde Born bromde? ‘Dag juffrouw’ zegde hij koel, met een strak gezicht, en het handdrukje dat hij me toemat betekende zoveel als: niets tussen ons dan een groet van ver! Wat doen met zo'n vlegel? Negéren of opvrijen? Wel, hoe vindt jij hem. Elsje? En jij, Denise? Zeg je niets? Grut! Wat zijn jullie wijs zo je oordeel op te schorten. Hier heb je hem! Komt hij hier eten?
Bravo Peter! Je maakt vorderingen. Een fikse kerel, op de keper beschouwd! Is amper twee uur op de monsterrol, en komt al van de koffie snoepen.
Mejuffer Denise was zo vriendelijk mij uit te nodigen!
(Verbaasd, een tikje geïrriteerd) Mejuffer Denise! Grut kerel!
(met kalme nadruk) Je mag gerust Denise zeggen... Peter. Ga toch zitten... Melk? Veel of een scheutje?
Peter... Denise... je... Kerel! je maakt vorderingen!
Kazeman, Laura van Durpel.
Juffrouw van Durpel, weet u waar mijnheer Born is?
Hoe kan u zo iets vragen? Lokaal I, gelijkvloers; daar krijgt hij alles: melk, koffie, glimlachjes, en een zekere soort vriendschap.
(vertrouwelijk) Zeg, is het werkelijk zo wit tussen beiden?
Wel... zij kan hem goed lijden, en wat Peter betreft... ja, ziet u, van dien sinjeur kan ik niets met zekerheid zeggen... Maar spelen doet hij niet!
Wel, wel... nu, 't zou me niet verbazen, moesten ze 't eens worden!
Ze worden het nooit eens, Mijnheer de Directeur!
Wie weet! In liefde geldt geen sluitrede!
Precies daarom! Ziet u, als Amor met die twee mensen een rekensommetje maakte dan kon u binnen zes maand bloemen laten afgeven... maar...
Larie! ze zijn beiden jong, ernstig; ze hebben een héél leven vóór zich!
En wat hebben ze achter zich, Mijnheer de Directeur? Ze sluiten beiden hun hand om een glanzend hulstblad herinnering! Het is dood, het kwetst, toch hebben ze 't lief. Mijnheer de Direc-
| |
| |
teur, zijn diepe mensen geen domoren? Verleden heeft op het heden immers geen recht; bij hen, veel macht! Ze worden het nooit eens... nooit!
Peter, Denise.
Denise, kan ik je even spreken?
Wel, zie je, Denise... ik... weet je... ik kan moeilijk met m'n vraag over de brug komen... omdat... nu ja, ik ben wat aan je gaan hechten, maar je weet dat ik veel van iemand heb gehouden, en er is twijfel in mij aan de taaiheid van elk gevoel. Ik wil geen weg van schone woorden leggen, dien ik dan, met een half hart misschien, zou moeten gaan... En dan nog, wij kenden beiden onze liefde en onze ontgoocheling... Ik kan toch niet zeggen: Denise, neem m'n hart in beide je handjes... je zoudt weten dat ik enkel herhaalde en ik wil niet herhalen... jij moet nieuw zijn. Laat ons elkaar beter leren kennen! Ga met me uit, als vriendin! Misschien zal ik jou weldra iets anders kunnen vragen. Wel, wat antwoordt je nu?
En welk antwoord verwacht je dan, Peter? Moet ik je nu niet om den hals vallen, en den hemel danken voor de schitterende kans, die me geboden wordt? Kijk eens aan: Peter Born, leraar, jong en niet onaardig! Waarom glimlach ik nu niet verleidelijk en vraag ik niet: nu beste Peter, wanneer kom je thuis kennismaken? Zie je, niet wat je zegt, prikkelt mij, maar de toon! Is het omdat ik stilaan een jaartje ouder word dat je jezelf onweerstaanbaar acht? Heb je m'n huwelijkskansen berekend, en weet je dat ik, koel geredeneerd, die kans op Peter Born, leraar, jong en niet onaardig, dat ik die kans moet grijpen met beide handen? Je kunt wel enkele talen lezen, Peter, maar een hart heeft een vreemd alphabet! Je kwetst mij met je zelfverzekerd toontje! Wat je kent laat me tenslotte koud; ik wil in mijn liefde den man voelen; niet een bundel talenten en hoedanigheden... Toch neem ik je voorstel aan. Niet, omdat je jong bent, leraar en niet onaardig, maar omdat er iets in jou mij bevalt! Ik heb je dat toen in je klaslokaal ook gezegd... Wat antwoordt jij nu?
(met een pijnlijk lachje) Ik voel mij als een afgestrafte schooljongen! Ik dacht jou goed te kennen, maar heb je nu eerst ontdekt. Mag ik je dan vragen tijdens het kerstverlof eens met me naar een toneelvoorstelling te gaan?
Het zal weer heerlijk worden... als een Lente weer!
| |
| |
(zacht) Ja, het zou weer heerlijk worden! Maar je hadt ongelijk, Peter, over jouw twijfel te spreken! Ligt ook mijn liefste bezit niet in wat eens was? Wie z'n hart hoog draagt, verminkt nooit zijn herinnering, maar verguldt ze...... Het zal moeilijk zijn, Peter.
Elsje en Peter Born.
Nu Peter, zo heel alleen? In gedachten?
Ja, precies, Elsje; heb je Denise niet gezien?
Neen. Was ze niet bij Laura?
Bij Laura? Nu dat zal wel...
Je hebt zorgen, niet? Waarom hebt je Denise zo beledigd, Peter?
(Plots, als woest, een heel ander man) Ik kan het niet verdragen van haar lichte geestigheden te horen. Dat ze iets dergelijks voor Laura laat; zo'n grootpraat is haar natuurlijke uiting; de platte vertolking van de essentie uit Aphrodite, Chéri, la femme et le pantin’ en ‘Der Minnen Loop’ plus een eigen snuifje van vuiligheid-om-der-vuiligheid-wille! Ik kan dat niet verdragen; en 't verveelt me altijd die Laura bij Denise te vinden: een smeerwortel bij een orchidee! Die vrouw is héél vlees, haar liefde, verminking. Denise vriendin van Laura? Bestaat niet! Men zou vlug de gevolgen zien, want Laura's vriendschap is als een slek: zij laat een slijmspoor!
Je mag niet zo smaden, Peter! Kerel, veer fiks recht...... Wat zit je hier te kluizenaren? Je haalt het bittere van de schil. Kijk daar heb je Denise met Kazeman. Ik loods hem van haar weg. Als ik jou was bood ik mijn verontschuldigingen aan!
Toe, Peter, jij bent één van die mensen, die zo vlug van repliek dienen, dat ze dienen vast te houden aan woorden, die men niet gans meende! Jij was scherp, Denise ging te ver. Zij is te fier nu tot je te komen! Doe jij dan dien stap. Wie van beiden toegeeft, overwint beiden!
Het is mogelijk; maar ik kan niet, Elsje! Heb ik ongelijk?
Ongelijk? (aarzelend)...... Neen!
Laura en Denise.
Belediging? Noem jij dat een belediging? Neen, Denise, nu maak je van een erwt een ei, weet je! Hij heeft enkel gezegd dat het onbetamelijk was op die manier te gekscheren! Hij steigerde toch maar eventjes tegen je op, niet? heb je gezien hoe rood hij werd? En dat hij wat luider riep, dan nodig was, nu
| |
| |
ja, hij is tenslotte geen heilige, die buiten de sfeer der ondeugd leeft! Maar, beken eens eerlijk: je houdt van hem!
Nee, ik heb hem niet lief!
Maar Denise, je spreekt op een toon, alsof het een schande is van Peter te houden. Hij is toch degelijk en braaf. Met hem wordt je leven zoiets als een tramlijn tussen twee halten. Een rustige kerel is hij; misschien geen hoogvlieger in de passie; een ietsje te koel waarschijnlijk, maar dat past sommige vrouwen uitstekend. Hij is zeer braaf; zeven en twintig jaar oud, en een moederskindje nog! Ik zie jullie al zitten in de woonkamer: jij met een breiwerkje; hij met een studieboek. In bed zal hij vragen of je niet te moe bent! Waarom zeg je niet ja? In elk gebaar vraagt hij je!
Ik zou hem ongelukkig maken, en hij mij onvoldaan laten, misschien!
Waarom verstrakt je gezicht dan, als hij met Elsje over letterkunde spreekt?
Waarom? Ja, waarom nu? Wel, dat hij dan Elsje neemt; zij vertroetelt hem met haar ogen! Er is méér sympathie tussen hen, dan in mij en Peter!
Maar ga jij dan met hem uit, als je zo in zijn voordeel pleit!
Ik gaan dansen met Peter? Nee, nu doe je me lachen; ik zou hem zonder het te willen een lesje geven...
Wel zeker; een lesje in de liefde-van-het-gelijkvloers! Een man vergeet zo'n lesje niet en vergeeft het nooit! Bovendien, zijn gevleugelde liefde zou me niet voldoen; zij maakt lippen koel! Maar, doe geen domheden, Denise; tenslotte is Peter een doorbrave, degelijke kerel! Vindt je hem niet braaf, Denise? En wat die belediging betreft, nu ja, hij riep wat luider dan nodig was, en smaadde wat! Denk er eens over na, Denise, tenslotte is hij een degelijke kerel en doorbraaf. Tot kijk!
Wanneer ga jij nog eens uit?
Ik, morgen natuurlijk, naar Century!
Ik ga met je mee! Vindt je 't goed?
Natuurlijk... maar... Peter?
Hij mag alleen naar den hemel gaan, of... met Elsje!
Eva, Denise; Kazeman, Born.
Denise, Kazeman vraagt je even op het bureau te komen. Zeg, Peter is er ook!
Oh! zo. De Heer Directeur rekent het tot z'n bevoegdheid
| |
| |
ook in gevoelszaken z'n woordje mee te spreken! De kaasman met den palm! Nu, bestuurder-koppelaar, ik voorspel u weinig succes! Goeden morgen, Mijnheer de Directeur; m'neer Born!
Dag juffrouw; gaat u toch zitten.
Oh, wat u aan beiden te zeggen heeft, zal niet zo lang duren, nietwaar?
Neen, waarschijnlijk niet! Juffrouw, mijnheer! Ik heb als stelregel aangenomen, mij nooit te mengen in de persoonlijke zaken van mijn personeel! Wat u in uw klaslokaal met de klasse doet, staat onder mijn rechtstreeks toezicht; wat buiten de school gebeurt, gaat mij niet aan! Ziet u, zelfs als de verhouding tussen twee leerkrachten van verscheidene kunne te vertrouwelijk wordt, zelfs dan, zeg ik, zelfs dan, ben ik aan twee ogen blind, en geef slechts een stille wenk! Juffrouw, mijnheer; ik geloof, euh, niet dat ik u een stille wenk moet geven, want ik krijg niet de indruk dat bij u, beide uitstekende leerkrachten aan een uitstekende school, ik krijg niet de indruk, zeg ik, dat bij u de verhouding zich ontwikkelt in de richting van een steeds groeiende, voor de normale gang der schoolzaken eventueel belemmerend kunnende worden intimiteit! Integendeel, juffrouw, mijnheer, ik meen te mogen zeggen, dat u, om een enigszins martiale uitdrukking te gebruiken, ik meen te mogen beweren, zeg ik, dat u op voet van oorlog leeft! Ik herhaal dat privaatzaken niet binnen mijn bevoegdheid van schoolhoofd liggen, maar u zult begrijpen dat ik voorstander ben van een hartelijke omgang tussen de collega's, en dat het me verveelt twee jonge mensen stom te zien lopen. En zeker wordt het me onaangenaam te moede, als die twee jonge mensen, euh, om enigszins voorzichtige termen te gebruiken, als die twee jonge mensen, zeg ik, elkaar in den beginne, euh, goed konden verdragen!
Pardon, Mijnheer de Directeur, sympathie is geen genegenheid!
Zeer juist, juffrouw van der Stevelen, inderdaad zeer juist; maar u zal moeten toegeven, dat sympathie, die u dus niet ontkent, - en dan grijp ik naar de ziel van dat woord, en niet naar de vage term dien men toepast op honden, tafelkleedjes en katten - U zal moeten toegeven, dat de sympathie, die u dus niet ontkent, veeleer de bladgrond was, waarin een genegenheid kon ontluiken, dan een steen des aanstoots voor beiden. Daarom stel ik voor, als schoolhoofd in de eerste plaats, en ook als belangstellend medemens, daarom stel ik u voor, met een flinken handdruk de nieuw-geschreven vriendschapsbrief te bezegelen! Juffrouw, mijnheer, bepraat even de zaak met elkaar! Ik ben dadelijk terug!
Toe, Denise, sla nu niet alles stuk om een heftige woordenwisseling!
Och, het gaat niet om die ruzie, Peter! Ik zie m'n eigen hart zo duidelijk. Het is niet waar dat ik niet meer van je hou door
| |
| |
dien banalen twist; ik heb banaal ruzie met je gemaakt, omdat ik niet van je hield. Ik weet niet wat ik tegen je heb, maar jij bent niet op den horizon van mijn verlangen! Elke breuk was mij een opluchting, elke verzoening heeft mij beklemd! Ik vrees je, omdat vroeg of laat je toch te sterk voor me wordt. Ik ben maar een vrouw - en als ik toegaf zou ik liegen in m'n eersten kus, en nog liegen in m'n laatste geven! Ik zou, in je armen, onbereikbaar zijn, Peter! Jij bent, objectief beschouwd, de beste, voor mij de slechtste toch, omdat ik jou het minst lief kan hebben! Mijn liefde is geen minnelijke schikking, mag geen minnlijke schikking zijn tussen een lauw hart en tien redelijke gedachten.
Je moet me vergeven, Peter; ik heb gezocht naar iets dat zich tegen jou kon keren; ik zocht een redelijk argument om mijn gevoel te steunen! Ik zei dat je verwaand was; dat is niet waar! Dat je schraperig bent: gelogen! Ik weet dat je goed bent, maar je moet niet goed zijn, niet lief en niet zacht. Ik zou willen dat je me sloeg, maar dat ik je lief kon hebben! Wien ik bemin, krijgt een slavin! Ik wil zijn z'n vrouw; zijn vervulling in lust en geest, maar ik moet hem liefhebben, zó liefhebben, dat niet een rilling van walg antwoord is op elke kus! Oh nee! liefde is geen roes, en blijft geen roes; maar ik wil in mijn liefde roes kennen; ik wil z'n hartslag voelen tegen mijn borst, zijn arm die den mijn plet, zijn beet in zijn kus... en dan zal ik, gebeten en gescheurd, in dat supreme ogenblik lief hem hebben, lief hem hebben met elke vezel vlees, en geven kus voor kus, en toebehoren voor altijd, hem die mij nemen kon, zó... Jij bent te beheerst, voor jou is norm, leven; voor mij is elke norm dwang! Ik zou je verlagen en je ontgoocheling zijn, Peter!
Ik vrees dat je ongelijk hebt, Denise; het spijt me. Nu ga ik, en kom niet tot je weer!
Het spijt me erg, Mijnheer Born!
Juffrouw van der Stevelen, het ga u goed! (kalm geeft hij een hand en gaat).
Ik zie je toch niet graag zo weg gaan...
Ik begrijp je wel, Denise. Maar één mens bindt één leven!
Wij moeten kiezen! Het ga je goed! (af)
(Na een pauze, zeer zacht)...... Peter...
Eva en Denise.
Roep hem terug, Denise! Je hadt ongelijk; jij bent geen Laura! Roep hem terug; ik weet het, hij zal komen! Het leven drijft; er zijn vele vrouwen langs de weg, dien een man gaat! Hij is geen kind van zeven en twintig jaar! Wie een mysterie bevroedt, vindt niet gemakkelijk woorden, en kleedt het niet in spot! Zijn beheersing is besef, niet masker van koelheid; beheersing betekent hartstocht; de rijkste helft van liefde is beheersing. Je verlangt
| |
| |
iets overweldigends zeg je, liefdeleven als een vlam, neen, Denise, je vraagt liefdedood, je vraagt smaad, je vraagt ontgoocheling! Versmaad niet wat je in je diepste wezen bewondert! alleen wie zich beheerst, weet wat passie is; alleen gemis leert liefhebben! Roep hem terug!
Roep hem terug! Je moet voor geluk kunnen knielen. Ik wou dat ik mocht knielen. Denise bekijk jezelf eens! Dààr in die spiegel: nee, nu moet je luisteren! Je bent acht en twintig jaar oud; kijk in de spiegel! Wat merk je in elke ooghoek, Denise? Zijn er geen rimpels, Denise? Nu kan je die rimpels wegwerken met poeder; later kun je ze niet meer overpoederen die rimpels! Bekijk je gelaat, toe bekijk het, en tel tien jaar bij je leeftijd op!
Denise, het leven drijft! Bedrieg jezelf niet! Born laat jou niet onverschillig, en hij houdt van je. Ga aan het leven niet voorbij! Later zweeft het vóór je uit en je zult reiken met oude armen naar een jong geluk! Denise, ik ging aan het leven voorbij; ik ben acht en dertig jaar; Denise, het leven gaat aan mij voorbij!
Roep hem terug! Kniel om te leven; oh kniel voor het leven; het is de enige God!
Ik kan niet, Eva. Er is een droom in mij, en Peter past niet in dien droom! Ik weet het, hij laat me niet onverschillig! Hem roepen? Ik kan het niet, Eva! Ik zou het willen kunnen; ik kan het niet!
Oh, kon ik je de kracht van mijn besef geven!
Kazeman en de anderen
Zaal; feeststemming.
... En dus, Dames en Heren, meen ik te moeten besluiten met de uitdrukking van den vurigsten dank, aan het adres van onze vandaag gevierde leerkracht, Juffrouw Eva Franken.
Weldra zal zij, de welhaast vijftigjarige, mogen zeggen dat zij gekomen is, in, wat Anatole France terecht noemt, het midden van den weg. Op die eerste helft heeft zij - om een enigszins martiale uitdrukking te gebruiken - haar sporen, op die eerste helft van de weg heeft zij, zeg ik met recht, haar sporen verdiend. Zij is vóór de klasse, en misschien wel - zij zal het niet willen toegeven, maar het is toch de waarheid - zij is, beweer ik, in haar klas, en voor haar klasse, grijs geworden! Wij hebben haar steeds als een hartelijke vriendin gekend, bereid om te helpen, en vergevingsgezind. Juffrouw van der Stevelen kan dat met warmte getuigen, daarmee zal mevrouw Else Born graag instemmen; dat zal de Heer Born, die ons de eer en het genoegen heeft gedaan, deze viering bij te wonen, dat zal Mijnheer Born, zeg ik, zich nog herinneren!
Juffrouw Eva Franken, in naam van het dankbare schoolcomité, in naam van uw waarderende collega's, in naam van honderden erkentelijke leerlingen, bedank ik u om uw schitterende
| |
| |
prestatie, als leerkracht en als mens. Dat mijn dank, mijn dank van schoolhoofd, dan het slotaccoord zij van deze danksymphonie!
Peter, Denise.
Je bent gekomen om me weer te zien; wil je nu peilen wat ik aan vreugd en verdriet heb gekend, Peter? Heeft het zin de nieuwe, oh, nog steeds zó tere huid, te rijten boven d'oude wond? Je weet immers wat ik zeggen zal! Mijn gelaat spot nu met alle hoop, en daarom mag ik spreken! Wel ja, toen je voor mij verloren was, toen eerst voelde ik mijn liefde en mijn ontgoocheling! Misschien ben ik een van de mensen die moeten verliezen om lief te krijgen! Een bedroefde vrouw zonder hoop, zoekt troost! Waarom de gore waarheid verhelen? Je weet toch alles, want ik heb vele vriendinnen. Ik gleed op de helling, en heb getracht te remmen door hard werk! Een vrouw kent niet de abstracte belangstelling van den man; wat kon mij letterkunde schelen! ‘Vergooi je toekomst niet’ zegde Prof. Dr. Reusens; hij meende 't goed, maar mijn toekomst lag niet dààr; die was vrouwelijk, en gesloten in den hoekigen greep van een arm! Romans... heel goed! Maar m'n eigen roman, dien had ik verbrod! Het verveelde mij tenslotte; ik heb zo weinig wil, als m'n hart niet ook de richting uitgaat! Je hadt gelijk, wij moeten kiezen! Toen stond ik voor de keus: zelfrespect of sensatie... Bekijk me rustig en zeg wat ik gekozen heb! 't Was pijnlijk soms; bij elke ontmoeting kuste een Laura; na elke ontmoeting weende ik! 't Is zo schrijnend, z'n essentie te verloochenen! Ik heb snel geleefd, om te vergeten; maar je begrijpt: schelle lach en traan in stilte! Ik ben in de eigen zielewereld een nihiliste geworden. Maar met de zweep leert het leven veel! Levensintensiteit hangt af van gevoelsintensiteit en die is kind der ziel! Er ligt geen spanning in verscheidenheid en versnippering; geluk in liefde is concentratie in één gvoel! Ik ben de weg gegaan van het mannetje naar den man. Geluk en genot: ik heb ze vaak verward; geluk vraagt offer, genot vermijdt het! Genot is begrensd, als de streling van een hand! Om het durend te maken, moet je aan je mond een ziel geven! ‘Peter verlangt je nog steeds’ zegde soms een vriendin kort na onze breuk...
Waarom kwam je niet Denise?
Peter, een bedroefde vrouw zonder hoop heeft een graag lijf! Ik had op jou geen recht meer! Eva heeft het mooi gezegd: wie aan het leven voorbijgaat, dien gaat het leven voorbij! Ik bracht twee mensen ongeluk... Vergeef me... kan je me vergeven?
Het valt mij niet moeilijk, Denise, iemand leerde 't mij...
Mijn vrouw ja... Elsje vergaf mij!
Frank LIEDEL.
|
|