Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Dat scoenste Kint is ons geboren Dat scoenste kint is ons geboren, Dat alresoetste mannekijn; Die sijn herte aen hem wilt keeren, Hij sal hem getrouwe sijn. Deus eterne tu piissime. Die wilt goeden huwelic doen, Ons vrouwe sal hem beraden; Sij heeft soe sconen jongen soen, Die wilt sij alom bestaden. Deus eterne tu piissime. Mach men goeden houwelie doen Aen een arm gesellekijn? Het es van haven also bloet, Dat leet in een arme cribbekijn. Deus eterne tu piissime. [pagina 28] [p. 28] Al es dit soete knapelkijn Alte arm van goede, Hij es doch edel ende fijn, Ende alte fier van moede. Deus eterne tu piissime. Sijn voetkens waren dicwile cout Doen hij begonst te gane, Ende altoos was sijn helsken bloot, Ende luttel hadde hij ane. Deus eterne tu piissime. Sijn groot armoede maect ons rijcke, Dat heeft ons sijn minne gedaen. Van liefde en consti niet gerusten, Totdat hy hadde die doot ontfaen. Deus eterne tu piissime. Die hemel vloeyde honechvloet, God vergaf den toren, Doen die ewige wysheit wert In eenen stal geboren. Deus eterne tu piissime. O ewich ende genadich God, Wat hebdi voer den mensce gedaen! Als wy te male niet en syn, Wat sul dij dan van ons ontfaen! Deus eterne tu piissime. Zuster Van Barbaradael Vorige Volgende