De telescoop draait...
De vaste en heldere Ster.
Ge kent de sterren en ge meet hun banen
Weegt bol en bol: hun afstand, zwaarte en kracht.
(Albert Verwey: Aan een Sterrenkundige)
De wetenschap leert ons dat een aantal hemellichamen ‘vast en helder’ zijn. Van hun kracht bewust moeten dan wel die mensen zijn die hun waarde symboliseren door een ster-naam. ‘Vast en helder’ betekent immers: niet uit het zadel te lichten en van hoge wijsheid. De kleine zwakke mens doet graag vermetel. Zodra hij niet meer de zweep der onkans voelt, zodra hem weer een kans geboden wordt, komen de in spijt verdrongen absolutistische neigingen weer boven. ‘Vast’ staan, dat is onwrikbaar, en onwrikbaar dat is die krachten lijmen of aanwenden om de wankelbaarheid te verkleinen, dat is die krachten verdringen of uitschakelen die spelden steken in het zachte kussen der officiële ruststoelen. En ‘helder’ blijkt niet min of niet meer dat alleenzaligmakend oordeel te zijn, die leken-pauselijke onfeilbaarheid: zo en niet anders.
Maar niet zelden dient het sterrensymbool om het oog van een in de grond penibel koekoeksdrama af te wenden. Het nest is voor de ‘ster’ alleen. In minder dan geen tijd moeten de vermeende ‘kleinere vogels’ er uit. Vast zit het aas in de bek. Eén bek, één stem volstaat. - Eén stem volstaat, die ‘forse’ volle stem op de ‘schlager’ van het moment afgestemd. Voorbij zijn de ogenblikken waarop zij wat oversloeg en de keel gedwongen werd wat rust te nemen... Maar nu de wind weer in de stembanden zit, waarom niet het brede largo uitgehaald: virtuositeit van hemelse middeleeuwen tot modern metaphysisch erotisme is kinderspel, alles gaat in de woordenmolen, alles terwille van de nieuw bereikte rust. Voorwaar ik zeg U, ik duid de groten aan van het geslacht, zoals ik het vroeger deed, zoals ik het morgen zal doen. En wie waagt aan dit ‘vast en helder’ oordeel te tornen?
Wij die hier onze gefingeerde telescoop op een symbolische sterre-naam richten, maken ons deze nederige bedenkingen. Hoe geweldig de uitstraling ook moge zijn, als een dodende kracht werkt de sterrekracht niet. Wij zien alleen hoe weinig er nodig is om voornemens te kelderen, hoe de bevrijdingschocolade de gespeende maag bederft, hoe verdiensten worden toegekend al naar het politiek gewicht en de kleurenmenging. Wie niet met de partijfanfare uitgaat heeft geen kans door het weldoende licht der ‘vaste en heldere’ ster bestraald te worden.
Daarenboven schijnt de brave heer Sirius van de Standaard nog hiaten te hebben in zijn formidabel geheugen. Tussen Van Schendel en Lampo staan in onze letteren nog wel enige prozaschrijvers, die de verdroomde toon konden weergeven. Wij zien trouwens niet in waarom een teruggaan naar Van Schendel om iets analoogs te vinden met Lampo's schrifturen deze laatste zó belangrijk maakt. Keren wij de vergelijking om dan moeten wij onwillekeurig lachen... Als wij toch maar een beetje de zin voor maat en overweging toepasten, zouden wij niet telkens het papier doen wapperen met onze grove blaaskakerijen... Er is in Vlaanderen nog een naam die de moeite waard is vermeld te worden, of is Filip de Pillecijn maar een croûte? Lampo en zijn vriend Van Aken zullen wel beter weten!
Zo komt het ook dat in De Standaard op de voorpagina krachtdadig geijverd wordt voor de terugkeer naar de wettelijkheid terwijl op de achterzijde gebloosd wordt voor het noemen van eerste-rangsfiguren als de schrijver van ‘Blauwbaard’ en elementen worden geëerd die alle middelen goed vinden om de toestand van onwettelijkheid zolang mogelijk te laten duren.
Want alles bij mekaar, wat blijft er nu over: een joernalistieke platbroekerij, een normenloze kritiek.
DE STERRENWACHT.