Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Gedicht. Mijn lief ik span de snaren mijner zinnen maar blijf het doode speeltuig zonder hart zoo niet uw fijne zenuw wekt de minne, die, trillend, 't diepste roert, het hoogste tart. IJl is de toon van droefheid of verblijden en koud de stem der hard gespannen snaar, tenzij vervoering deze klanken wijde en zij, als min den minnaar, mij doorvaar'. Hoe zou 'k de blijde merelkeel benijden of 't zingend zieletogen van den zwaan, wen ik, in min verrukt, mij kan bevrijden van ijdle vreugde en allerijdlen waan. Ik ben het holle speeltuig, én de snare, die gij, o Lief, naar uwe minne dwingt, en nauw gaat haar begeestring mij doorvaren of, hoor, de holte trilt, de snare zingt. ALBE. (Uit ‘Groenendaalsche Clausuren’.) Vorige Volgende