xisme, dat hij, niet enkel als priester, verafschuwde, verdedigde hij, lang voor Van Severen het publiek ter sprake bracht, het Solidarisme, dat zijn volk ‘dorisch, sober, klassiek hard en energiek’ zou maken. Want hij kende haarfijn ‘de eeuwige tweeledigheid van problemen als maurassisme of flamingantisme; taalstrijd of nationale strijd; fascisme - nationalisme; gezag en volkscontrool; partij en parlementarisme; bedrijfsorganisatie of beroepsstaat; katholieke actie of politiekvrije godsdienst’ (G. Vandewoude).
Zijn leven was een strijd om klein-Vlaanderen hogerop te voeren. Zo schreef hij kort voor de tweede wereldoorlog: ‘De grootheid ligt niet in het sussen van gevaarlijke houdingen, noch in het overbruggen van scherpe, onontwijkbare tegenstellingen. Grootheid ligt in het waagspel, in het gevaarlijk spel. Grootheid ligt in kamp vaardigheid, in mannelijken strijd met de elementen, die den ganschen levensinzet vergen. In de colonie valt er grootheid te rapen, omdat er gevaar is. De zee is bron van grootheid om de haast roekeloozen kamp met krachten van reuzenformaat. Waar gevaar is gedijt grootheid. En slechts grootheid is scheppend terwijl realisme alleen peuterwerk verwezenlijkt. Het veronderstelt echter in de eerste plaats uit te maken wie de vijand is. Wat is er echter noodzakelijker, dan vooraf het bestaan van vijandige krachten vast te stellen, om ze daarna, ongenadig te bekampen. Of is het misschien goed overeenkomsten te sluiten met den vijand zoodat de beide partijen water in den wijn doen, maar zoodat de vijand toch in huis blijft? Er is slechts een zaak die we niet begrijpen kunnen. Waarom dient de grootheid gezocht in de colonie, of op zee of in het leger? De grootheid ligt hier voor het rapen tusschen het levend en kleingeworden volk van Vlaanderen.’
Helaas, toen Vlaanderen hem het meest nodig had, toen het Nationaal-socialisme zijn lokstem deed horen, ontviel ons Spruytte. Zijn zwak gestel kon de jachtende werkzaamheid niet meer voeden. Eens had hij gezegd: ‘muss ich sterben, so soll es tapfer sein’. En zijn dood was als zijn leven: dapper.
Spruytte's ongewone betekenis lag echter niet alleen in zijn onkreukbare strijdersfiguur. Hij was ook een zeldzaam diep en eerlijk denker. Hij, die vertrouwd was met de kerkvaders en de Indische wijzen, met Augustinus en Nietzsche, had in de Christus, in de Messias de hoogste waarheid gevonden, de belichaming van het Woord. Zo stond hij bizonder sterk om zijn vrienden voor te lichten inzake de vreemde leerstellingen en ideologieën, die Vlaanderen tussen de twee wereldoorlogen dreigden te overspoelen. Steeds ging hij recht naar de kern van ieder betoog en ontmaskerde het sofistikeren der farizeërs, Jammer genoeg vielen zijn raadgevingen niet steeds in vruchtbaren bodem. Zo blijft elk denker eenzaam in zijn tijd en vindt slechts erkenning bij latere generaties, die zijn profetie's aan den lijve ondervinden.
Odiel Spruytte treedt onze geschiedenis in als een machtig strijder, een denker, een volks priester, een groot Vlaams man. Hij leefde en stierf voor het heil van zijn volk. Zeldzame grootheid in een tijd van verbastering en superieur egoïsme. Moge stilaan Vlaanderen's manschap bewust worden van zijn levensboodschap.
Manu RUYS.