Golfslag. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Golfslag– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] September De bralle krachten hebben uitgewoed in donderstorm en regenvlagen dol door kermisdorpen waaiend; van geven moe en nemen zijn nu land en mens en in het tere licht der dagen draalt de nachtelijke droom die over d'aarde groeit en in zijn sluiers hult wat zijne taak hier heeft volbracht. September. En eenmaal komt de tijd dat wij - die alle dingen zagen voor het eerst zó stralend in hun morgenlijken glans dat namen geven werd een lied tot lof van hun en onze onsterflijkheid - ach eenmaal komt de tijd dat wij de lieve dingen moeten zien voor 't laatst, als de vervoering slinkt en d'overmoed en 't hart bang vraagt: wat is verovering in deze wereld waar het ál vergaat waar elk van onze vezels mee gevoed is en vergroeid, o bitterzoete pijn? Dan worden even dierbaar als de vroege de schemerende rozen van September, de zachtontbladerende, die ons leren aandachtig stil te staan en wijs te zijn. Wij zijn maar wat wij zijn en geen bezit in mateloos begeren aan het hart gedrukt kan d'avondlijke moeheid weren die zeker komt, en alles laten w'eenmaal los, ook 't allerliefste...; geen opstandigheid, geen wanhoop helpt ons in dien wankelmoed en alle trots in eenzaamheid is waan. Gods kracht verschanst zich nu in tederheid: laat ons de handen innig in elkander leggen lijk die door avondnevels huiswaarts gaan. Rene VERBEECK. Vorige Volgende